Bert Van Hoorick

Geen geld – de bak in!

Brieven van incivieken uit de interneringskampen


Bron: brochure uitgave Jef Van Extergem Stichting – In samenwerking met Dacob, Archief en Bibliotheek voor de Studie van het Communisme
Deze versie: spelling, matige interpunctie en zinsbouw modernisering
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive

Laatste bewerking: 13 april 2010


Een tragisch fiasco

Het zijn steeds dezelfden die boeten en steeds dezelfden die weten te ontsnappen.

Dit is de vaststelling, tot welke elk eerlijk burger van dit land is gekomen, inzake het vraagstuk der repressie.

Een diepgaande malaise is er het gevolg van.

De eenvoudige man verliest zijn vertrouwen in het gerecht. Wrok en verbittering maken zich meester van de oprechte patriotten, die vaststellen hoe de morele autoriteiten, de kopstukken van het verraad, de economische collaborateurs door de mazen van het net glippen.

Wrok en verbittering proppen zich eveneens op in de gevangenissen en interneringscentra bij de massa der volgelingen en misleiden.

Het is begrijpelijk dat zowel de patriotten enerzijds als de kleine incivieken anderzijds uiting geven aan hun verbolgenheid.

En van welke verschillende oevers zij ook mogen komen, hoe tegenstrijdig het ook mag blijken, zij eindigen met dezelfde vaststellingen en met dezelfde gevolgtrekking.

Slechts de reactionaire raddraaiers, slechts de hypocritische pilatussen, wier naam wij niet eens hoeven te noemen, kunnen nog trachten dit weg te moffelen door de kwestie op haar kop te stellen.

Maar de feiten laten zich niet verdoezelen. Daar waar de repressie had moeten toeslaan, heeft zij zich zalvend getoond. De straffende hand is neergekomen op de kleinen en de sukkelaars, op de misleiden en de zwakken.

Al degenen die zich slechts aan minder zware delicten hadden schuldig gemaakt, al degenen die gehandeld hadden uit misplaatst idealisme en die zich overdreven gestraft voelen, hebben het bittere toneel te aanschouwen van de straffeloosheid of de toegevendheid tegenover hun leiders van gisteren, hun beschermers, hun opstokers, hun aanwervers.

Zij, die zich hebben laten misbruiken, zij die de dagen tellen in hun cellen en de miserie aan de haard weten wonen van hun huisgezin, zij zien met verslagenheid, en vervolgens met woede, hoe de aanstichters achter de schermen zich hebben verrijkt. Zij zien hen aan de gerechte straf ontsnappen. Hen, dat zijn zij die op twee kaarten speelden... het is te zeggen... zij die grof speelden.

En degenen die in de val liepen van de anticommunistische leugenkampanjes, gedurende jaren zorgvuldig gevoed in de katholieke onderwijsinstellingen; deze jonge lieden die hun leiders het verbond zagen sluiten tussen Katholieke Partij, Rex en VNV in 1939, die een Verbist hoorden oproepen tot de verdediging van “outer en heerd”, van “de christelijke beschaving”, van “het avondland” tegen het “goddeloos” communisme, en die zich naderhand lieten inlijven in de Oostfrontlegioenen van de bezetter, zij beleven het ongelooflijk schouwspel vanuit hun gevangenissen: dezelfde Verbist, minister in de regering Spaak, en zich opnieuw overleverend aan hetzelfde verwoed anticommunisme, dat reeds eenmaal enkele duizenden katholieke jongens in het verderf stortte.

Zie de kleine functionarissen, geliquideerd zonder wedde, om bijvoorbeeld onder de bezetting een verhoging in graad te hebben aangevraagd aan onwettig aangestelde oversten. Kleine ambtenaren die de patriottische fierheid misten te weerstaan aan de zucht wat meer welstand, of moeten we zeggen wat minder nood, in hun familie te zien, en die thans op ouderdom en met drie of vier kinderen niet meer weten van welk hout pijlen te maken. En dit alles terwijl de secretarissen-generaal, de opperste verantwoordelijken onder de ambtenaren, werden vrijgesproken met behoud van hun wedde, en zoals een De Winter aan het hoofd werden gesteld van het dagblad “De Standaard”.

Langs de ene zijde staan aldus de zwakken en de nederigen, zij die geen machtige vrienden hebben, zij wier medeplichtigen anoniem zijn, zij die slechts zichzelf hebben gecompromitteerd.

En langs de andere zijde staan de vertegenwoordigers van een machtige kaste, wier leden solidair zijn, omdat de val van een onder hen al de anderen zou omverwerpen, zoals een rij domino’s; zij die beschikken over al de middelen van chantage en intimidatie; zij die zich de beste mannen van de wet kunnen betalen; zij aan wier adres men schrijft: “U zou mij ten zeerste verplichten”; zij die steeds mogen beweren te hebben gehandeld om de “opperste belangen” te dienen; zij de “redders van het hoofdzakelijke”.

Het is hier dat het geweten in opstand komt en dat het zich moet ontlasten. Want er is geen recht meer wanneer men de minder schuldige straft en de meer schuldige ongemoeid laat.

Eenheid in de rechtsspraak: een fictie

Het aantal personen, verdacht van verraad is in België hoger dan in Italië, in Noorwegen of in Nederland. Citeren wij enkele cijfers: 636.065 zaken werden bij de krijgsraden aanhangig gemaakt. 441.141 gevallen werden buiten vervolging gesteld. Hierbij liep de economische collaboratie met het leeuwenaandeel weg: 79.000 op de 81.630 dossiers werden geklasseerd zonder verder gevolg.

