Leon Trotski

Handen af van Rosa Luxemburg! [1]


Geschreven: 28 juni 1932
Bron: Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 3. Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen 2007. Door Karel ten Haaf. Facsimile-uitgaven van teksten van Trotski in het Nederlands
Vertaling: onbekend
Deze versie: spelling en punctuatie
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, augustus 2007


Zie ook: V.I. Lenin | Karl Kautsky | Rosa Luxemburg


Stalins artikel Over enige vragen der geschiedenis van het bolsjewisme, ontving ik met grote vertraging. Toen ik het had, kon ik het lange tijd niet over mijn hart krijgen het door te lezen, want dergelijke literatuur is even slecht te verteren als zaagsel of gehakte borstels. Doch toen ik het tenslotte gelezen had, kwam ik tot de overtuiging, dat men dit artikel alleen reeds daarom niet voorbij kan laten gaan, omdat het een brutale en onbeschaamde laster tegen Rosa Luxemburg bevat. Stalin verplaatst de grote revolutionaire naar het kamp van het centrisme! Hij toont aan — toont natuurlijk niet aan, doch beweert — dat het bolsjewisme van de aanvang af de weg naar de scheuring met het Kautsky-centrisme ingeslagen heeft, terwijl Rosa Luxemburg vanaf de linkervleugel Kautsky gedekt zou hebben! Wij brengen zijn eigen woorden: “Nog lang vóór de oorlog, ongeveer sedert 1903-1904, toen zich in Rusland de groep der bolsjewieken gevormd had en in de Duitse sociaaldemocratie de linkervleugel voor het eerst naar buiten optrad, sloeg Lenin de weg naar de breuk, naar de scheuring met de opportunisten in, zowel bij ons, in de Russische sociaaldemocratische partij, als ook in de IIe Internationale, in het bijzonder in de Duitse sociaaldemocratie”. Wanneer dit echter niet gelukte, dan kwam het daardoor, wijl “de linkse sociaaldemocraten in de IIe Internationale en vooral in de Duitse sociaaldemocratie een zwakke en machteloze groep vormden... die het woord breuk, scheuring zelfs niet durfden uit te spreken”. Dit is de voornaamste tendens van het artikel. De bolsjewisten traden vanaf 1903 voor de scheuring op, niet alleen met de rechtervleugel, doch ook met het Kautsky-centrisme. Rosa Luxemburg durfde echter het woord “scheuring” zelfs niet hardop uit te spreken.

Om een dergelijke bewering te verkondigen moet men wel totaal onbekend zijn met de geschiedenis van de eigen partij en vooral met de ideële ontwikkelingsgang van Lenin. In de onderstelling van Stalin is ook geen enkel juist woord. In de jaren 1903-1904 was Lenin natuurlijk een onverzoenlijke tegenstander van het opportunisme in de Duitse sociaaldemocratie. Doch als opportunisme zag hij alleen de “revisionistische” stroming, die theoretisch door Bernstein geleid werd. Kautsky bevond zich toen in de strijd met Bernstein. Lenin zag in Kautsky zijn leraar en kwam daar openlijk voor uit. In de werken van Lenin van een reeks volgende jaren vinden wij dan ook geen spoor van een principiële, tegen de stroming Bebel-Kautsky gerichte kritiek. Daarentegen vinden wij een reeks verklaringen van de gedachte, dat het bolsjewisme niet de een of andere zelfstandige stroming is, doch slechts het overbrengen van de stroming Bebel-Kautsky in de taal der Russische verhoudingen. Men constateren, wat Lenin in zijn bekende brochure Tweeërlei tactiek in het midden van 1905 schreef: “Waar en wanneer noemde ik het revolutionisme van Bebel en Kautsky ‘opportunisme’? Waar en wanneer beoogde ik de oprichting van de een of andere bijzondere stroming in de internationale sociaaldemocratie, die niet identiek is met de stroming van Bebel en Kautsky? Waar en wanneer traden verschillen op tussen mij aan de ene kant en Bebel en Kautsky aan de andere kant? ... De volle solidariteit van de internationale revolutionaire sociaaldemocratie in alle gewichtige vragen van het program en van de tactiek is een onweerlegbaar feit”. De woorden van Lenin zijn zo duidelijk, klaar, categorisch, dat zij de kwestie meteen afdoen.

