Interview met Jaime Pastor

Voor een alternatief ‘histories blok’


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, juli, 1991, nr. 39
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


In maart dit jaar zijn de Baskische organisaties LKI (Vierde Internationale) en EMK (ex-maoïstisch) gefuseerd tot een nieuwe partij. In juli willen ook de Iberische zusterpartijen LCR (Vierde Internationale) en MCE (ex-maoïstisch) zich verenigen. Tegelijkertijd ontwikkelen zich in verschillende steden en provincies “Alternatieve Vergaderingen”, waar de beide genoemde stromingen met partijloze ecologen, antimilitaristen, vakbondsleden, christenen en feministen werken aan pluralistische eenheidsplatformen. Josef Lang sprak met Jaime Pastor, lid van de leiding van de LCR en medeoprichter van de “Asamblea Alternativa de Madrid” over de voorgenomen fusie van LCR en MCE, over de opgang van de alternatieve beweging, over de moeizame situatie in de arbeidersbeweging en over de praktische en theoretische gevolgen van dit alles.

Vraag: Heeft de fusie van de Baskische organisaties LKI en EMK, beide afkomstig uit de ETA, het tempo van de fusiebesprekingen tussen de Iberische zusterpartijen versneld?

Jaime Pastor: “Eigenlijk waren de eerste stappen in de richting van een fusie in Baskenland aarzelender dan in de rest van de Spaanse staat, waar aanvankelijk te snel van stapel gelopen werd. Dat de vereniging in Baskenland makkelijker gaat is een gevolg van een rustig maar vasthoudend proces. In Baskenland is de fusie ook dringender, omdat de LKI en EMK zich naast een sterke radicale kracht, Herri Batasuna (BB), staande moet houden. LKI en EMK ondersteunen weliswaar bij verkiezingen dit radicaal-nationalistische verbond, maar verschillen op veel punten met HB, met name over de autonomie van sociale bewegingen, over de rol van de gewapende strijd en over de onderhandelingsstrategie van de ETA. Bovendien is Herri Batasuna tamelijk sektarisch tegen andere alternatieve krachten.

Terug naar onze fusie. Het belangrijkste meningsverschil tussen de LCR en MCE betrof de interne democratie. In de MCE waren verschillende standpunten in discussies en op congressen wel toegestaan, maar de leiding moest politiek homogeen zijn. Ons standpunt is dat de leiding net zo divers moet zijn als de leden in de hele partij. Met name de Oost-Europese en Nicaraguaanse ervaringen hebben de kameraden van de MCE aan het denken gezet. De erkenning dat heterogeniteit kansen biedt en niet slechts gevaren gaat samen met een opener houding tegenover nieuwe twijfels en vragen. De behoefte daar samen onderzoek naar te doen en er gezamenlijk over te discussiëren versterkte de druk naar eenheid. De fusie werd verder versneld door de ideologische offensieven ten gunste van het kapitalisme. Daartegenover willen we ons niet in een sektarisch slakkenhuis terugtrekken, we willen de uitdaging gezamenlijk en vernieuwend oppakken.

Omdat de nieuwe gefuseerde partij noch ideologisch noch organisatorisch een gesloten concept zal hebben, zijn er goede vooruitzichten dat de verschillende ervaringen, stijlen van werken en manieren van aanpak vruchtbaar met elkaar verbonden kunnen worden. Verschillen zijn er in de vakbondspolitiek, waarin wij de integratie van de arbeid(st)ers in het systeem eerder onderschatten, waar de kameraden van de MCE die overschatten. In de praktijk geven we echter beide prioriteit aan de opbouw van een linkerstroming in de arbeid(st)erscommissies (van de vakcentrale CCOO – noot vertaler), die vergeleken met de rest van Europa, een op de basis georiënteerde en pluralistische geschiedenis hebben. Verregaande overeenstemming hebben we over de erkenning van de ecologiebeweging als belangrijke kracht, ondanks haar politieke zwaktes. Verkiezingsdeelname vinden wij belangrijker dan de MCE. Voor ons was de afwezigheid de afgelopen jaren bij verkiezingen ongewenst, terwijl de MCE de neiging had wat dit betreft van de nood een deugd te maken.”

Wat wordt de relatie van de gefuseerde partij met de Vierde Internationale?

“Het was vanaf het begin duidelijk dat we van de MCE niet kunnen vragen zich aan te sluiten bij de Vierde Internationale. Na lange discussies zijn we het over het volgende eens geworden: de verenigde partij sluit zich niet als sectie aan bij de Vierde Internationale, maar zal er wel mee samenwerken waar we het met elkaar eens zijn en aan de discussies voor het Wereldcongres deelnemen. Binnen de gefuseerde partij kunnen geen individuele leden of een stroming lid zijn van de Vierde Internationale. De verenigde organisatie gaat zich wereldwijd voor een sterkere coördinatie van revolutionaire en alternatieve krachten inzetten, waarbij de veelvormigheid daarvan moet worden gerespecteerd.”