Tegenover een probleem geplaatst, dat dergelijke afmetingen aannam, kon er vanzelfsprekend slechts kwestie zijn van een exemplarische procedure. Maar hoe werden deze voorbeelden gekozen? Op de meest verbazingwekkende, de meest willekeurige en de meest tendentieuze wijze.

De eenheid in de rechtspleging werd verbroken. Slechts steunend op een tiental wetsartikelen als juridische basis, over het algemeen onnauwkeurig, of integendeel van zo’n absolute preciesheid dat zij alle soepelheid missen, zijn de veroordelingen gedicteerd geworden door de meest vergaande fantasie. Hier werd een beklaagde verwezen tot dertig jaar, daar tot levenslang en elders werd hij vrijgesproken... voor één en hetzelfde geval.

De categorie incivieken, die de belangrijkste is door haar massa, is deze der wapendragers die vallen onder toepassing, van artikel 113 van het Strafwetboek.

Op 1 juni 1946 – wij citeren de cijfers van dhr. Ganshof Van der Meersch – waren 123.000 dossiers ingeschreven wegens inbreuk op artikel 113.

29.605 aanhoudingsbevelen waren uitgevaardigd. Men kon 37.000 veroordelingen voorzien – zegt dhr. Ganshof – wegens wapendracht tegen België.

Welnu, zoals het onderlijnd wordt door Prof. Dupréel, vinden wij onder deze 37.000 lieden de meest verschillende individuen, van de oude, idiote en ongevaarlijke “Todt” tot de geduchte SS-officier, fanatiek toegewijd aan Hitler.

In de geest van artikel 113 hebben beiden de wapens gedragen, zowel de man die, in Duits uniform, schotels heeft gewassen in een Duitse kantine in Roemenië of Oekraïne, als de strijdende nazi en policist van het regime.

Wat ook de graad wezen van hun verantwoordelijkheid, allen zijn onderhevig aan dezelfde straffen. Werden zij dan zonder onderscheid en gelijkvormig veroordeeld? Neen, zeker niet. Maar wat heeft er de gestrengheid of de toegevendheid in hun vonnis gedicteerd? Is het werkelijk de graad van schuld?

Ziet rondom u en gij zult overtuigd zijn van het tegendeel. Ik ken een Vlaamse wachter die gefusilleerd werd begin 1945. Vandaag echter komt een der opperste officieren van de Vlaamse SS, dezelfde die de eerstgenoemde voor de Vlaamse Wacht had geronseld, veroordeeld te worden tot acht jaar.

Ik ken er andere, wier misleid idealisme hen tien tot twintig jaar heeft bezorgd. Maar hun aanvoerder, degene naar dewelke zij hadden geluisterd, kon zich uit de slag trekken met slechts drie jaar.

Voor de krijgsraad van Charleroi wordt een lid van VNV en van “De Vlag” veroordeeld tot drie jaar en voor twintig jaar beroofd van zijn burgerlijke rechten. Wat heeft hij gedaan? Het enige element van overtreding is de bijdrage gestort aan deze beide verenigingen.

Maar op hetzelfde ogenblik wordt door de krijgsraad van Aarlen een individu, lid van Rex, veroordeeld wegens wapendracht met Duitse toelating tot... twee maanden en 50 fr. boete. De krijgsraad van Verviers veroordeelt een lid van Rex tot drie jaar wegens actieve propaganda voor het Waals Legioen aan het Oostfront.

Een penningmeester van “De Vlag” in een Vlaams dorp krijgt vijf jaar met verlies van zijn functie en graden. De hoofdzakelijke beschuldiging was aan het eind van een brief “Heil Hitler” te hebben geschreven.

Een andere nog, lid van de SS, ziet zich eveneens tot vijf jaren verwezen om gedurende gans de oorlog te hebben gewerkt bij opruiming aan de spoorlijnen. Of een NSKK tot tien jaar wegens enkele maanden actieve dienst in 1941. Daarentegen krijgt een ondernemer slechts één jaar toegewezen, waar hij zich nochtans vrijelijk ter beschikking stelde van de vijand gedurende gans de oorlog, waar hij voor diens rekening transporten op de vliegvelden uitvoerde, waar hij arbeiders aanwierf en deze voor de vijand liet werken.

Dit alles bewijst dat er geen maat is in onze rechtsspraak, dat er fundamentele onrechtvaardigheden zijn begaan en dat het de kleinen zijn die het slachtoffer werden van deze willekeur.

Maar hiermee is alles nog niet gezegd. Het klassengerecht blijft zijn stempel drukken op de behandeling in de gevangenissen zelve, op de wederopvoeding, de toepassing van de wet Lejeune, en de voorlopige invrijheidstellingen.

Laten wij het woord aan enkele van die kleine incivieken, over wier lot wij ons gebogen hebben. Ik houd er aan hier te verklaren dat deze brieven, mij uit gevangenissen en interneringscentra toegestuurd, authentiek zijn. Indien ik de naam der afzenders niet vermeld dan is zulks met de enige bekommering deze niet bloot te stellen aan zekere represailles, die het lot zijn van degenen die de toestanden bij hun ware naam durven noemen.

Brieven van incivieken

Uit de gevangenis te Antwerpen

“...Sinds enkele dagen heerst er grote beroering in de Begijnenstraat. De economische collaborateur J.C., die miljoenen verdiende met de Duitsers en er met zes jaren hechtenis vanaf kwam, bazuint het ten allen kant uit dat hij dezer dagen door de gevangeniscommissie is voorgedragen voor de voorlopige invrijheidstelling. Samen met hem zullen twee andere economische collaborateurs, D.C. en D.R., eveneens voorgesteld worden. Dit alles terwijl anderen veroordeeld tot mindere straffen, nog steeds de genade afwachten van de zeer katholieke bestuurder om op de lijst geplaatst te worden.