Na anderhalf jaar, op 7 december 1906, schreef Lenin in het artikel De crisis van het mensjewisme: “Wij hebben van het begin af aan (sedert Een pas voorwaarts, twee schreden terug) verklaard: wij roepen geen bijzondere “bolsjewistische” stroming in het leven, wij verdedigen slechts altijd en overal het standpunt van de revolutionaire sociaaldemocratie. Doch tot aan de sociale revolutie zal er in de sociaaldemocratie onvermijdelijk een opportunistische en een revolutionaire vleugel zijn”.

Daar Lenin over het mensjewisme sprak als over een opportunistische vleugel van de sociaaldemocratie, stelde hij de mensjewieken niet met Kautsky doch met het revisionisme op één lijn. Het bolsjewisme echter beschouwde hij als de Russische vorm van het kautskyanisme, dat in zijn ogen in ieder tijdperk met het marxisme samenviel. Het hierboven aangehaalde citaat bewijst bovendien, dat Lenin volstrekt niet onvoorwaardelijk voor de scheuring met de opportunisten optrad; hij hield het verblijf van revisionisten in de sociaaldemocratie tot aan de sociale revolutie niet alleen voor mogelijk, doch ook voor “onvermijdelijk”.

Na twee weken, op 20 december 1906, begroet Lenin triomferend Kautskys antwoord op de vraag van Plechanov over het karakter van de Russische revolutie: “Dat, waar wij aanspraak op maken, — de verdediging van de positie van de revolutionaire sociaaldemocratie tegen het opportunisme, in geen geval de vestiging van de een of andere ‘originele’ bolsjewistische stroming — bevestigt Kautsky volkomen...”

Wij hopen, dat de kwestie in dit opzicht volkomen duidelijk is. Volgens Stalin eiste Lenin reeds sedert 1903 in Duitsland de breuk met de opportunisten, niet alleen met de rechtervleugel (Bernstein) doch ook met de linker (Kautsky). Lenin echter wijst in december 1906 met trots Plechanov en de mensjewisten er op, dat de stroming van Kautsky in Duitsland en die van het bolsjewisme in Rusland... identiek zijn. Zo ziet men het eerste deel van het uitstapje van Stalin in de geschiedenis van het bolsjewisme er uit. De nauwgezetheid en de kennis van de onderzoeker staan op hetzelfde peil! Direct na zijn bewering betreffende de jaren 1903-04 maakt Stalin een sprong naar 1916 en beroept zich op de scherpe kritiek van Lenin op de oorlogsbrochure van Junius, d.w.z. van Rosa Luxemburg. Jawel, in deze periode heeft Lenin reeds de onverzoenlijke oorlog aan het kautskyanisme verklaard, omdat hij uit zijn kritiek alle noodzakelijke organisatorische gevolgtrekkingen trok. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat Rosa Luxemburg de problemen van de strijd met het centrisme niet met de nodige conclusies stelde, — hier was het overwicht glansrijk aan de kant van Lenin. Doch tussen Oktober 1916, toen Lenin over de Juniusbrochure schreef, en 1903, toen het bolsjewisme ontstond, verliepen dertien jaren; gedurende een groot gedeelte van deze periode bevond Rosa Luxemburg zich in oppositie tot Kautsky en het Bebelse partijbestuur, terwijl zij haar strijd tegen het formele, pedante, innerlijk bedorven “radicalisme” van Kautsky steeds scherpere vormen gaf. Lenin nam aan deze strijd geen deel en ondersteunde Rosa Luxemburg niet voor het jaar 1914. Hartstochtelijk in beslag genomen door de Russische zaken, betrachtte hij in internationale vragen een zeer grote voorzichtigheid. In Lenins ogen stonden Bebel en Kautsky als revolutionairen onvergelijkelijk veel hoger dan in de ogen van Rosa Luxemburg, die hen van dichterbij in hun activiteit gadesloeg en de invloed van de Duitse politiek veel directer bespeurde. De capitulatie van de Duitse sociaaldemocratie van 4 augustus was voor Lenin een complete verrassing. Het is bekend, dat Lenin het nummer van de Vorwärts met de patriottische verklaring der sociaaldemocratische fractie voor een vervalsing van de Duitse staf hield. Eerst toen hij zich volledig van de verschrikkelijke waarheid overtuigd had, herzag hij zijn beoordeling der hoofdstromingen van de sociaaldemocratie, waarbij hij dit werk leninistisch uitvoerde, d.w.z. het direct afmaakte.

