Interview met Joost Kircz

“Alles moet nog steeds anders”


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, oktober, 1991, nr. 40
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Begin dit jaar verscheen het veelbesproken boek “Alles moest anders”. Daarin veel gejammer en zelfbeklag van ex-CPN-leden, die inmiddels wel beter weten. De argeloze lezer zal wellicht vreemd opgekeken hebben van het nogal afwijkende verhaal onder de titel “De vijand van mijn vijand is nog niet mijn vriend” van ene Joost Kircz, achterin het boek geïdentificeerd als “lid van de partijleiding van de Socialistische Arbeiderspartij (SAP). ‘De Internationale’ vroeg hem waarom hij aan deze bundel heeft meegewerkt.

Vraag: Wat bezielt je in ‘hemelsnaam’ om aan een boek mee te werken waarin alleen teleurgestelde mensen meedoen?

Joost: “Het is een algemeen verschijnsel dat mensen die teleurgesteld uit de politiek stappen hun herinneringen opschrijven. Er bestaat dan een behoefte terug te kijken op een afgesloten periode. Vaak zijn het waarschuwingen aan de lezer om niet ook het pad van het politiek activisme op te gaan. Vaak is het ook recht door zee vader- of zo je wilt moedermoord. Er zijn maar weinig afgeronde herinneringen van politiek activisten die hun hele leven politiek actief bleven. Meestal is daar ook geen tijd voor. De dagelijkse politiek vereist alle aandacht. Bij de oudere generatie telt verder natuurlijk mee dat veel socialisten in de oorlog zijn omgekomen, zodat het aantal autobiografische verhalen beperkt is.

Wat we derhalve in de praktijk zien is een onevenredig aantal publicaties van teleurgestelde of tot het kapitalisme bekeerde oud-activisten. Dit geeft een compleet vertekend beeld. Uit al die bijdragen lijkt het wel of de socialistische beweging uit een stel wereldvreemde mensen bestaat met vaak een sterk bureaucratische inslag. De politieke realiteit is echter anders.”

Je probeert dus tegengas te geven begrijp ik.

“Inderdaad, ik kan het gewoon niet hebben dat een deel van mijn geschiedenis en die van mijn mede niet-teleurgestelde kameraden ingelijfd wordt in een moeras van zelfbeklag en in pogingen om nu als oppassend bourgeois over te komen. Alsof politieke geëngageerdheid iets puberaals is waar je overheen groeit naarmate je ouder wordt. Ik heb geprobeerd een persoonlijke geschiedenis te schrijven die ook de geschiedenis is van de beweging die ik van jongs af aan mede probeer op te bouwen. Mij is gevraagd op te schrijven wat mij bezielde politiek actief te worden en wat ik er nu van vind. Ik denk dat het belangrijk is duidelijk te maken dat er mensen blijven die niet bij de pakken neerzitten.”

Hoe zie je jezelf dan in de politiek in vergelijking met bijvoorbeeld al die ex-CPN’ers uit het boek?

“Een belangrijk deel van het leven van een politiek activist is verweven met de politieke beweging. Dat geldt niet alleen in tijd of de mensen waarmee je omgaat, het bepaalt ook de keuzen die je maakt ten aanzien van opleiding en beroep. Voor mij is de trotskistische beweging een geïntegreerd deel van mijn leven. De oud-CPN’ers in het boek doen net alsof het hen overkwam, of zij bevangen door een vreemde jeugdromantiek opeens in de CPN verzeild raakten en daar een tijd als blindemannetjes hebben mee gemarcheerd tot de schellen van hun ogen vielen. Ik vind dat een volstrekt onaanvaardbare houding. Al die mensen zijn bewust lid geworden van de CPN. Toen ze dat werden waren er ook andere keuzen mogelijk. Lid worden van de CPN was niet iets onontkoombaars. Zij hebben ook allemaal bewust de CPN politiek verdedigd en mede vormgegeven.”

En nu komen ze tot het inzicht dat de keuze fout was?

“Dat is wel zo, maar ze komen niet terug naar hun socialistische uitgangspunten. Voor de CPN was socialisme wat de partij decreteerde, daarbuiten was het allemaal vals en voos. Het meest ergerniswekkende is dat ze nu op dezelfde wijze alles wat zich beroept op de marxistische traditie belachelijk maken, zoals ze dat vroeger deden met socialisten buiten de CPN. In feite zijn ze dus niets veranderd, alleen hebben ze nu hun eigen geschiedenis bijgezet bij de socialistische stromingen die ze in de CPN leerden haten. In hun aanpak, in het gebrek aan histories besef en het niet serieus nemen van de fundamentele democratische basis van de socialistische strijd, blijven zij ideologisch stalinisten.”

Maar onze beweging heeft het toch ook niet altijd bij het rechte eind gehad?

“Nee, we hebben enorme blunders gemaakt. Eerst met een overschatting van de uitstralingsmogelijkheden van de jongerenradicalisatie van de jaren zestig, daarna met de overschatting van de guerrillastrijd in Zuid-Amerika en ten slotte door een overschatting van de politieke rijpheid van de arbeidersklasse in Oost-Europa. Je zou kunnen zeggen dat trotskisten zich kenmerkten door een te optimistische houding. Misschien daarom ook bestaan wij nog als partij in tegenstelling tot de CPN.”

