Robert Went

Reagans buitenlandse politiek

Naar nieuwe Vietnams?


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, juni/juli 1981, nr. 30
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA


Verwant
De meesters van Nixon
Het presidentschap van Reagan
Europese Unie en “Amerikaanse” oorlog


In de korte tijd dat Reagan president van de Verenigde Staten is staat z’n naam bijna iedere dag op de voorpagina’s. Reagan schopt wild om zich heen: de oorlogsdreiging wordt flink opgevoerd:
- steeds directer wordt er geïntervenieerd in El Salvador. Rapporten verschijnen om aan te tonen dat de Russen en de Cubanen al jaren de hand hebben in de “ongeregeldheden” daar. Gezanten van Reagan vliegen af en aan, de Westerse staatshoofden af, om met “bewijsmateriaal” ondersteuning van de FDR tegen te gaan en ondersteuning voor het slagersregiem te krijgen;
- mevrouw Thatcher wordt enkele dagen in de VS ingehaald als een soort heldin. Samen komt het conservatieve duo tot de conclusie dat het vrije westen – en dus de NAVO – haar invloedssfeer flink moet uitbreiden en de defensie-uitgaven behoorlijk op zal moeten voeren;
- de Chileense junta krijgt weer alle medewerking, de zaak Letelier wordt verder niet meer uitgespit en ook de Boliviaanse junta kan weer op veel hulp en vriendschappelijkheid rekenen als ze de twee het meest direct met de internationale drugshandel verbonden ministers af laat treden;
- de defensie-uitgaven worden opgevoerd. Voor de maanden tot 1982 vraagt Reagan 32,6 miljard dollar extra. Voor de jaren 83-85 vraagt Reagan 1,3 biljoen dollars. Terwijl Carter nog genoegen nam met een reële groei van 3 % vraagt Reagan nu bijna 7 %. Het geld zal worden gebruikt voor een stijging van de uitgaven aan nieuwe wapens met 33 %, een verdubbeling van het geld voor de verdediging van de Perzische Golf en de Indische Oceaan, de bouw van een zesde door kernenergie voortbewogen vliegdekschip, de opbouw van een vloot van nieuwe bemande bommenwerpers, het weer in de vaart brengen van 2 al 30 jaar niet meer gebruikte slagschepen met Harrier straalvliegtuigen die vertikaal kunnen opstijgen en met 320 kruisraketten die eventueel nucleaire ladingen tot op 2400 kilometer afstand kunnen brengen en de aanschaf van nog een aantal nieuwe vliegtuigen, helikopters en wapens, waaronder de aanmaak van het bij allerlei internationale overeenkomsten verboden zenuwgas.
- Reagan overweegt met zijn adviseurs hoe het beste een eventuele blokkade van Cuba kan worden georganiseerd, terwijl de voedseltoezeggingen aan Nicaragua zijn opgeschort.


De arrogantie en de snelheid waarmee Reagan deze plannen aankondigt en uitgevoerd wil zien moeten niet worden verward met kracht. De oorlogachtige retoriek en politiek zijn een uitdrukking van toenemende pogingen van het imperialisme haar oplossingen voor de economische crisis op te leggen. Veel door de VS gesteunde dictators konden de afgelopen jaren naar een ander baantje gaan omzien. Van Indochina tot Zuid-Afrika, van het Midden-Oosten tot Centraal-Amerika; over de hele wereld neemt het verzet tegen het imperialisme en de crisis toe en hebben arbeiders, vrouwen, jongeren en boeren successen geboekt in de strijd tegen Washington en Wall Street.


Ruk naar rechts?


In steeds meer publicaties wordt geschreven over “de ruk naar rechts” in de Verenigde Staten. Daaraan zou te danken zijn dat Reagan werd verkozen boven Carter; daardoor moeten we nu zo beducht zijn voor de oorlogspraat van Reagan. Zonder de bedreiging vanuit de VS van de wereldvrede te bagatelliseren is het toch nodig deze verhalen te nuanceren. Door wie is Reagan gekozen? Reagan werd gekozen door minder dan 27 % van de Amerikanen. De rest stemde helemaal niet of op een ander: onderzoek van Time en Newsweek wijzen uit dat bv. bijna 90 % van de zwarten niet heeft gestemd. Datzelfde onderzoek wijst uit dat Reagan meer stemmen tegen Carter kreeg dan voor Reagan. De verkiezing van Reagan is niet meer dan een uitdrukking van de onvrede op grote schaal met het beleid van Carter[1] aan de ene kant; een zoeken naar radicalere oplossingen voor de crisis en de opgang van de klassenstrijd in de imperialistische wereld in ondernemerskringen aan de andere kant.