“Intussen kunnen de kleinen hier in hun cel creperen en hun familie van armoe vergaan. Ook in de gevangenis regeert het goud, regeren de bij de genade der moffen rijk geworden collaborateurs, al zijn ze hier weinig talrijk. Voor hen zijn de beste plaatsen, en buiten het verlies van hun vrijheid ontbreekt het hen aan niets. Het celleven kennen zij omzeggens niet, tenzij om er te slapen en hun lekkere maaltijden te verorberen. De schrale gevangeniskost is immers maar alleen voor die stomme fabriekwachters, O.T. of Vlaamse wachters, voortspruitend uit de onbemiddelde stand. De heren economische collaborateurs delen de lakens uit in de gevangenis en wee degene die hen iets in de weg legt, wee de bewaker die op hen het reglement toepast. Voor hen kruipt men van laag tot hoog, zij leven een onbezorgd leventje en zijn de eersten om de gevangenis te verlaten, vóór de neus weg der politieke arme dutsen. Het prototype van de economische plantrekker is wel de bovengenoemde J.C. Zonder bewaking loopt hij van ’s morgens tot ’s avonds in de gevangenis rond en deelt zijn bevelen uit. Hij noemt zich architect en schijnt wel onmisbaar te zijn. Met welke hooghartigheid kijkt de secretaris van de adjudant, de economische collaborateur H., architect van de Duitse vliegpleinen, neer op die sukkelaars van fabriekwachters. Ja, met zulke positie als deze hier heeft, is het wel mogelijk vele speciale bezoeken te ontvangen en het genot te hebben van een regelmatig dubbel bezoek. En dan mijnheerke V.E., economisch collaborateur eveneens, tien jaar hechtenis, bediende in de “Dépense”. Hij slaapt met open deuren en gaat ’s avonds na de fermeture op wandel, sigaar in de kop, net alsof hij op de Keizerlei een luchtje ging scheppen. Wie de cellen van de economische collaborateurs binnentreedt kan zich niet inbeelden dat hij zich in de gevangenis bevindt, alleen een piano ontbreekt er nog in sommige salonnekens. Daarbij komt nog dat die heren hun warm bad nemen als zij het goed vinden en aan geen uren gebonden zijn. Tegenover de sukkelaars van politieke, kleine delinquenten die het moeten doen met alle maanden één bad, watersoep en droog brood, staat de kaste van kapitalistische collaborateurs, die vastaangesloten zorgt dat het haar leden aan niets ontbreekt van de geneugten die de maag kunnen worden bezorgd. Het geld en hun advocaten doen het overige voor hun vrijheid. De bevoorrechte behandeling van economische collaborateurs doet de ogen opengaan van tal van verdwaalde arbeiders in de gevangenis. Het aflezen van de vastenbrief in de gevangeniskapel, bijvoorbeeld, bracht een geweldige beroering, zodanig dat de aalmoezenier verplicht was op te treden. Bij de passages waar het communisme werd aangevallen was er protestgewoel en spottend gelach vanwege velen die aan het Oostfront gestaan hebben. En de commentaar ging naderhand zijn gang: “Wij marcheren niet meer tegen het communisme. Laat het hen nu zelf maar eens doen!...”

Brief uit het interneringscentrum Hemiksem

“...33 maanden opgesloten, verbitterd om de grote onrechtvaardigheid ons, “kleine garnaal” aangedaan, vader van twee minderjarige kindjes, wend ik mij tot u omdat ik weet dat u oog hebt voor de noden van ons, kleine mannen met de pet. Tot vier jaar veroordeeld zijnde, heb ik reeds 2/3 van mijn straf achter de rug en zou aldus toch onder de maatregelen van invrijheidstelling kunnen vallen. Ik wacht echter tevergeefs. Daarentegen verdwijnen de rijken en collaborateurs hier de ene na de andere. En degenen onder hen die dit geluk nog niet hadden, zijn in deze zin bevoordeeld dat zij alle bevoorrechte postjes bezetten in het gevangenisleven alhier. Daarentegen is het ’t kleine garnaal, zijn het de huisvaders van werkersgezinnen, kortom de “dupes” der repressie, die de arbeid hier verrichten. Velen onder ons zitten reeds 2/3 en 3/4 van hun straf. Voor ons schijnt de wet Lejeune niet te tellen. Alleenlijk voor degenen die over genoeg invloed en duiten beschikken...”

Brief uit een werkcommando

“...Zopas kom ik te vernemen dat mijn voorwaardelijke invrijheidstelling verdaagd is. Ik vraag mij terecht af waarom ik van deze gunstmaatregel niet mag genieten, waar anderen met dezelfde of zwaardere straffen reeds lang in vrijheid gesteld zijn.

Nochtans sta ik hier ter ... aangeschreven als een der beste, zoniet de allerbeste werkman.

“De enige verklaring die ik er kan aan geven is de volgende: degenen hier die des zondags de mis niet bijwonen, worden beschouwd als communisten en dan ook op alle mogelijke wijzen benadeeld. Dit schijnt de toetssteen te zijn om uit te maken of wij al of niet als wederopgevoed kunnen beschouwd worden. Ter inlichting, mijn geval beperkt zich tot lidmaatschap bij het VNV en haar militie, waartoe ik zedelijk verplicht was aan te sluiten. Ik werkte namelijk bij de firma W. te I., wier beheerder V.G.T. plaatselijk leider was en tevens de ziel van voornoemde organisatie en die er met zes maanden vanaf kwam: Mij echter ontbreekt het geld om een verdediger aan te stellen. Kan er dan waarlijk niets gedaan worden voor de kleinen, het is nu toch al te onrechtvaardig en de straf te ongelijk...”