In de Spaanse staat is sprake van een grote tegenstelling tussen de politieke zwakte en de maatschappelijke sterkte van links. De PSOE is transmissieriem voor een neoliberale NAVO-regering geworden. Het om de communistische partij verenigde “Izquierda Unida” (Verenigd Links) probeert het daardoor ontstane sociaaldemocratische vacuüm te vullen en bepleit bijvoorbeeld tegenover het idee het leger af te schaffen een beroepsleger. Tegelijkertijd zijn er echter tamelijk sterke sociale bewegingen, waarvan de antimilitaristische de meest dynamische is, en is sprake van een brede kritische publieke opinie. Hoe proberen jullie die sociale krachten in politieke om te zetten?

“Dat is inderdaad de grote vraag, die ons dwingt onze activiteiten tot nu toe kritisch te bekijken. De anti-NAVO-beweging bood grote kansen een sterk politiek alternatief voor de PSOE op te bouwen. Dat dat niet gelukt is komt niet alleen door de nederlaag van de beweging in het referendum. Wat nodig is, is een breed pluralistisch alternatief, waarin buitenparlementaire en institutionele activiteiten, conventionele en nonconventionele activiteiten, met elkaar verbonden worden. Een alternatief dat sociale bewegingen kan stimuleren en politiseren en zich verbindt met de kritische publieke opinie. Actuele voorbeelden van mogelijkheden zijn de antimilitaristische beweging voor de afschaffing van de dienstplicht, de volksinitiatieven voor de sluiting van kerncentrales en het proces tegen het staatsterrorisme van de GAL (‘Grupos Antiterroristas de Liberaciôn’). Dit proces tegen de door het ministerie van binnenlandse zaken gesteunde en gefinancierde GAL vindt binnenkort plaats. De belangrijkste pleiter namens het volk, de advocaat Fernando Salas, is ook lid van de Alternatieve Assemblee van Madrid (‘Asamblea Alternativa de Madrid’). In deze alternatieve vergadering werken leden van de LCR en MCE samen met partijloze ecologen, antimilitaristen, vakbondsleden, christenen en feministen. Er doen ook mensen mee die dicht hij Izquierda Unida staan en die naar een radicaal alternatief zoeken. Een van de doelen van deze samenwerking is institutioneel en electoraal uitdrukking te geven aan de sociale bewegingen en kritische publieke opinie. Helaas hebben we in mei nog nauwelijks aan de gemeenteraadsverkiezingen mee kunnen doen, we gebruiken 1991 vooral om bekendheid te geven aan het ‘Alternatief Manifest’ van de Alternatieve Assemblee.”

De grote meerderheid van de jongeren, in Baskenland zelfs 95 procent, wijst de dienstplicht af. Alle partijen, van de conservatieve Partido Popular tot het linkse Izquierda Unida, willen de crisis van het leger oplossen door een vrijwilligersleger in te voeren. Alleen de PSOE en de meeste generaals houden nog aan de algemene dienstplicht vast. Hoe moet de antimilitaristische beweging naar jouw mening op deze situatie reageren?

“Op dit moment is een grote meerderheid voor afschaffing van de dienstplicht, maar er is zeker geen meerderheid voor de totale afschaffing van het hele leger. Het aantal dienstweigeraars is zo groot dat het bijna niet meer mogelijk is dienstweigeraars te straffen en afschaffing van de dienstplicht is dan ook nog hoogstens een kwestie van tijd. De zeer onpopulaire deelname van troepen aan de Golfoorlog heeft de crisis van het leger nog verder versterkt.

Naar mijn mening moet de antimilitaristische beweging vasthouden aan haar hoofddoel, afschaffing van de dienstplicht. Ten eerste dankt de beweging haar dynamiek en breedheid aan deze eis. En ten tweede kunnen we alleen zo een belangrijk woordje meespreken over het ‘alternatief’ van een beroepsleger. We moeten zeker ook de eis tot volledige afschaffing van het leger meer dan tot nu toe naar voren brengen en ter discussie stellen. In de Alternatieve Assemblee van Madrid bespreken we een voorstel om de campagne voor afschaffing van de dienstplicht met die voor de totale afschaffing van het leger te verbinden.”

Eind vorig jaar schreef Miguel Romero, een van de leidende kameraden in de LCR, in jullie krant ‘Combate’ in een balans over wat er dat jaar in Europa was gebeurd over de anti-poll-tax-beweging in Engeland en over het aftreden van Thatcher: “Het is een symptoom van deze tijden dat een burgerbeweging bereikte waartoe de vakbeweging niet in staat was. De westerse regeringen zijn kwetsbaarder voor druk met rechtstreekse electorale gevolgen dan voor pressie vanuit de bedrijven. Dat moet ons er niet toe brengen een requiem aan te heffen over de vakbondsstrijd. Maar het moet ons er van bewust maken dat het alleen mogelijk is op de uitdagingen van de hedendaagse maatschappij te reageren met maatschappelijke sociaal-politieke perspectieven.” Welke conclusies trek jij uit de opkomst van nieuwe sociale bewegingen en uit de moeizame toestand in de arbeidersbeweging?

