Ellen Meiksins Wood

Arbeid, klasse, staat en globalisatie


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 1998, juni, (nr. 64), jg. 42
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Enkele beschouwingen over het maatschappelijk proces van de politieke bewustwording
De uitdaging van de mondialisatie
Mondialisering, de nefaste sociale gevolgen en de aangeboden remedies ertegen

De arbeidersbeweging van de Verenigde Staten heeft nooit werkelijk een eigen politieke organisatie gehad: noch een socialistische, noch een sociaaldemocratische noch een Labourparty à la Groot-Brittannië; en de Democratische Partij heeft de arbeidersklasse nu nog minder te bieden dan vroeger. Vandaag is de Amerikaanse situatie echter minder uitzonderlijk dan vroeger omdat de gevestigde socialistische- en communistische arbeiderspartijen in Europa de banden met de arbeidersklasse volledig hebben afgesneden. Zij hebben afstand gedaan van de politiek en de taal van de klassenstrijd; de recente verkiezing van “New Labour”, die geneigd is alle banden met de vakbeweging te verbreken, heeft Groot-Brittannië in een politieke situatie geplaatst die erg lijkt op die van de Verenigde Staten: een eenpartijstaat met twee rechtervleugels.

Het is mogelijk dat een overwinning voor zogenaamde linkse partijen, nieuwe politieke perspectieven zal openen. Maar op dit moment nemen velen aan dat het verdwijnen van klassepolitiek een natuurlijk fenomeen is en dat het politieke terrein waar de arbeiderspartijen traditioneel op opereerden, niet langer bestaat. Zelfs zij, die niet accepteren dat er geen alternatief of dat de globalisatie onvermijdelijk is, zijn vaak van mening dat het terrein waarop de strijd zich beweegt onherroepelijk veranderd is.

Waarschijnlijk één van de meest belangrijke aannames van de politieke gevolgen van de globalisatie is dat de nationale staat niet langer een rol van betekenis speelt. Voor sommigen betekent dit dat elke strijd zinloos is. Voor anderen betekent het dat de strijd zich moet verplaatsen naar een internationaal niveau. Hoe dan ook, klassepolitiek lijkt onhaalbaar te zijn geworden.

Ik wil niet bestrijden dat er zoiets als globalisatie bestaat, wel wil ik bestrijden dat de globalisatie de bodem onder klassepolitiek weghaalt. Ik beweer dat de globalisatie klassepolitiek tot een politiek gericht op de nationale staat en arbeidersmacht in een nationale staat juist belangrijker in plaats van minder belangrijk en juist meer als minder mogelijk heeft gemaakt.

Marxisten hebben gewoonlijk benadrukt dat de wijze waarop het kapitalisme groeit de ontwikkeling van klassebewustzijn en klasseorganisatie bevordert. De socialisatie van de productie, de homogenisering van het werk, de nationale, boven-nationale en wereldomvattende onderlinge afhankelijkheid van de samenstellende delen van kapitalisme, zouden de voorwaarden scheppen voor een arbeidersbewustzijn en een massaorganisatie van de arbeidersklasse, zelfs voor internationale solidariteit. Maar de ontwikkelingen in de twintigste eeuw hebben grotendeels deze overtuiging ondermijnd.

Voor de meeste linkse intellectuelen is het falen van de arbeidersklasse om in de twintigste eeuw de traditionele marxistische verwachtingen in te lossen de belangrijkste reden geweest om het socialisme te verlaten of op zijn minst naar andere inspiratiebronnen te kijken. In decennia hebben stromingen zoals “Westers marxisme”, “post-marxisme” en “postmodernisme” de intellectuelen of de studenten of de nieuwe sociale bewegingen, zo’n beetje iedereen behalve de arbeidersklasse, aangeduid als de nieuwe historische macht. Vandaag de dag is de arbeidersbeweging vrijwel verdwenen uit de modieuze linkse theorie en politiek, terwijl “globalisatie” de laatste vernietigende slag lijkt te hebben uitgedeeld.

De meeste mensen die discussiëren over globalisatie zeggen dat in dit tijdperk van wereldkapitalisme de arbeidersklasse, zo ze nog bestaat, meer dan ooit gefragmenteerd is. En als ze links zijn, stellen ze wat we op dit moment kunnen doen is de weinige ruimte die het kapitalisme biedt te gebruiken door specifieke en afzonderlijke gevechten aan te gaan, gevechten die soms worden gevoerd onder de vlag van identiteitspolitiek.