Brief uit het Klein Kasteeltje

“...Uw artikelreeks over de kleine incivieken in “De Rode Vaan” heeft velen van ons doen nadenken en klaar zien in de repressie. Wij weten nu hoe onze families en wij zelf beetgenomen, bedrogen en teleurgesteld zijn geworden; hoe men de grote politieke en economische collaborateurs heeft gered en hoe wij de domme ezels zijn die de ganse last der repressie te dragen hebben. Zij die de kleinen geleid hebben, waar zijn ze die heren? In vrijheid ofwel in veel geringer mate gestraft dan wij, die door hun schuld hier gekomen zijn.

“De meeste “kleinen” werden in een of ander interneringskamp tezamen gestopt en aan het werk gezet. De “grote” daarentegen zitten op hun gemak in St-Gillis en elders, trafikeren, bemoeien zich om hun zaak, ten einde zo snel mogelijk en zonder veel gerucht door hun relaties in vrijheid te komen.

“ Het onderscheid dat gemaakt wordt is wraakroepend. Een economisch collaborateur of intellectueel wordt zeer zelden op het rapport gezet wegens roken in de kamer of dergelijke. Een “kleine” vliegt echter bij iedere gelegenheid tegen de lamp, is zijn bezoek kwijt en soms nog meer.

“De kantine is hier rijkelijk voorzien. Men kan zowat van alles bekomen: 10 eieren, 300g spek, 7 appelsienen, 1 doos vlees, alle soorten vis in dozen, cake, enz. Maar het dagelijks eten wordt met de dag slechter. En de arme duivels, die zich niet iedere week kantine kunnen betalen voor rond de 200 fr., hebben grote honger. Voor hen zijn de bladeren van de bloemkool, het spek is voor degenen die geld hebben. Sedert de nieuwe regering met de CVP is het er voor de kleintjes nog op verslecht. Het is spijtig dat “De Rode Vaan” hier niet in groter getale binnenkomt. Niet dat de lust ontbreekt om zich te abonneren, maar men vreest op een slecht blaadje komen te staan en zijn geval te verergeren. De Heer Aalmoezenier aarzelt niet te zeggen dat wij niet gestraft zijn om tegen Rusland te vechten, maar alleen om het Duitse uniform gedragen te hebben...”

Brief uit de gevangenis van Vorst

“...Talrijk zijn degenen die om duistere redenen vrij komen. Mijn man en ik zijn niet naar Duitsland gevlucht. Wij werkten vier jaar uitsluitend politiek, en bezwarende omstandigheid, zonder wedde. Daarvoor werden wij beiden tot vijftien jaar hechtenis veroordeeld. Al ons bezit werd in beslag genomen. Niets blijft ons over, geen meubel, geen stuk kleding. Mijn man is 72 jaar en reeds 35 maand opgesloten. Hij lijdt aan angina pectoris, misvormende reumatiek en aderverkalking. Ik zelf heb weldra mijn 22ste maand achter de rug en ben in mijn 70ste jaar, lijdend aan hartcrisissen en bloedend speen. Wij hebben een vlekkeloos lang leven achter ons, werden voordien nooit veroordeeld. Terwijl jongeren de voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling bekomen, zelfs tussen beroep en veroordeling in, zoals Meeuwissen en Schuind, blijven wij beiden opgesloten, oud en ziek en volkomen gevaarloos voor de maatschappij. Wij hebben geen geld!...”

Brief uit het interneringscentrum Lokeren

“...Zoals ge ziet, de onbemiddelde klasse betaalt de tol. De zwaksten, de minstbedeelden, de niets bezittenden zijn de grootste slachtoffers. Tenslotte, wanneer ge hier in het interneringscentrum eens rondkijkt is het opnieuw dezelfde vaststelling tot dewelke ge komt. Alle postjes zijn in handen van de grote verantwoordelijken van het verraad, zij worden vertroeteld, hun vrouwen worden behandeld met alle egards wanneer zij op bezoek komen. De onze echter worden allicht afgesnauwd...”

Brief uit Beverloo

“...Met deze kom ik me tot u te richten in de vaste hoop dat ik als werkman alleen op u en uw kameraden kan rekenen, daar ik als misleid en gedwongen werktuig zover geraakt ben door de schuld van een hoop bedriegers, en ik zelf niet beschik over het machtige middel dat geld heet. Ik ben nu teruggekeerd uit de koolmijn van Zolder, waar ik zes maand gewerkt heb. Nu zit ik hier als tbc, mijn gezondheid weg en thuis vrouw en drie kleine kinderen in de grootste miserie. Het is om zot te worden als men nagaat dat alle dagen de vriendjes en de mannen met geld naar huis gaan. Maar ja, de sukkelaars moeten boeten voor de groten die hen in de mand hebben gezet. De aalmoezeniers in het mijnbekken spelen daar ook niet een al te fameuze rol. Het communisme is voor hen, of althans voor de meesten, vijand nummer één. Alleen dát schijnt nog te tellen. De doorwinterde nazi’s wrijven zich natuurlijk in de handen. Gisteren met Hitler, morgen met de CVP, waarom ook niet! Wat mij betreft, ik heb van dat papje gegeten en ik hoed mij voor de valse herders. Een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen...”