De verkiezing van Reagan, het programma waarop hij zich liet kiezen drukt de verscherping van de klassentegenstellingen op wereldschaal uit: Bolivia, Jamaica, Zuid-Korea, Sri Lanka, El Salvador, Guatemala, Brazilië, Iran, Zuidelijk-Afrika, de Arabische landen en Nicaragua geven allen toenemende klassenbotsingen te zien. En in de VS zelf zijn de discussies over het oprichten van een arbeiderspartij, de massale steun van de vakbeweging voor acties tegen kernenergie, de oprichting van een partij voor zwarten door 2000 (!) mensen, de toenemende zelfverdediging en zelforganisatie van zwarten tegen opflakkerend racisme en de grote solidariteit met de strijd in El Salvador uitdrukking van de toenemende radicalisatie als gevolg van de economische crisis.

Zoals de arbeidersklasse in steeds meer landen op zoek gaat naar oplossingen – ontwikkelingen die zich onder andere uiten in de steeds radicalere opstelling én forse groei van Labour in Engeland, de snel opkomende oppositie binnen de Duitse SPD, de acties voor een eenheidskandidaat van links in de Franse presidentsverkiezingen van april en de groeiende aanhang in de Amerikaanse vakbeweging voor een arbeiderspartij als alternatief voor de burgerlijke democratische en republikeinse partijen – doet ook de bourgeoisie dat. Grotere aanhang voor radicalere antwoorden binnen de bourgeoisie én binnen de arbeidersbeweging weerspiegelen de voortdurende crisis van het kapitalisme. Noch de bourgeoisie, noch de arbeidersklasse is op dit moment in staat haar oplossing aan de andere partij op te leggen.


Grote verschillen met Carter?


De plannen en maatregelen die Reagan aankondigt doen het ergste vrezen. Dat ook hij echter met krachtsverhoudingen te maken heeft en op dit moment absoluut niet in staat is zijn opties waar te maken blijkt nu al. Dat blijkt op de eerste plaats uit het feit dat Reagans voorstellen voor uitbreiding van de invloedssfeer van de VS en de NAVO en een verhoging van de defensie-uitgaven feitelijk slechts voortbouwen op en een uitbreiding zijn van het beleid zoals Carter dat de laatste tijd van zijn ambtstermijn voerde. Carter probeerde ook al de Amerikaanse arbeidersklasse te overtuigen van de Russische dreiging, stelde een forse verhoging van het militair budget voor, zette een snelle interventiemacht voor het Midden-Oosten en Centraal-Amerika op, maakte plannen voor de MX-raket, startte het proces waardoor 572 raketten op Europees grondgebied moeten worden geplaatst, stelde de dienstplicht opnieuw in en verzekerde zich van marinebases in de Indische Oceaan.

In zijn verkiezingscampagne stelde Reagan centraal dat Carter te slap was en met de Amerikaanse belangen liet sollen. Als president stelde hij echter mensen aan die wel een grote mond hebben, maar feitelijk altijd mee hebben gewerkt aan een beleid à la Carter en grote delen van dat beleid nu nog steeds verdedigen en uit willen voeren:
- Alexander Haig, medewerker op hoog niveau in 4 regeringen van zowel democraten als republikeinen, vertelde de Senaatscommissie voor de Buitenlandse betrekkingen dat hij zich niet gebonden achtte aan Reagans platform omdat “ik op geen enkele manier betrokken was bij het maken van dat platform”. Haig stelde i.t.t. Reagan in zijn campagne dat hij het Panamakanaal-akkoord ondersteunde, evenals de akkoorden m.b.t. Zimbabwe, Camp David en besprekingen over wapenbeperking met de Sovjet-Unie. Haig distantieerde zich van Reagans steun voor Taiwan en gaf aan de verhouding met China een stuk genuanceerder te zien dan z’n baas.
- Jane Kirkpatrick, Reagans ambassadeur bij de Verenigde Naties, spreekt in de New York Times van 12 januari haar afschuw uit over Carters beleid. Zij wijt alles aan het Vietnamsyndroom in de Verenigde Staten. Fel trekt zij van leer tegen Carters “mensenrechten”-politiek. Maar als puntje bij paaltje komt weet ze toch ook niet zoveel anders te bedenken als Carter de afgelopen tijd deed. Ze zou wel anders willen, maar stelt dat de “lessons of Vietnam” haar ertoe brengen om “onder geen enkele omstandigheid” ertoe over te gaan “militaire interventies van de VS in Centraal-Amerika aan te bevelen”.