“Deze ontwikkeling laat zien dat het sociale zijn van de mens niet alleen gedefinieerd wordt door zijn of haar klassepositie, maar door de objectieve en subjectieve rol in de maatschappij in het algemeen. Klaarblijkelijk is het makkelijker je oppositioneel te uiten als burger dan als arbeid(st)er. Dat geldt met name voor thema’s als het milieu, de Derde Wereld of vrede. Voor deze sociale bewegingen hebben middelen als volksinitiatieven een grotere betekenis als voor bijvoorbeeld de vakbeweging. Het toekomstige sociale subject voor maatschappijverandering zal uit verschillende sociale bewegingen worden gevormd. Kritische stromingen in de vakbeweging horen daarbij en de klassepositie zal een rol spelen. De ervaringen de afgelopen jaren, met name het referendum over de aansluiting van Spanje bij de NAVO, hebben laten zien dat de arbeidersklasse zich relatief conservatief gedraagt. Een belangrijk deel voelt zich beschermd door de staat en de positie die zij heeft in de wereldeconomie. De ontwikkelingen in het Oosten en de groeiende afstand tussen noord en zuid zullen deze tendens verder versterken.

Aan de andere kant moeten we ons ervan bewust zijn dat een breuk met het kapitalistische patriarchale systeem alleen mogelijk is met steun van de arbeid(st)ers of een belangrijk deel daarvan. Zo liet bijvoorbeeld de algemene staking die op 14 december 1988 in heel Spanje georganiseerd werd zien, hoeveel kracht en betekenis het stilleggen van het productie- en distributieapparaat heeft. Overigens had deze staking door haar bijna onpolitieke karakter geen al te grote consequenties. En in ieder geval was ze niet te vergelijken met de vroegere algemene stakingen in de republikeinse en antifranquistische tijden.

De alternatieve bewegingen moeten niet op de vakbonden wachten, maar moeten proberen die te beïnvloeden en tenminste delen voor zich zien te winnen, als ze wat veranderen willen. Gelukkig is de afstand tussen de oude arbeid(st)ersbeweging en nieuwe sociale bewegingen in de Spaanse staat niet zo groot en bestaan er vele verbindingen.

In een referaat dat je vorig jaar op een symposium in Pamplona hebt gehouden stel je de ‘actieve krachten’ in de sociale bewegingen voor samen te werken aan de vorming van een nieuw ‘histories blok’. Als eerste stap stel je de vorming van een ‘Verzetsblok’ voor, nauw verbonden met bewegingen en organisaties “die in de burgermaatschappij verankerd zijn”. Hoe definieer je zo’n ‘Verzetsblok’ inhoudelijk? En hoe komt zo’n ‘histories blok’ tot stand?

“Om te beginnen gaat het erom de productivistische logica af te wijzen, zowel de kapitalistische als de ‘reëel bestaande socialistische’. We moeten de gebruikelijke verhouding tot de natuur en tot de Derde Wereld bestrijden en het dominante consumentisme in de rijke landen ter discussie stellen.

Op de tweede plaats gaat het om een breuk met het kapitalisme, omdat het individuele streven naar maximale winst onverenigbaar is met de sociale belangen van de meerderheid en met de redding van onze planeet.

Ten derde gaat het om een kritiek op de liberale democratie, waarin de burgers in verregaande mate van het politieke leven zijn uitgesloten, en om het scheppen van democratie waarin vertegenwoordigende en participatorische elementen met elkaar verbonden zijn, waarin de scheiding tussen hogere politiek en lagere alledaagse problemen wordt opgeheven.

Ten vierde gaat het erom internationalisme gestalte te geven, gebaseerd op solidariteit, gelijkberechtiging en het recht op verscheidenheid.

Tot slot gaat het om het overstijgen van oude ideologische grenzen tussen verschillende alternatieve stromingen. Daartoe behoren open omgangsvormen, het einde van monolitische en paternalistische stijlen en een cultuur van bescheidenheid en twijfel ten opzichte van argumenten van andere stromingen.

Een ‘histories blok’ moet gevormd worden door alle maatschappelijke bewegingen die vechten voor een wereld zonder uitbuiting en onderdrukking. Dat is natuurlijk geen nieuw doel. Wel nieuw is de constatering dat tegenwoordig veel loonafhankelijken – en dat is de overgrote meerderheid van de bevolking in de ontwikkelde maatschappijen – politiek actief zijn in het kader van alternatieve sociale bewegingen, en niet in de klassenstrijd. Deze bewegingen benaderen de mensen met universele voorstellen voor bescherming van het milieu, voor vrouwenrechten of voor vrede. Desalniettemin hebben ze een maatschappijkritische en antikapitalistische stootrichting, waarbij de formuleringen sterk van de klassepositie afhankelijk zijn. Hun belangrijkste zwakte is dat ze zichzelf meer definiëren door waar ze tegen zijn dan door wat ze wél willen. Om een ‘histories blok’ tot stand brengen is een positief alternatief nodig.”

Interview door Josef Lang in Bresche nummer 91-3
Bresche is het Duitstalig blad van de Zwitserse sectie van de Vierde Internationale
.