Nog uit Lokeren

“...Ik ben geboren in een arbeidersfamilie. Op 14 jarige leeftijd was ik primus in de school. Ik veroverde mijn diploma voor het Studiefonds der Meestbegaafden. Mijn vader werd ziek. Als oudste zoon van een gezin met acht kinderen, moest ik mijn boeken ruilen voor de pul en trok ik vol moed naar de fabriek. Door lange jaren eigen studie leerde ik boekhoudkunde, Frans en zelfs veel over Bestuurlijke Wetenschappen. Ik had mij in de fabriek opgewerkt tot chef-magazijnier-expediteur. Steeds stond ik in de bres voor de rechten van de werkman. Zo begon ik aan politiek te doen. Ik voelde mij als een schipbreukeling door de schuld van het kapitalisme dat mij zo brutaal de gelegenheid had ontzegd om mij verder te ontwikkelen. Daarom wilde ik mee bouwen aan een nieuwe en rechtvaardige maatschappij. Ik wilde anderen het bittere lot besparen dat ik ondergaan had. Eerst werd ik secretaris van de Katholieke Actie op mijn gemeente. Ik geloofde in de encyclieken Quadragesimo Anno en Rerum Novarum. Ik ging geloven dat het communisme werkelijk op de ellende teert. Toen kwam de oorlog en misleid door de Duitse propaganda die een goede voedingsbodem vond in mij, voorbereid als ik was in de Katholieke Actie, sloot ik aan bij het VNV. Ik werd secretaris van de afdeling en meende de ware weg gevonden te hebben in de bestrijding van het kapitalisme. Toen ik het nieuwe bedrog ontdekte was het te laat. Ik besloot dan maar naar Duitsland te gaan werken om er aan te ontsnappen. Met de bevrijding van Tsjecho-Slowakije – waar ik terecht was gekomen – leerde ik de communisten kennen en ik kon er mij, bij middel van de feiten, rekenschap van geven dat ik mij steeds in hen had vergist. Met nieuwe moed en met het inzicht nieuwe wegen te volgen, keerde ik naar België terug. Ik werd aangehouden... De gemoederen zijn hier zeer verbitterd ingevolge de bescherming van de grote collaborateurs ten nadele van de kleine man. Dus nieuwe triomf voor het kapitalisme. De rijken maken met hun geld recht wat krom is. Hoe lang nog? De echte volksverraders zijn de geldschuimers, de mannen van de trusts. Weg met het kapitalisme dat ons ongeluk is. En daarom vragen wij aan u ons de weg te wijzen. Wij weten dat de redding van de kleine man bij de Kommunistische Partij berust!”

...En uit de gevangenis te Brugge

“...Alhoewel van de buitenwereld afgezonderd, volgen wij meer dan wie ook de gebeurtenissen. De economische collaborateurs die miljoenen verdienden worden met fluwelen handschoenen aangepakt. De ijzeren vuist is voor ons, opschriften op de muren hier tekenen de gemoedsstemming: “de rijke komt vrij, daarom op met de communisten”, en nog “zwarthemden, de communisten zijn de vijanden niet”!

“De conclusie door senator Fonteyne getrokken uit de soort bladen die hier gelezen worden is verkeerd. Men moet al een held zijn om “De Rode Vaan” hier te lezen. En vervolgens pakken “De Standaard” en “De Nieuwe Gids” dagelijks uit met artikelen waarin zij demagogisch en uit politieke berekening een lans breken voor ons, incivieken. Maar het zijn vooral de grote die er van profiteren. Velen van ons begrijpen zeer goed wat gij in “De Rode Vaan” uiteenzet in verband met de repressie. Maar daar waar de economische collaborateurs toch vrij komen of niet verontrust worden, moeten wij dan in hun plaats blijven boeten? Daarom verwachten velen dat de Kommunistische Partij haar stem zal laten horen. Slechts zij trouwens, als de partij der gefusilleerden, die het grootste aantal offers gebracht heeft tijdens de bezetting, heeft het recht om in die zin te spreken. Ook wij werden in feite het slachtoffer van de Duitsers, van het fascisme en van het anticommunisme. De taal der feiten heeft het laagje vernis weggeschuurd en de werkelijkheid in haar naaktheid ten toon gespreid...”