Het “Vietnamsyndroom” komt keer op keer terug in de argumentaties van Reagans adviseurs en ministers. De VS werden tot een terugtocht uit Vietnam gedwongen door politieke redenen. De muis kreeg de olifant op de knieën door haar gigantisch verzet en door de antioorlogsbeweging in alle imperialistische landen, de VS niet in het minst. Dat dit antioorlogsstandpunt er nog steeds zeer diep inzit in de VS blijkt uit de acties tegen de herinvoering van de dienstplicht. Onder leuzen als “Hell no, we won’t die for Texaco” werden grote acties georganiseerd. Hetzelfde zien we nu rond El Salvador. Ten tijde van Vietnam steunde de vakbeweging de Amerikaanse politiek geruime tijd. Nu al, vóór er sprake is van een openlijke inval, keren vakbonden zich tegen de bemoeienissen van de VS-regering met het regiem in El Salvador en schakelen vakbonden zich in de solidariteitsbeweging voor El Salvador. Wat dat allemaal voor consequenties heeft beschreef de eerder genoemde mevrouw Kirkpatrick in het januarinummer van Commentary. De “wortels” van het probleem, zo schrijft ze, liggen “in de Vietnam ervaring, minder zoals die was uitgevochten in Zuidoost-Azië als hoe die werd geïnterpreteerd in Washington en New York.” Mevrouw schrijft over de gevolgen daarvan. Het State Department in de VS steunde vorig jaar niet de coup die in Bolivia moest voorkomen dat Hernan Siles Zuazo president werd. Kirkpatrick treurt: “Zelfs 5 jaar geleden zou de VS een coup verwelkomd hebben die een regering blokkeerde met een aanzienlijke communistische/castristische component. Tien jaar geleden zou de VS zo’n coup gesponsord hebben, en vijftien jaar geleden zouden we ’m hebben georganiseerd.”

De angst voor nieuwe Vietnams in de Amerikaanse arbeidersbeweging maakt het Reagan en zijn kornuiten op dit moment niet mogelijk meer Vietnams te creëren en tot een kwalitatieve breuk te komen met het beleid zoals dat de afgelopen jaren door Carter is gevoerd. Natuurlijk worden de voorbereidingen om dat te zijner tijd wel te kunnen doen in versneld tempo getroffen. Dat Reagan daarin zeker scherper en minder z’n zware bedoelingen verdoezelend optreedt dan Carter, laten zijn eerste daden duidelijk zien.


Voorbereiding van nieuwe Vietnams


De voorbereidingen voor nieuwe Vietnams, directe militaire interventies, over de hele wereld, worden op verschillende manieren wel degelijk getroffen:
- een propagandaoffensief is op velerlei vlak ingezet. Allerlei rapporten verschijnen over de dreiging die van de Russen uitgaat “nu ze weer ver op het Westen voor liggen in hun bewapening”. Rond El Salvador worden de meest fantastische verhalen over steun vanuit Cuba, Nicaragua en het Oostblok in rapportjes afgedrukt die door de pers zonder op of aanmerkingen worden overgenomen.[2] Verzet tegen de herinvoering van de dienstplicht is nog steeds aan de gang; verhalen over hoe noodzakelijk een snelle oproepbaarheid is in deze tijden, verschijnen met de regelmaat van de klok. Op een heel ander vlak ligt het opvoeren van racistische campagnes tegen de bevolking in de olielanden en m.n. Iran, waarover na de gijzelingsaffaire een ware golf van enge verhalen loskwam;
- Militair worden voorbereidingen getroffen door veel meer geld uit te trekken voor wapentuig; opnieuw zenuwgas in productie te nemen; de aanmaak van de N-bom opnieuw in discussie te brengen; de NAVO op te porren tot uitbreiding van de werking en invloedssfeer, het plaatsen van raketten op het grondgebied van de lidstaten en het opvoeren van de defensie-uitgaven in de verschillende NAVO-landen. De door Carter ingezette aanmaak van raketten, opbouw van een snelle interventiemacht e.d. worden versneld uitgevoerd;
- de directe bemoeienis met ontwikkelingen in de rest van de wereld wordt opgevoerd. Reagan heeft verschillende malen gedreigd Cuba aan te pakken, desnoods met een blokkade. Reagan heeft eveneens de hulp aan Nicaragua stopgezet vanwege de bemoeienissen van dat land met het Salvadoriaans verzet. Tegelijk worden junta’s in Bolivia en Chili weer steviger in het zadel gezet en werd de zeer rechtse CIA-gesteunde premier van Jamaica, Seaga, als eerste staatshoofd door Reagan ontvangen. De hoeveelheid Amerikaanse “adviseurs” in El Salvador neemt geleidelijk aan toe en verschillende ambassadeurs worden vervangen om beter en directer greep te kunnen krijgen op de ontwikkelingen in de landen waarin zij de VS vertegenwoordigen.