Op 27 oktober 1914 schreef Lenin aan A. Schljapnikov: “Kautsky haat en veracht ik thans het meest van alles: een onzuivere, ellendige, zelfvoldane huichelarij... Rosa Luxemburg had gelijk, die reeds lang begrepen had, dat Kautsky de “dienstvaardigheid van de theoreticus” had — de bekwaamheid van een lakei eenvoudiger gezegd, — de bekwaamheid van een lakei voor de meerderheid van de partij, voor het opportunisme”. (“Leninski sbornik” II, blz. 200). Indien er geen andere documenten zouden zijn (doch er zijn er honderden), zouden deze weinige regels alleen reeds de geschiedenis van deze kwestie geheel ophelderen. Lenin vindt het nodig om, eind 1914, een van zijn beste arbeiders in die tijd mee te delen, dat hij “op dat moment”, thans, vandaag, als tegenstelling tot vroeger, Kautsky “haat en veracht”. De scherpte van de uitdrukking bewijst onmiskenbaar in welke mate Kautsky de hoop en verwachtingen van Lenin bedrogen had. Niet minder duidelijk is de tweede zin: “Rosa Luxemburg had gelijk, die reeds lang begrepen had, dat Kautsky de dienstvaardigheid van een geleerde heeft...” Lenin aarzelt niet hier dat “gelijk hebben” te erkennen, dat hij vroeger niet zag of tenminste niet geheel aan Rosa Luxemburg toekende.

Van deze soort zijn de voornaamste chronologische kentekenen van de kwestie, die tegelijkertijd de voornaamste kentekenen voor de politieke biografie van Lenin vormen. Er is geen twijfel aan het feit, dat zijn ideële ontwikkeling een ononderbroken, omhooggaande curve voorstelt. Dat betekent echter ook, dat Lenin niet als Lenin geboren werd, zoals het door de Soesdaler vervaardigers van heiligenbeelden voorgesteld wordt, doch zich daartoe vormde. Lenin verwijdde zijn gezichtsveld, leerde bij anderen en verhief zich boven zijn eigen vorige dag. In deze standvastigheid van de voortdurende geestelijke vlucht, die boven hemzelf uitging, vond ook zijn heroïeke ziel haar uitdrukking. Indien Lenin in 1903 alles begrepen en geformuleerd zou hebben, hetgeen voor toekomstige tijden noodzakelijk was, dan zou zijn gehele verdere leven slechts uit verbeteringen bestaan hebben. In werkelijkheid was het absoluut niet zo. Stalin staliniseert eenvoudig Lenin, doordat hij hem tegen genummerde schablonen inruilt.