Nu zijn er vele redenen waarom deze tendens om klassepolitiek te verwerpen ten faveure van politieke fragmentatie en identiteitspolitiek zich binnen links voordoet. Eén van de belangrijkste redenen is dat men uitgaat van het idee dat hoe globaler het kapitalisme wordt, hoe meer ook de strijd zich moet afspelen op dat niveau. Het is immers toch zo dat globalisatie de macht heeft doen verschuiven van de nationale staten naar internationale instituties en krachten. Is dit niet een duidelijk bewijs voor de stelling dat de strijd tegen het kapitalisme zich alleen kan afspelen op boven-nationaal niveau?

Aangezien de meeste mensen om begrijpelijke redenen moeite hebben met het idee dat de strijd op dit niveau is te organiseren, is voor hen de logische conclusie dat de strijd gestreden is; het kapitalisme is er voorgoed. Meer dan dat, er is geen enkele reden om een massaorganisatie van de arbeidersklasse op te zetten, een brede organisatie zoals de oude arbeiderspartijen wilden zijn. Met andere woorden, de klasse als politieke kracht is tezamen met socialisme als politiek doel verdwenen. Als we niet een organisatie op wereldschaal kunnen opzetten, kunnen we alleen doorschieten naar het andere uiterste, namelijk naar binnen keren en slechts zeer lokale en specifieke onderdrukkingen bestrijden.

Er zijn nog socialisten die erop aandringen dat we onze aandacht op de internationale arena moeten richten en dat we de kapitalistische globalisatie alleen kunnen bestrijden door een socialistische globalisatie. Sommigen spreken over de “international civil society” als het nieuwe strijdperk, of over “wereldburgerschap” als een basis voor een nieuw soort solidariteit. Toch verdenk ik deze mensen dat zij niet werkelijk geloven in wat zij zelf stellen, in elk geval niet als een antikapitalistische strategie. Wanneer iemand stelt dat de internationale arena de enige is voor socialisten, dan interpreteer ik dat zo dat voor hen de strijd tegen het kapitalisme in feite over is.

Mijn eigen conclusie is een andere, omdat ik van andere uitgangspunten uitga. Om te beginnen wil ik hier herhalen dat ik altijd al gereserveerd stond tegen de stelling dat er een directe relatie bestaat tussen de groei van het kapitalisme en de eenheid van de arbeidersklasse. Reeds in 1981 schreef ik in een artikel The separation of the economic and the political in capitalism over de middelpuntvliedende krachten van het kapitalisme en de wijze waarop door de structuur van productie en uitbuiting in een volledig ontwikkeld kapitalisme er binnen dit kapitalisme een tendens bestaat die de klassenstrijd fragmenteert en beteugelt, die de klassenstrijd intern gericht en specifiek en lokaal maakt.[1] Het kapitalisme heeft homogeniserende effecten en de integratie van de kapitalistische economie geeft een materiële basis voor een solidariteit in de werkende klasse boven de grenzen van de onderneming en zelfs boven de nationale grenzen uit. Maar het meer directe effect van het kapitalisme is om de klassenstrijd op te sluiten in een eenheid van productie en om de klassenstrijd te decentraliseren. Dit is niet, en dat moet benadrukt worden, een gebrek aan bewustzijn van de arbeiders, maar een gewone reactie op de materiële realiteit, een reactie op de wijze waarop de sociale wereld is georganiseerd door het kapitalisme.

Dit betekent ook, zo schreef ik in dat artikel, dat in het kapitalisme politieke kwesties zijn “geprivatiseerd”. De conflicten over autoriteit en de heerschappij waren in het voorkapitalistische tijdperk direct gericht op de machtsdragers: de heren en de staten. In het kapitalisme echter is deze strijd verplaatst naar de individuele onderneming. Alhoewel het kapitaal zeker afhankelijk is van de nationale staat voor de handhaving van de klasseheerschappij van de bourgeoisie en om de sociale rust te verzekeren, is het niet in het kader van de staat, maar in het kader van het productieproces en de daar bij behorende hiërarchische organisatie dat het kapitaal zijn macht over de arbeiders het meest direct uitoefent.

Het feit dat de moderne revoluties juist hebben plaatsgevonden in landen waar het kapitalisme minder ontwikkeld was, heeft naar mijn mening hier ook mee te maken. Als de staat zèlf de belangrijkste uitbuiter is en bijvoorbeeld de boeren uitbuit door belastingmaatregelen, is het moeilijk om het economische en het politieke te scheiden en wordt de staat de focus van alle politieke strijd. Het is op deze manier een duidelijker en meer zichtbare klassevijand dan het kapitaal ooit kan zijn. Als men de strijd aanbindt met het kapitaal, is dit vaak alleen tegen de individuele kapitalen of ondernemers. Proletarische revoluties zijn vooral ontstaan op plaatsen waar de strijd tussen kapitaal en arbeid is samengegaan met een voorkapitalistische strijd, zoals de strijd van boeren tegen landheren en uitbuitende staten.