Brief uit St-Gillis van een gewezen vooraanstaand nazi

“...In de gevangenis leert men mensen kennen. U hebt dat trouwens zelf beleefd in het concentratiekamp. Men vindt kameraden, en anderen die zich inbeelden het te zijn of de schijn aannemen. Nu, sedert september 1944 leef ik uitsluitend met incivieken samen en dit in een beperkte ruimte. Alle soorten heb ik meegemaakt: grote, kleine, slimme en middelmatige, begaafde en domme, soms zelfs wel eens een economisch collaborateur, alhoewel dergelijke exemplaren hier slechts raar aan te treffen zijn. Ik moet zeggen dat deze laatste categorie mij het minst sympathiek is. Wellicht is zulks daaraan te wijten dat deze hyena’s van de slachtvelden zeer slecht de gevangenislucht kunnen verdragen. Zij waren in elk geval er zeer snel weer uit, na een tussenstation in de infirmerie. Zo had ik geen gelegenheid hen grondig te leren kennen. De kleinen echter “zitten” en ik heb de tijd hen te bestuderen. Ik heb daarbij een eigenaardige vaststelling gemaakt. Inderdaad, er zijn onverbeterlijken die er zich aanvankelijk in verheugden toen ik met hen in aanraking kwam. Wanneer ik hen dan openlijk zegde dat ik lang geen nazi meer was en hun politiek begon af te takelen, werden ze boos en had ik gedaan hun vriend te zijn. Maar er zijn ook anderen – en het zijn stellig geen uitzonderlijke gevallen, zelfs onder de vroegere Oostfrontstrijders. Schud bij het lezen van deze woorden uw hoofd niet, het is werkelijk zo. Tenslotte is zulks heel begrijpelijk voor iemand die tot hun gemoedstoestand kan doordringen. Zij allen zijn als goede katholieken streng godsdienstig opgevoed en hun geestelijke opvoeders hebben hun het “bolsjewistisch wereldgevaar” in de felste kleuren afgeschilderd. Dan kwamen de nazi’s, in wier propaganda deze onervaren jongelieden beten, alhoewel de nazi’s precies geen vrienden van de clerus waren. Doch dat zagen deze jongens niet, verblind als ze waren in hun aangekweekte haat tegen het communisme. Zij voelden zich als de kruisridders van de christelijke beschaving, wanneer zij zich in helle scharen en met tromgeroffel aanmeldden voor de Waffen SS. Bovendien hadden de nazi’s hun de oorlog tegen de Sovjet-Unie als een kinderspel voorgespiegeld en hen in de waan gebracht dat de “onderdrukte volken van Rusland” er slechts op wachtten door Hitler en zijn Europese volgelingen bevrijd te worden. De soldaten van het Rode Leger zouden onmiddellijk de wapens hebben neergelegd, want zij streden slechts “onder de dwang van de politrucs”. De Duitse soldaten hadden deze reuzenzwendel geloofd. Waarom zou Vlaanderens misleide katholieke jeugd er eveneens niet aan geloven? Wat ze te zien kregen was echter iets helemaal anders. Een goed uitgerust leger stond tegenover hen, een leger waarin elke soldaat een tot het uiterste vastberaden strijder was. Dat waren nu de zogenaamde marionetten. De geestdrift was snel bekoeld, werd vervolgens ontzetting om ten slotte in panische angst over te slaan. Wanneer dan, in 1945, het Derde Rijk ineenstortte, kwam voor deze ontelbaren de geallieerde krijgsgevangenschap en vervolgens het transport naar de “Heimat”. Velen hadden zich de terugkeer niet zo zwaar voorgesteld... Zij hadden immers toch slechts hun opvoeders gevolgd en tegen het “bolsjewisme” gestreden. Moe, vernietigd, gedemoraliseerd, velen geamputeerd, keerden zij terug en belandden in gevangenissen en interneringskampen, om daar hun bestraffing af te wachten.

“Nu, de zwarten rekenden nog immer op hun aalmoezeniers en geestelijke opvoeders uit hun katholieke jeugdorganisaties, die hen met hun “outer en heerd” parolen eens op de valse weg hadden gevoerd. Maar dezen toonden hun thans de koude schouder en noemden hen “verraders”. Een diep gemor steeg op tegen hun vroegere herders.

“Meer dan twee jaren zijn daar overheen gegaan. De politieke caleidoscoop heeft zich werkelijk gedraaid. Opnieuw zijn de aalmoezeniers daar met de oude grammofoonplaat van het “communistisch gevaar”. Voorzeker zijn er nog wel die opnieuw in de mand vallen. Ik geloof niet dat het er vele zullen zijn. Het getal van degenen die communistische gedachten uiten, is niet te onderschatten.

“Ik volg deze ontwikkeling met levendige belangstelling. Men moet zich geen illusies maken. Meelopers van de CVP, zal men uit de meeste van deze mensen niet meer maken. Zelfs al hebben vele zwarten voor de CVP gestemd, zal deze laatste van een kale reis thuis komen... Wanneer zich eenmaal voor deze duizenden de poorten der gevangenis openen, zal er een leger van paria’s ontstaan, in zoverre een partij hen niet de weg wijst in de samenleving.

“Hierin ligt een groot gevaar, dat de wederopstanding van het nazisme kan betekenen. Ik wil een heropstanding van het fascisme evenmin als gij zelf. Handelen is het gebod van het uur. Dat is het wat ik u zeggen wilde.”

Hoe een oud-Vlaams nationalist, democraat en weerstander, er over denkt

“...U vraagt me hoe ik denk over het vraagstuk der repressie in Vlaanderen. Ik meen dat wij deze kwestie moeten zien in het licht van de specifieke politieke geestesgesteldheid. Laten wij de rol niet vergeten die het VNV vóór de oorlog in Vlaanderen gespeeld heeft. Tienduizenden hebben deze partij gevolgd, uitsluitend of hoofdzakelijk omdat zij Vlaams-nationaal dachten. Het is ontegensprekelijk dat een grote schare Vlamingen eenvoudig aan de roep van hun hart gevolg gaven. Hun “beginsel” was: “Vlaanderen groot”, zonder dat daaraan enige positieve inhoud werd gegeven. Het Vlaams-nationalisme is groot geworden ingevolge het taalflamingantisme. Ik weet bij ondervinding dat in de zeer brede kringen van flaminganten nooit over economische of zuiver maatschappelijke vraagstukken werd gesproken. Men vermoedde er het bestaan niet van, blind als men was, en anti-Belgisch ingevolge de franskiljonse invloeden.