In de strijd van Rosa Luxemburg tegen Kautsky, vooral in de jaren 1910-1914 hadden de problemen van de oorlog, van het militarisme en het pacifisme een grote betekenis. Kautsky verdedigde het reformistische program: beperking der bewapening, internationaal scheidsgerecht, enz. Rosa Luxemburg bestreed dit program beslist als een illusie. Lenin weifelde in deze kwestie, stond echter gedurende een zekere tijd dichter bij Kautsky dan bij Rosa Luxemburg. Uit destijds gevoerde besprekingen met Lenin herinner ik mij, dat het volgende argument van Kautsky een grote indruk op hem maakte: zoals de hervormingen in binnenlandse aangelegenheden een product van de revolutionaire klassenstrijd vormen, zo kan men ook in de internationale betrekkingen zekere garanties (“hervormingen”) op de weg van de internationale klassenstrijd veroveren. Lenin meende, dat men deze positie van Kautsky geheel zou kunnen ondersteunen, als hij na de polemiek met Rosa Luxemburg zich tegen de rechtervleugel zou keren (Noske & Co.). Ik durf thans niet, op mijn geheugen afgaande, te zeggen in welke mate deze ideeëngang in de artikelen van Lenin tot uiting gekomen is: de vraag zou een bijzonder grondige studie eisen. Ik durf evenmin vast te stellen, hoe snel Lenins zwenken in deze vraag tot een beslissing is gekomen. In ieder geval kwam het niet alleen tot uitdrukking in besprekingen, doch ook in de briefwisseling. De bezitter van een dergelijke brief is Karel Radek. Ik vind het nodig mijn getuigenis in deze kwestie af te leggen, om op deze wijze te proberen, een voor de theoretische biografie van Lenin bijzonder waardevol document te redden. In de herfst van 1926, gedurende onze gemeenschappelijke arbeid aan het platvorm van de linkse oppositie toonde Radek Kamenev, Zinovjev en mij — waarschijnlijk ook andere kameraden — een brief van Lenin aan hem (van 1911?), die een verdediging van Kautsky tegen de kritiek van de Duitse linkervleugel inhield. Volgens het besluit van het Centrale Comité zou Radek als ieder ander verplicht geweest zijn deze brief aan het Lenininstituut te geven. Doch uit vrees, dat de brief in de stalinistische fabriek van vervalsingen verborgen gehouden, zo niet vernietigd zou worden, besloot Radek de brief tot betere tijden te bewaren. Het recht van deze overweging kan men op geen enkele wijze aan Radek betwisten. Thans evenwel neemt Radek, zij het op niet zeer verantwoordelijke, dan toch op voldoend actieve wijze aan de fabricage van politieke vervalsingen deel. Het is voldoende eraan te herinneren, dat Radek, die in tegenstelling tot Stalin, met de geschiedenis van het marxisme vertrouwd is en in ieder geval de brief van Lenin goed kent, het voor mogelijk hield openlijk te verklaren, dat hij solidair is met de onbeschaamde laster, die Stalin Rosa Luxemburg toezwaaide. De omstandigheid, dat Radek daarbij onder de knuppel van Jaroslavski handelde, vermindert zijn schuld niet, want slechts verachtelijke slaven kunnen van de principes van het marxisme afstand doen in naam van de principes van de knuppel.

Het gaat thans voor ons niet om het persoonlijk karakter van Radek doch om het lot van de brief van Lenin. Wat is er met hem gebeurd? Verstopt Radek hem ook thans nog voor het Lenininstituut? Onwaarschijnlijk. Waarschijnlijker is het, dat hij hem gaf aan de schuldige zijde als een wezenlijk bewijs voor een onwezenlijke genegenheid. Welk verder lot trof de brief? Wordt hij in het persoonlijke archief van Stalin tezamen met documenten, die zijn beste medearbeiders compromitteren, bewaard? Of werd hij vernietigd als vele andere waardevolle documenten uit het verleden van de partij? Er kan in geen geval, ook slechts niet een schijn van een politieke motivering zijn voor de achterhouding van een brief, die voor 20 jaren geschreven werd over een kwestie, die thans slechts een historisch belang heeft. Doch juist de historische waarde van de brief is zeer groot. Hij toont Lenin, zoals hij in werkelijkheid geweest is, doch niet zo als bureaucratische domkoppen hem volgens hun voorbeeld scheppen, die aanspraak maken op onfeilbaarheid. Wij vragen: Waar is Lenins brief aan Radek? Op de tafel van de partij en van de Komintern met Lenins brief! Wanneer men de verschillen tussen Lenin en Rosa Luxemburg in hun gehele omvang neemt, dan was het historische recht ongetwijfeld bij Lenin. Doch dat sluit niet uit, dat in bepaalde vragen, in bepaalde perioden Rosa Luxemburg tegenover Lenin gelijk had. In ieder geval ontwikkelden zich de verschillen, ongeacht hun betekenis en dikwijls hun uiterlijke scherpte, op grond van hun beider gemeenschappelijke, revolutionaire, proletarische politiek.

Toen Lenin, terugziend naar oktober 1918, schreef (Groet aan de Italiaanse, Franse en Duitse communisten): “Op het moment van de verovering van de macht en de vestiging van de Sovjetrepubliek stond het bolsjewisme alleen, het trok het beste uit de bestaande stromingen van de socialistische idee tot zich”, had hij zonder twijfel ook de stroming van Rosa Luxemburg op het oog, wier beste geestverwanten, als Marchlewski, Dzjerzjinski, e.a. in de rijen der bolsjewisten werkten.

Lenin begreep de dwalingen van Rosa Luxemburg beter dan Stalin; doch niet toevallig gebruikte Lenin de oude Russische twee regels voor Rosa Luxemburg: “Menigmaal moet de adelaar zich dieper neerlaten dan de kippen, doch nooit zullen de kippen zich tot in de wolken verheffen!” Zo is het! Zo is het! Om dezelfde reden moet Stalin met zijn boosaardige middelmatigheid spaarzamer omgaan als het gaat om persoonlijkheden als Rosa Luxemburg.