Maar terwijl ik naar voren bracht dat het kapitalisme tendeerde naar fragmentatie en privatisering van de strijd, leek het mij ook duidelijk dat er zich nieuwe tegenkrachten ontwikkelden: de steeds grotere internationale integratie van de kapitalistische markt verplaatste het probleem van de kapitalistische accumulatie van het individuele bedrijf naar de macro-economische sfeer. Het kapitaal werd gedwongen meer en meer op de staat te leunen om de juiste voorwaarde voor accumulatie veilig te stellen. Ik bracht naar voren dat de groeiende medeplichtigheid van de nationale staat in de antisociale doeleinden van het kapitaal zou kunnen betekenen dat de staat weer mikpunt wordt van verzet in de ontwikkelde kapitalistische landen en zo een tegenkracht kan vormen voor de middelpuntvliedende krachten van het kapitalisme.

Toen ik dat artikel schreef had ik nog nooit gehoord van de term “globalisatie” en kon ik niet vermoeden dat men al snel zou aannemen dat de internationale integratie van de markt de aandacht van de kapitalistische macht zou doen verschuiven van de nationale staat naar een internationaal niveau. Met deze populaire opvatting ben ik het oneens. Mijn stelling is dat hoeveel taken de nationale staat ook mag verliezen, het krijgt er ook een aantal nieuwe taken bij, met name als verbindingskanaal tussen kapitaal en wereldmarkt.

We kunnen erover discussiëren in hoeverre globalisatie werkelijk heeft plaatsgevonden, in hoeverre zaken zijn geïnternationaliseerd of niet. Eén ding is duidelijk: op een wereldmarkt heeft het kapitaal de staat nodig. Het heeft de staat nodig om de voorwaarden voor accumulatie veilig te stellen zoals het handhaven van de arbeidsdiscipline en het treffen van maatregelen om de mobiliteit van het kapitaal te verhogen en tegelijkertijd die van arbeid te verlagen. Achter elke transnationale onderneming zit een nationale basis die afhankelijk is van die betreffende nationale staat voor zijn levensvatbaarheid en van andere nationale staten voor toegang tot andere markten en arbeid. Globalisatie betekent niet alleen dat er competitie bestaat tussen individuele firma’s, maar dat er ook competitie bestaat tussen de nationale economieën. Het gevolg daarvan is dat de nationale staat nieuwe functies krijgt als een instrument van competitie.

De nationale staat is de bewaker van de globalisatie. Het kapitaal in de Verenigde Staten eist in zijn zucht naar competitiviteit een staat die de sociale kosten tot een minimum reduceert en die tegelijk het sociale conflict dat voortvloeit uit het gebrek aan sociale voorzieningen onderdrukt. In de Europese Unie, die het model van een bovennationale organisatie zou moeten zijn, is elke lidstaat de agent die er voor moet zorgen dat de voorwaarden om de monetaire unie te bewerkstelligen worden behaald. Het is niet ondenkbaar dat nationalistische impulsen een eind aan de integratie kunnen maken. Het is echter waarschijnlijker dat deze staten in de nabije toekomst hun centrale rol zullen blijven spelen als kanaal van het kapitaal naar de wereldmarkt, als schepper van de juiste omgeving voor kapitaalaccumulatie en als kapitaal zijn belangrijkste verdediger tegen interne onrust. En natuurlijk, samenhangend met de tegenstrijdige logica van het kapitalisme, dezelfde staten die handelen als agenten van kapitalistische integratie, ontworpen om de competitiviteit van het Europees kapitaal in de globale economie te bevorderen, zijn ook de belangrijkste agenten van competitie in Europa, tussen haar afzonderlijke economieën.

De andere functie van de nationale staat is de mobiliteit van de arbeid te bevriezen, terwijl het kapitaal vrijelijk kan stromen over de grenzen. En zij dient in minder ontwikkelde kapitalistische landen als transmissieriem voor machtige kapitalistische staten.

In elk geval blijft de staat in de nabije toekomst in welke vorm dan ook centraal staan in het kapitalisme. Het is natuurlijk mogelijk dat het bevoegdheden zal afstaan aan lagere staatsverbanden of juist aan internationale instanties. Maar de oude natiestaat, in welke vorm dan ook, zal een dominante rol blijven spelen in het kapitalisme.