Vlaming zijn betekende anti-Belgisch zijn. En zelfs toen in 1936 Leopold III met grote ophef de breuk aankondigde van het Frans-Belgisch militair akkoord en men van Vlaamse zijde daarin een eerste stap zag naar de verzoening met de Belgische dynastie, dan nog was de idee België voor die grote massa Vlamingen slechts een negatief begrip. En het waren slechts de leiders van het VNV, die deze verzoening predikten, omdat zij wisten dat de politiek van Leopold III een toenadering betekende tot de gedachtesfeer van het nationaalsocialisme.

Door de bewuste Vlamingen werd destijds in de Frontpartij, die zich democratisch noemde en het ook was, de kwestie opgeworpen van een maatschappelijk en vooruitstrevend program. Bij gebreke hieraan verlieten zij de Frontpartij, en velen ervan ken ik als militanten in de communistische rangen. Het drama echter was dat aldus de democratische inhoud der Frontpartij leeg liep en de leiding der Vlaams-nationale beweging ten slotte geheel overging in handen van arrivisten zonder meer. Ik heb er persoonlijk velen van dit kaliber gekend, van wier arrivisme we allen destijds reeds overtuigd waren.

Ingevolge de economische crisis, gevolgd van de kritiek op het kapitalistisch systeem, en onder de druk van toenemende en tegenover elkaar staande ideologieën, werden zij gedwongen partij te kiezen in de maatschappelijke vraagstukken. Hitler was in Duitsland aan de macht gekomen. Getrouw aan de Bismarckpolitiek, zag hij in de toekomstige leiders van het VNV een steunpunt voor zijn veroveringsplannen. Verschillende Vlaams-nationalistische leiders reisden naar Duitsland. Het VNV werd gesticht en koos zich als grondslag het corporatisme en het nationaalsocialisme. Dit scheen de VNV leiders de geschikte vorm om de ongeschoolde Vlaams-nationale massa’s op sleeptouw te nemen. Deze vorm liet hen tevens toe in nauwe verbinding te blijven met de kringen van het grootkapitaal in Vlaanderen: Gevaert, De Beukelaer, Herbosch (reder rijnschepen), Van Hoofstadt, De Rey (multimiljonair), het Vlaams Economisch Verbond, zonder van de groep Sap te gewagen.

De grote massa van politiek onwetende Vlamingen – gesproten uit de onder de domper gehouden katholieken – deed nu plots een stap naar het politiek terrein en zij aanvaardde zonder meer wat haar voorgeschoteld werd. De corporatieve staat werd haar afgeschilderd als een wederopleving van het gildensysteem der “rijke middeleeuwse steden”.

Wanneer Duitsland dan in blitztempo de “nieuwe orde” over Europa bracht, waren de meeste onder deze massa ook de mening toegedaan dat het uur van Vlaanderen geslagen had en de “bevrijding” was gekomen.

Het feit dat lieden als Romsee, Borginon, Leemans e.a. geroepen werden een vooraanstaande rol in het staatsbeleid te spelen, versterkte hen nog in die mening.

Zonder twijfel heeft een groot deel der Vlaamse- en Fabriekswachters in die psychologische atmosfeer gehandeld.

Ik meen dat men zich voor hen verduldig moet tonen, en tevens onverbiddelijk voor de geestelijke aanstichters, de leiders van het VNV, die wel wisten waarom het ging. Ik ben het desbetreffend volkomen eens met het standpunt door uw partij ingenomen.

Maar ik moet er aan toevoegen dat dit standpunt weinig bekend is. Doorgaans schuift men in uw schoenen al de straffen die werden uitgedeeld en die vooral de kleine misleiden hebben getroffen. Men stelt de communisten hiervoor aansprakelijk...”

Zij die de kaarten door elkaar smijten

De reactie laat niets onverlet om de onrechtvaardigheden van de repressie uit te spelen tegen de democratie in het algemeen en tegen de communisten in het bijzonder.

De reactie en het neofascisme speculeren op de malaise, die het gevolg is van de verkeerd georiënteerde zuivering. Zij profiteren van deze toestand, die in de grond door de reactie zelf werd geschapen, om er munt uit te slaan voor de neofascistische doeleinden.

Zeker, de reactie heeft de stem verheven om de kleine incivieken te verdedigen. Maar wie zal nog zo blind zijn om niet te bemerken dat zulks gebeurde met het inzicht de kaarten door elkaar te gooien, opdat het groot wild zou kunnen ontsnappen.

Het pardon predikend voor een deel der incivieken, stelde de reactie zich tot doel het te bekomen voor allen, dat wil zeggen voor degenen die haar zo nauw aan het hart liggen: de economische collaborateurs, deze “hyena’s van de slachtvelden”. Het opzet van deze kampanje was en blijft de vereenzelviging van degenen die te zwaar of onrechtvaardig werden gestraft met degenen die niet werden gestraft en het hadden moeten zijn.

Dankzij een behendig geleide perskampanje trekt de reactie de “kleine incivieken” naar zich toe en wist de CVP heel wat stemmen te vissen van hun families.

Wat een formidabele machine, niet waar?
A draagt de verantwoordelijkheid van een onrecht;
A werpt echter de schuld daarvan op B en wordt in grote mate geloofd;
A maakt er gebruik van om zich door zijn slachtoffers te laten toejuichen.