In het artikel Over de geschiedenis van het probleem der dictatuur (oktober 1920) schreef Lenin met betrekking tot de reeds door de revolutie van 1905 gestelde vragen der Sovjetmacht en dictatuur van het proletariaat: “Dergelijke vooruitstrevende vertegenwoordigers van het revolutionaire proletariaat en onvervalste marxisme, als Rosa Luxemburg, hebben reeds de betekenis van deze praktische poging erkend en kwamen op vergaderingen en in de pers met een kritische analyse ervan voor de dag”. Omgekeerd: “Lieden van het type der toekomstige kautskyanen... toonden hun totale onbekwaamheid de betekenis van deze poging te begrijpen”. In weinige regels erkent Lenin ten volle de historische betekenis van de strijd van Rosa Luxemburg tegen Kautsky — een strijd, die Lenin zelf in de verste verte niet op de juiste waarde schatte. Zoals voor Stalin, de bondgenoot van Tsjang Kai-sjek en Purcell, de theoreticus van de “Arbeiders- en boerenpartij”, van de “democratische dictatuur”, van het “niet afstoten der bourgeoisie”, enz. Rosa Luxemburg de vertegenwoordigster van het centrisme is, zo is zij voor Lenin de vertegenwoordigster van het “onvervalste marxisme”. Wat deze formulering uit Lenins pen betekent, is aan ieder duidelijk, die Lenin ook maar een weinig kent.

Wij voegen hier nog bij, dat in de aantekeningen bij de werken van Lenin over Rosa Luxemburg o. a. het volgende gezegd wordt: “In de bloeitijd van het bernsteinse revisionisme en later van het ministerialisme (Millerand) voerde Luxemburg, die haar plaats op de linkervleugel der Duitse partij innam, tegen deze stromingen een beslissende strijd... In 1907 nam zij als gedelegeerde van de Poolse en Litouwse sociaaldemocratie deel aan de Londense partijdag van de Russische sociaaldemocratische arbeiderspartij, waarbij zij in de principiële vragen der Russische revolutie de bolsjewistische fractie ondersteunde. Sedert 1907 gaf Luxemburg zich geheel aan het Duitse werk, waarbij zij een links-radicale positie innam en het centrum en de rechtervleugel bestreed... Haar deelname aan de januariopstand maakte haar naam tot een banier van de proletarische revolutie”.

Natuurlijk zal de schrijver van de aantekeningen reeds morgen waarschijnlijk zijn zonde bekennen en verklaren, dat hij ten tijde van Lenin in het duister schreef, en eerst volle klaarheid kreeg in het tijdperk van Stalin. Thans worden dergelijke verklaringen — een mengsel van geveinsdheid, idiotisme en hansworsterij — iedere dag in de Moskouse pers gepubliceerd. Doch aan de zaak zelf veranderen zij niets: “Wat met de pen geschreven is, wordt met de bijl niet afgehakt”. Ja zeker, Rosa Luxemburg werd een banier der proletarische revolutie.

Hoezo en waarom hield Stalin echter zich zo opeens bezig — met zo grote vertraging — met de revisie van de oude bolsjewistische waardering van Rosa Luxemburg? Evenals al zijn vroegere theoretische ongelukken is ook dit laatste, schandaligste, door de logica van zijn strijd tegen de theorie van de permanente revolutie te voorschijn geroepen. In zijn “historisch” artikel schenkt Stalin opnieuw de voornaamste plaats aan deze theorie. Nieuw zegt hij geen enkel woord. Wij hebben op zijn argumenten reeds lang met ons boek De permanente revolutie geantwoord. Uit historisch oogpunt wordt de vraag, naar wij hopen, voldoende belicht in het zich in druk bevindende tweede deel der Geschiedenis der Russische revolutie (“Oktoberrevolutie”). In het onderhavige geval houdt ons de vraag van de permanente revolutie slechts in zoverre bezig als Stalin haar met de naam van Rosa Luxemburg verbindt. Wij zullen direct zien, hoe de ongelukkige theoreticus het klaar speelde zichzelf een dodelijke val te zetten.