Het is opmerkelijk dat gedemoraliseerde ex-CPN’ers, maar ook een groot deel van de Oost-Europese oud-communisten, hun heil nu zoeken in een vrije markteconomie en de smalle marges van een sociaaldemocratische oplossing. Waarom slaan er zo weinig mensen linksaf en om bijvoorbeeld de SAP te versterken?

“Ik denk dat dit voor een groot deel komt door de politieke strijd tussen het stalinisme en onze beweging. Door de voortdurende verkettering van alles wat links van de stalinistische partijen stond kreeg je in de linkse stromingen ook een sterke gelijkhebberige houding.

Door het gebrek aan mogelijkheden en ook wel uit een soort van bijna gedwongen keuze werd er waanzinnig veel tijd gestoken in polemiek met de stalinisten. Er werd veelal vanuit een verdedigende positie gediscussieerd en dat is nooit erg stimulerend. De strijd met het stalinisme slorpte enorm veel energie op, energie die ten koste ging van het autonoom ontwikkelen van uitgewerkte socialistische analyses. Zoals over de machtsverhoudingen en de veranderende arbeidsverhoudingen in de hoog geïndustrialiseerde wereld inclusief Japan en Noord-Amerika. Ik denk dat veel ex-leden van stalinistische partijen emotioneel nog socialist zijn en ook wel strijdvaardig. Op dit moment echter stralen wij nog geen werkelijk alternatief uit. Je raakt natuurlijk nooit bevrijd van de noodzaak je eigen zaak te verdedigen tegen falsificaties, mijn bijdrage is daar een voorbeeld van, maar het accent kan nu weer liggen op hoe we verder gaan.”

Om even terug te komen op Oost-Europa. In onze optiek stelden we dat de basis voor een antikapitalistische ontwikkeling aanwezig was en dat er “slechts” een politieke revolutie nodig zou zijn.

“We hebben duidelijk niet willen zien dat de stalinistische terreur en een wereldoorlog het bewustzijn van de arbeiders en boeren in de Sovjet-Unie desastreus hebben verpest. De hoop op een betere maatschappij werd binnenlands een farce terwijl de welvaart in West-Europa en Noord-Amerika steeds maar toenam. Uiteraard spiegelt de Oost-Europese arbeider zich daaraan en niet aan India of Argentinië. Een niet-kapitalistische onderbouw is kennelijk niet voldoende om stappen vooruit te zetten. In onze verdediging van de Sovjet-Unie tegen het kapitalisme zijn we ondanks onze felle kritiek niet kritisch genoeg geweest. Het gekke is dat wij eerst door een stalinistische meerderheid vervolgd werden omdat we kritisch ten opzichte van het regime waren, om vervolgens nu achter te blijven met de constatering dat we eigenlijk niet fel genoeg waren. De reële maatschappelijke vraag is natuurlijk in hoeverre het daadwerkelijk mogelijk was voor onze beweging zoiets op te brengen. Ook wij en met ons ons programma, zijn een product van onze tijd. Onze mensen hadden ook behoefte aan enig houvast, een slechte Sovjet-Unie was altijd nog beter dan een rot kapitalisme.”

Maar word je er niet een beetje beroerd van? Er is toch niet echt sprake van een herleving van het socialistische gedachtegoed.

“Ja, wel beroerd maar ook boos. Op dit moment viert het kapitalisme nog haar overwinning van de koude oorlog. De gigantische problemen die zich echter aftekenen in Oost-Europa, om maar niet te spreken over de onverminderd verslechterende situatie in Afrika en delen van Zuid-Amerika, kan het kapitalisme niet aan. Maatschappelijk gezien is de emancipatiestrijd nog steeds even urgent als vroeger. Je wordt er wel moe van natuurlijk, maar ik zie niet in waarom ik 25 jaar geleden wel tegen uitbuiting en mishandeling de straat op ging en dat nu niet meer zou doen.”

Protest blijft dus nodig.

“Meer nog, politieke machtsvorming tegenover de overheersing van zeer weinigen over zeer velen. Nu we wakker geschud zijn uit onze laatste dagdroom dat we misschien toch nog ergens iets hadden aan de Sovjet-Unie staan we nu voor een duidelijke opgaaf. De herformulering van de socialistische strijd in de termen van deze tijd, zowel wat betreft het programmatisch/theoretisch aspect als wat betreft de daadwerkelijke opbouw van een tegenmacht. Hoe vervelend het voor een individu dan ook mag zijn dat er geen mooie resultaten te boeken zijn, maatschappelijk geldt nog steeds de keus tussen socialisme of barbarij. Ik verwijt niemand iets als je geen fut meer hebt om continue door te gaan. Ik pik het echter niet als je uit gebrek aan politieke moed opeens aan de andere kant van de barricade het socialisme bespottelijk gaat staan maken.”

(Van de hand van Joost Kircz verschijnt deze maand een bijdrage over dit zelfde onderwerp onder de titel “Alles moest anders: Een nieuwe generatie spijtoptanten dient zich aan” in “Kritiek, jaarboek voor socialistische discussie en analyse” nummer 1, onder redactie van Marcel van der Linden en Wim Bot. (...)

Alles moest anders. Het onvervuld verlangen van een linkse generatie.
Arnold Koper, Constant Vecht en Max van Weezel (samenstellers) Nijgh & Van Ditmar 1991. ISBN 90 388 8402 8.