Daarvoor is al het machiavellisme en het jezuïtisme nodig dat steeds de klerikale reactie in Vlaanderen heeft gekenmerkt. De kleine incivieken, de misleiden worden opnieuw opgehitst opdat zij andermaal de rol zouden spelen van stoottroep voor de reactionaire en neofascistische doeleinden. Het fascistisch apparaat dat niet werd vernietigd en dat met de steun van de hoge financie zijn netten overal heeft gespannen, is daar om de dutsen weer op te vangen. De occulte kopstukken van het verraad, die zich in vrijheid bevinden, wier financiële macht niet werd gebroken, loeren op degenen die zij reeds eenmaal vóór hun wagen wisten te spannen; ten einde hen opnieuw in de touwen te leggen. En zij voelen zich aangewakkerd door de internationale van de “hoge hoeden en pantserplaten” die het gemunt heeft op de vrede, die de opmars der werkende klasse in de wereld wil stuiten, en die derhalve de democratische vrijheden tracht te beknotten, terwijl zij van Duitsland terug de gendarm van het kapitalistische West-Europa zoekt te maken.

Wij, communisten, die onverbiddelijk de strijd voeren voor de vrede, voor het brood der werkenden en voor een volkse democratie... begrijp dat onze zorg deze is: de wortels van het fascisme uit te rukken. En dat betekent toeslaan aan de kop van het verraad. Dat betekent tevens het vraagstuk der repressie oplossen.

Wij schreven het reeds lang geleden in “De Rode Vaan”: “Laat de gevaarlijke individu’s hun gerechte straf ondergaan, wij zullen de eersten zijn om de gevangenispoorten wijd te openen voor degenen die dan geen gevaar meer vormen voor de democratie.

Het is trouwens zo dat de nieuwe volkse democratieën van Oost-Europa, waar de communisten een belangrijke rol vervullen, de repressie hebben afgehandeld en opgelost.

Op puntstelling

Bij gebrek aan evenwicht en aan gezond verstand zelf, moest de repressie fataal een element van anarchie en een nieuwe factor van antidemocratische agitatie worden. Een zekere pers onder dewelke een blad als “De Standaard” een eerste rangsrol vervult, heeft op een zo bedrieglijke en een zo handige wijze profijt weten te trekken uit deze toestand, dat zij talrijke misnoegden eens te meer onder haar antidemocratisch vaandel heeft kunnen scharen.

De “wederopvoeding” der incivieken, die tot op heden het monopolie is geweest van de klerikalen, werd in hoofdzaak afgestemd op de versterking van de katholieke invloed, op de aanwakkering van een blind antibolsjewisme, op de arglistige wedergeboorte van het fascisme.

Wij, communisten, kunnen ons niet onbetuigd laten tegenover deze stand van zaken, die al datgene op het spel stelt waarvoor wij met de inzet van ons leven hebben gestreden.

En wij roepen tot hen die misleid werden, die zich bedrogen hebben geweten, die dankzij een klassengerecht de kastanjes hebben moeten uit het vuur halen voor de werkelijke schuldigen: past op, laat u niet een tweede maal misbruiken door de gezworen vijanden van het volk, door de berekende saboteurs van de vrede, door de duistere machten van het grootkapitaal.

Neen, de epuratie is niet beëindigd. Het zou al te eenvoudig zijn, nadat de kleinen hebben geboet in de plaats van de groten.

Het probleem moet opnieuw gesteld worden bij zijn beginpunt, daar waar de eerste katholieke minister van Justitie, Verbaet, weigerde de criteria aan te leggen en de graad van schuld te onderscheiden. Minister Verbaet was inderdaad de mening toegedaan dat de maatstaf bij de repressie slechts later diende aangeduid te worden. Vandaag blijkt tot welke toestand deze weloverwogen en berekende schijnheiligheid heeft geleid.

De kwestie van de oorlogsverantwoordelijkheden dient voor goed te worden doorgehakt.
Wij onderscheiden drie groepen:
Vooreerst de geestelijke aanstichters van het verraad die, zich steunend op hun prestige en hun verworven autoriteit, deze overredingskracht hebben gebruikt om anderen tot het verraad te stuwen.
Ten tweede de trafikanten, de economische collaborateurs.
En ten derde de werktuigen: harlekijnen die bij de touwtjes werden getrokken; knechten die op bevel verklikten, moordden en mishandelden; dwazen die zich verlichte geesten dachten; armoezaaiers die niet verder meer zagen dan hun maag; goedgelovigen die werden misleid en die in de grond heel iets anders nastreefden dan hetgeen hen werd voorgeschoteld.

De repressie heeft om zo te zeggen slechts deze laatste categorie getroffen. Uit de tweede categorie, deze der economische collaboratie, mocht alleen het kleine wild het ontgelden. Wat de eerste categorie betreft, de morele autoriteiten, zij gaan voort zich te verbergen achter de schermen, vanwaar zij hun misdadig spel voortzetten.

Zolang deze schandelijke toestand zal aanhouden, zullen wij niet afzien van de repressie. En wij eindigen derhalve deze bladzijden met een beroep op alle eerlijke lieden, op alle mensen van goede wil, op alle burgers die de rechtvaardigheid lief hebben: laten we ons samen inspannen om te herstellen, in de mate van het mogelijke, daar waar overdreven toegeslagen werd en nieuwe onrechtvaardigheden werden begaan. Maar verenigen wij ook onze krachten opdat er met alle nodige scherpte worde opgetreden, daar waar een klassengerecht geen maatregelen heeft durven of willen nemen, dat wil zeggen tegenover de economische collaboratie, tegenover de morele autoriteiten.

Wij zijn er van overtuigd aldus de hypotheek te lichten die door de huidige repressiepolitiek op de toekomst van het land werd aangegaan.

Wij zijn er van overtuigd er aldus toe bij te dragen het geschokte geloof in Recht en Gerecht te herstellen.

Wij zijn er van overtuigd op deze wijze ons Vlaamse volk te behoeden, de democratie te vrijwaren en ons land te dienen.