Nadat hij aan de geschillen der mensjewieken met de bolsjewieken in de vraag der leidende krachten van de Russische revolutie herinnerde en het klaar speelde in enige regels een reeks vergissingen te maken, die wij buiten beschouwing moeten laten, schrijft Stalin:

“Hoe hebben in deze geschillen de Duitse links-sociaaldemocraten Parvus en Rosa Luxemburg zich gedragen? Zij schiepen het utopische en halfmensjewistische schema der permanente revolutie... Verder werd dit halfmensjewistische schema van de permanente revolutie door Trotski (gedeeltelijk door Martov) aangegrepen en tot een wapen in de strijd tegen het leninisme veranderd”. Zo ziet de verrassende geschiedenis van het ontstaan van de theorie der permanente revolutie volgens de laatste historische onderzoekingen van Stalin er uit. Maar, o wee, de onderzoeker is vergeten naar zijn vroegere geleerde werken te zien. In 1925 sprak reeds dezelfde Stalin in zijn polemiek tegen Radek: “Het is onjuist, dat de theorie van de permanente revolutie... in 1905 door Rosa Luxemburg en Trotski opgesteld werd. In werkelijkheid werd deze theorie door Parvus en Trotski opgesteld”.

Deze verklaringen kan men lezen op blz. 185 van de Russische uitgave der “Vragen van het leninisme”. Het is te hopen, dat zij ook in de uitgaven in alle andere talen behouden zijn gebleven.

Tevens: in 1925 verklaarde Stalin Rosa Luxemburg voor onschuldig aan het begaan van een dergelijke doodzonde, die het deelnemen aan de schepping van de theorie der permanente revolutie is. “In werkelijkheid werd deze theorie door Parvus en Trotski opgesteld”. In 1931 vernemen wij van dezelfde Stalin, dat juist “Parvus en Rosa Luxemburg... het utopische en halfmensjewistische schema van de permanente revolutie geschapen hebben”. Trotski had echter geen schuld aan de schepping der theorie, zij werd door hem slechts “aangegrepen”, en tevens ook door... Martov! Weer is Stalin op heterdaad betrapt. Schrijft hij over vragen waarvan hij niets begrijpt? Of speelt hij in de principiële vragen van het marxisme bewust met valse kaarten? Een dergelijke alternatieve vraag is onjuist. In werkelijkheid is het ene en het andere het geval. De stalinistische vervalsingen zijn bewust, zover zij op dat gegeven ogenblik door zuiver berekenende, persoonlijke belangen gedicteerd zijn. Tezelfdertijd zijn zij slechts half bewust voor zover zijn oorspronkelijke onwetendheid zijn theoretische willekeur niets in de weg legt. Doch feit blijft feit. In de strijd met de “contrabande van het trotskisme” stiet Stalin in 1931 op een nieuwe persoonlijke vijand: Rosa Luxemburg. Hij bedacht zich geen ogenblik om haar te belasteren, waarbij hij zich, voor hij de sluizen van zijn grofheid en deloyaliteit open zette, niet eens de moeite gaf, na te slaan, wat hij zelf 5 jaar geleden betreffende deze kwestie gezegd had.

De nieuwe lezing van de geschiedenis van de idee der permanente revolutie is vooral gedicteerd door het streven een nog meer gepeperde spijs voor te zetten dan het voorafgaande. Het is niet doelloos te verklaren, dat Martov om de theoretische en historische kokerij nog pikanter te maken er met de haren bijgetrokken is. Tegenover de theorie en de praktijk der permanente revolutie stond Martov met een onveranderlijke vijandigheid en onderstreepte vroeger meer dan eens, dat de opvattingen van Trotski over de revolutie zowel door de bolsjewieken als door de mensjewieken verworpen werden. Doch het heeft geen zin hierbij stil te staan.