Welke effect hebben deze nieuwe functies van de staat op de klassenstrijd? Is het juist, zoals ik heb betoogd, dat de nieuwe functies van de nationale staat in een geglobaliseerde economie er voor zorgt dat zij opnieuw een hoofddoel wordt in de klassenstrijd? Het is nog te vroeg om daarover te oordelen maar het is de moeite waard om de massaprotesten van Frankrijk, Duitsland, Canada, Zuid-Korea, Polen, Argentinië en Mexico te bezien. Wat was hun gemeenschappelijk kenmerk?

Zonder twijfel zullen de meesten stellen dat deze protesten iets te maken hebben met de globalisering. Zelfs als wij het niet eens zijn over bepaalde aspecten van globalisatie, zijn er een aantal aspecten waar wij het allemaal over eens zullen zijn: het herstructureren van de economie in de geavanceerde kapitalistische landen om deze ‘concurrerender’ te maken en als onderdeel van deze reconstructie de verschillende sociale voorzieningen te verminderen. Dit is nu exact het soort medeplichtigheid waar ik reeds eerder op doelde: niet slechts het zich terugtrekken uit zijn sociale functies, maar ook een steeds sterkere rol in het herstructureren van de economie in het belang van het kapitaal ten nadele van alle anderen. Deze activiteiten van de staat hebben mensen op straat gedreven om te protesteren tegen deze nieuwe staatspolitiek, in landen zo divers als Zuid-Korea en Canada.

Recentelijk is een nieuw fenomeen ontstaan. Een massademonstratie in Frankrijk door Renault arbeiders uit verschillende landen tegen het sluiten van een Renaultfabriek in België. Op het eerste gezicht was dit geen demonstratie tegen een nationale staat, maar een internationaal arbeidsconflict tegen een multinationale onderneming. Maar zelfs hier was de drijvende kracht niet alleen de activiteiten van een gezamenlijke multinationale werkgever, maar juist ook de rol die door elke betrokken nationale staat, Frankrijk, België en Spanje, is gespeeld in het herstructureren van het kapitaal, condities scheppen voor de monetaire unie en het manipuleren van subsidies aan de industrie. Ook in dit voorbeeld van solidariteit van de werkende klasse over de nationale grenzen heen, is het eenmakende uitgangspunt niet alleen maar de uitbuiting door een transnationale onderneming, maar ook de acties ondernomen door specifieke natiestaten om de condities voor kapitaalaccumulatie te bevorderen. In dit geval was het protest gericht op hetzelfde soort nationale politiek dat elders protest heeft opgewekt. De Duitse mijnwerkers hadden bijvoorbeeld op hetzelfde moment een actie tegen hun regering in Bonn die de subsidies op kolen wilde intrekken. Dus, zowel in de Duitse als in de Franse zaak, waren subsidies aan de industrie het centrale thema. Maar deze specifieke Europees lijkende druk is slechts een voorbeeld van de meer algemene herstructurering die zowel door de Amerikaanse of Zuid-Koreaanse evenals de Duitse, Franse of Spaanse staat wordt ondernomen.

Globalisatie opent dus juist nieuwe mogelijkheden voor strijd. Door de nationale en internationale economische herstructurering is er een hogere graad van integratie van bedrijfsactiviteiten, zoals interne dienstverlening, specialisaties en voorraad op maat en dit maakt de onderneming meer kwetsbaar voor bepaalde vormen van lokale, regionale en nationale strijd. Mijn punt is dat deze vorm van integratie de staat belangrijker maakt dan ooit voor het kapitaal. De symbiose tussen staat en kapitaal is sterker dan ooit en maakt de staat tot een focus van klassenstrijd in de ontwikkelde kapitalistische landen.

Juist nu kan links zich niet permitteren om dit politieke gebied te verlaten voor of gefragmentariseerde politiek aan de ene kant of volledig abstract internationalisme aan de andere kant. Als de staat de agent is voor de globalisatie is de staat juist ook het middel om deze globalisatie te blokkeren. Als de staat het kanaal is tussen nationaal kapitaal en de wereldeconomie, is het voor antikapitalistische krachten de manier om de levensader voor het kapitaal door te snijden.[2] Politiek zal meer en meer moeten gaan om het gebruik van de staatsmacht om bewegingen van het kapitaal te controleren en om de allocatie van kapitaal en het beschikken over economisch surplus meer en meer onder democratische verantwoording te brengen, in overeenstemming met een sociale logica die afwijkt van de kapitalistische logica van competitie en winstgevendheid.

_______________
[1] Dit artikel werd gepubliceerd in 1981 in de New Left Review en is recentelijk verschenen in mijn boek: Democracy against capitalism: Renewing historical materialism, Cambridge University Press, 1995, pp. 19-48.
[2] Zie ook mijn artikel Globalization and Epochal Shifts: An Exchange, Monthly Review, vol. 48, nr. 9.