Wat doen we ertegen?


De beste ondersteuning voor de strijd in Vietnam was de opbouw van een zo sterk mogelijke solidariteitsbeweging. De acties voor het El Salvadoriaans verzet – uiteenlopend van een demonstratie in Frankfurt van 20.000 mensen, tot een boycot van goederen voor El Salvador in havens in Spanje en aan de Amerikaanse Westkust – zijn een duidelijke waarschuwing aan het adres van Reagan en zijn handlangers. Iedere verdere inmenging in El Salvador zal verregaande politieke consequenties hebben. Die solidariteit verder opbouwen in m.n. de georganiseerde arbeidersbeweging en tegelijkertijd de verdediging organiseren van bedreigde volkeren in Cuba, Nicaragua en Grenada is een hoofdtaak voor allen die vandaag tegen de Amerikaanse oorlogsdreiging willen vechten. Direct daarmee verbonden is het opbouwen van een zo sterk mogelijke internationale beweging tegen iedere opvoering van de bewapening, als eerste stap naar onmiddellijke ontwapening. Naast de al jaren sterke antibewapeningsbeweging in Nederland is de afgelopen tijd een sterke vergelijkbare beweging opgekomen in vele andere landen met name Engeland, de BRD en niet te vergeten de VS zelf. Geen bommen maar banen drukt daarbij precies uit waar het op dit moment om gaat. Tegelijk legt die leus de directe verbinding met de arbeiders, vrouwen, jongeren en migranten die vechten tegen de werkloosheid en al de gevolgen daarvan. Een strijd als deze, tenslotte, is een internationale strijd. Voor de afloop van vele komende conflicten zal veel afhangen van de ontwikkelingen in de VS zelf. De opbouw van een Internationale Wereldpartij is dan ook noodzakelijker dan ooit. De Vierde Internationale, waarvan de IKB de Nederlandse sectie is, legt daarom een zwaar accent op hulp bij de verdere op- en uitbouw van de Socialist Workers Party, haar Amerikaanse sectie, die een van de belangrijke organisatoren is in de antioorlogsbeweging, acties voor solidariteit met het El Salvadoriaanse volk en voor de verdediging van Cuba, Grenada en Nicaragua.

20 maart 1981.

_______________
[1] Zoals wellicht bekend: in de VS is het nooit gelukt om een arbeiderspartij van de grond te krijgen. Partijen zoals de PvdA, SPD, Labour of PCF, PCI, PCE bestaan in de VS dus niet. Wel kleine partijtjes, waarvan de grootsten de SWP, Amerikaanse sectie van de Vierde Internationale, en de CP, Communistische Partij, zijn. Op de oorzaken hiervoor ingaan is hier niet mogelijk, maar wel is het belangrijk te zien dat de consequentie daarvan is dat bij verkiezingen slechts de keus bestaat uit kandidaten van burgerlijke partijen. Omdat dit gaat om een keus tussen twee of – soms drie (Carter, Reagan en Anderson bv. in november 1980) slechten, gaan bijvoorbeeld veel mensen niet stemmen, zonder daarmee te willen zeggen dat de 50 % niet-stemmers allemaal niet stemden omdat ze vonden dat een keus uit burgerlijke kandidaten geen keus is.
[2] Zo stond in Vrij Nederland van 7 maart jl. een artikel waarin op de contradicties in de Amerikaanse “bewijzen” werd ingegaan. Een van de voorbeelden: de VS-bewindslieden wijzen er natuurlijk keer op keer op dat het om een klein clubje geïsoleerd staande rebellen gaat. “5000 man” hebben ze het meestal over. Tegelijk wordt in een ander rapport – in een poging om de hulp uit Oost-Europa op te kloppen – “aangetoond” dat de Bulgaren 20.000 uniformen hebben geleverd. Terecht stelt de schrijver de vraag “Wat moeten 5000 verzetsstrijders met 20.000 uniformen?” Misschien 3 per persoon voor in de was?
Overigens hebben we natuurlijk niks tegen hulp uit het Oostblok. Die hulp is niet te groot, maar – net als ten tijde van de Vietnamoorlog – te klein.