Het is inderdaad fataal, dat er geen enkele belangrijke kwestie der internationale proletarische revolutie is, waarin Stalin niet twee, geheel tegenstrijdige, meningen heeft uitgesproken. Wij weten, dat hij in april 1924 in de Vragen van het leninisme de onmogelijkheid van de opbouw van het socialisme in één land bewees. In de herfst, in de nieuwe oplage van het boek, verving hij deze passage door het bewijs (d.w.z. door de blote aankondiging), dat het proletariaat het socialisme in één enkel land opbouwen “kan en moet”. De gehele overige tekst bleef onveranderd! In de kwestie van de arbeiders- en boerenpartij, de Brest-Litovskse onderhandelingen, de leiding van de Oktoberrevolutie, in de nationaliteitenkwestie, enz. speelde Stalin het klaar in de loop van enkele jaren, dikwijls enkele maanden, lijnrecht tegenover elkaar staande meningen te verkondigen. Het zou foutief zijn de schuld aan een slecht geheugen te geven. De reden ligt hier dieper. Stalin mist de methode om wetenschappelijk te denken, het principiële onderscheidingsvermogen geheel. Hij behandelt iedere vraag zo, alsof zij eerst thans ontstaan is en afgezonderd van alle andere vragen bestaat. Stalins beoordeling hangt af van zijn ogenblikkelijk acuut belang. De hem overstelpende tegenstellingen zijn de vergelding voor zijn vulgair empirisme. Voor hem staat Rosa Luxemburg niet in het perspectief der Duitse, Poolse en internationale arbeidersbeweging van de laatste halve eeuw. Neen, zij is voor hem telkens een nieuwe, daarbij geïsoleerde persoonlijkheid, waarvan hij zich in iedere nieuwe fase moet afvragen: is dat een vriend of een vijand? Een juist instinct zei de theoreticus van het socialisme in één enkel land dit keer, dat Rosa Luxemburgs schaduw hem onverzoenlijk vijandig is. Doch dat verhindert de grote schaduw niet de banier van de internationale proletarische revolutie te blijven.

Rosa Luxemburg bekritiseerde in 1918 vanuit de gevangenis zeer streng en in hoofdzaak foutief de politiek van de bolsjewisten. Doch ook in deze, haar meest onjuiste arbeid, zijn haar adelaarsvleugels zichtbaar. Hier volgt haar algemene opinie over de Oktoberomwenteling: “Alles, wat de partij aan moed, kracht, handelen, revolutionair vooruitzien en bekwaamheid kan tonen, dat alles hebben Lenin, Trotski en hun kameraden geheel volbracht. De revolutionaire eer en bekwaamheid van het handelen die de sociaaldemocratie in het Westen ontbraken, bleken bij de bolsjewieken aanwezig te zijn. Hun Oktoberopstand was niet alleen de werkelijke redding van de Russische revolutie, doch ook de redding van de eer van het internationale socialisme”. Is dat werkelijk de stem van het centrisme? Luxemburg onderwierp op de volgende bladzijden de politiek van de bolsjewisten in de agrarische kwestie, de leuze van de nationale zelfbeschikking en het opgeven van de formele democratie aan een scherpe kritiek. In deze kritiek, die zowel tegen Lenin als tegen Trotski gericht is, maakt zij, terloops opgemerkt, tussen hun opvattingen geen enkel onderscheid en Rosa Luxemburg verstond het te lezen, te begrijpen en verschillen op te merken. Het kwam niet eenmaal bij haar op mij ervan te beschuldigen, dat ik mijn opvattingen over de boeren veranderd zou hebben, doordat ik mij met Lenin in de agrarische kwestie verenigde. Daarbij kende zij deze opvattingen goed, want ik had ze in haar Pools tijdschrift in 1909 grondig blootgelegd... Rosa Luxemburg eindigde haar kritiek met de eis: “in de politiek van de bolsjewisten het wezenlijke van het onwezenlijke, het fundamentele van het toevallige te onderscheiden”. Voor fundamenteel houdt zij de macht van de beweging der massa’s, haar wil tot het socialisme. “In dit opzicht”, schreef zij, “waren Lenin en Trotski de eersten die het internationale proletariaat een voorbeeld gaven. Zij zijn ook thans de enige, die open kunnen zeggen: “Ik heb het gewaagd!”

Ja, voor Stalins haat tegen Rosa Luxemburg zijn voldoende oorzaken aanwezig. Doch des te gebiedender is het onze plicht Rosa’s nagedachtenis te beschermen tegen de door betaalde beambten der beide halfronden aangegrepen belasteringen van Stalin en dit waarlijk heerlijk, heroïsch en tragisch voorbeeld in zijn volle grootheid en zijn opvoedkundige betovering aan de jonge generaties van het proletariaat over te geven.

Prinkipo, 28 juni 1932.

_______________
[1] Uit: Permanente Revolution van 23 juli 1932.