Interview met Ernest Mandel

door Alain Tondeur en Alain van Praet

Wordt Oost-Europa kapitalistisch?


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, december. 1989, nr. 33
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Wordt de Sovjet-Unie kapitalistisch?
Discussies uit het Poolse Verzet
Problemen bij de theorie van de gedegenereerde arbeidersstaat

Oost-Europa is in hevige beroering. Solidarnosc zit in de Poolse regering. Ondanks een verbod staken mijnwerkers in de Sovjet-Unie. Honecker wordt afgezet door zijn massaal in beweging gekomen bevolking. Velen binnen links, niet alleen (ex-)stalinisten, zijn door dit alles in verwarring. Waar gaat dat heen? Wordt het kapitalisme hersteld in Oost-Europa? Gaat het kapitalisme dan toch een definitieve overwinning boeken op socialisme en communisme? Alain Tondeur en Alain van Praet spraken over dit soort vragen met Ernest Mandel, marxistisch econoom en lid van de leiding van de Vierde Internationale.

Vraag: In je boek over de Sovjet-Unie en Gorbatsjov[1] maak je een beoordeling van de historische betekenis van de hervormingen van de nieuwe leiding. Kun je daar nader op ingaan?

Mandel: Het is niet zozeer een beoordeling van de hervormingen die worden doorgevoerd, maar van de veranderingen die in de Sovjet-Unie plaatsvinden. Die kunnen worden samengevat in één zin: de samenleving is in beweging gekomen, dat geldt bovenal voor de volksmassa’s. Die heropleving van politieke actie, van zelfactiviteit en in toenemende mate van zelforganisatie van tientallen miljoenen mensen in het land met de grootste arbeidersklasse van de wereld, betekent een radicale verandering in de wereldsituatie. Je kan dat alleen maar vergelijken met de overwinning van de Chinese revolutie of met de Spaanse revolutie van 1936-37. En dan nog overtreft wat nu gebeurt die historische gebeurtenissen, gezien het aantal arbeid(st)ers dat erbij betrokken is. In die zin gaat het zonder twijfel om de belangrijkste verandering sinds de Tweede Wereldoorlog.

Vraag: Hoe kan in dat kader het project van Gorbatsjov worden samengevat? Het gaat om een project van de bureaucratie, maar Gorbatsjov zelf heeft het over een revolutie. Is het een revolutie?

Mandel: Het woord ‘project’ is in dit verband dubbelzinnig, want dat veronderstelt een coherente theorie en ideologie voor de langere termijn en die heeft de bureaucratie niet. De bureaucratie is in essentie pragmatisch. Ze antwoordt op de meest dringende problemen. Ik zou dus eerder zeggen dat het gaat om een poging om de extreem zware crisis die de Sovjet-Unie en de Oost-Europese landen nu al enkele decennia in haar greep houdt te doorbreken. Die crisis komt tot uiting in een daling of stagnatie van de economische groei, in een verlaging van het levenspeil en bovenal in het bijna totale verlies aan geloofwaardigheid van de politieke machtsstructuren en daarmee van de Communistische Partij. Dat verlies aan legitimiteit in de ogen van de massa’s bedreigt op middellange termijn de bureaucratie met een sociale explosie. Om op die dreiging te antwoorden heeft de modernistische vleugel van de bureaucratie besloten tot radicale hervormingen, om haar controle over de samenleving te behouden en te herstellen en zo haar macht en privileges zeker te kunnen stellen.

Het gaat dus om radicale veranderingen en niet om een revolutie. Maar de wisselwerking tussen het ontwaken van de massa’s vóór de hervormingen op gang kwamen, het effect van de hervormingen en de daarop volgende verbreding van autonome massabewegingen, kan natuurlijk leiden tot een proces dat uitloopt op een echte revolutie. Zo’n revolutie kan alleen maar een revolutie van onderop zijn, een volksrevolutie van tientallen miljoenen mensen.

Vraag: Hebben Deng Xiaoping, Ceaucescu en Honecker dan gelijk als zij zich verzetten tegen Gorbatsjov om de belangen van de bureaucratie te verdedigen?

Mandel: Die vraag confronteert ons met een probleem van de filosofie van de geschiedenis. De geschiedenis laat ons zien dat wanneer een samenleving rijp is voor een revolutie, of het nou een sociale of politieke is, alles wat een regering uiteindelijk doet uitloopt op het bevorderen van de explosie. Ik geloof dat de opties van de hervormers vanuit het gezichtspunt van de bureaucratie wat realistischer zijn dan die van de conservatieven. De conservatieven koersen zondermeer op een catastrofe af. Het voorbeeld van Oost-Duitsland is wat dat betreft voldoende duidelijk. De hervormers hebben een kleine kans dat ze het redden.

Door de scherpe differentiaties binnen de arbeidersklasse in de Sovjet-Unie is het idee een zekere controle over de massa’s te kunnen houden minder onzinnig dan het idee dat die door middel van bruut geweld passief gehouden zouden kunnen worden.

Vraag: Tot de ‘scenario’s’ die je in je boek noemt behoort die van een politieke revolutie tot de meest waarschijnlijke. Wat zijn de fundamentele elementen voor zo’n inschatting?

Mandel: Pas op, dat is niet helemaal wat ik heb geschreven. Ik zeg dat de politieke revolutie op de lange termijn het meest waarschijnlijke ‘scenario’ is, niet op korte termijn. Op korte termijn sluit ik helemaal geen veranderingen uit ten gunste van de conservatieven. Maar als dat gebeurt kan dat op de langere termijn alleen maar gunstig uitwerken voor de revolutie. Dat is ook wat gebeurde in Rusland in 1905 en na de eerste snelle ontwikkeling van Solidarnosc in 1980. Die vroegere gebeurtenissen zijn zeer waardevol om de huidige politieke ontwikkelingen in de Sovjet-Unie te begrijpen.

Vraag: Is op korte termijn niet veel meer herstel van het kapitalisme aan de orde, bijvoorbeeld in Polen en Hongarije die als eerste hervormingen hebben toegepast die nu in de Sovjet-Unie worden doorgevoerd?

Mandel: Je moet een fundamenteel onderscheid maken tussen de situatie in de Sovjet-Unie of China aan de ene kant, en die in landen als Hongarije, Polen of Joegoslavië aan de andere. Alles hangt bovenal af van de objectieve krachtsverhoudingen tussen de sociale krachten. In de Sovjet-Unie zijn de prokapitalistische sociale krachten, de kleine en middelgrote bourgeoisie, totaal marginaal en staan zij in geen enkele verhouding tot de 125 miljoen arbeid(st)ers. Zelfs de boeren, 15 procent van de bevolking, zijn sociaal een minderheid. China is ondanks enorme vooruitgang een onderontwikkeld land gebleven, waarin boeren nog steeds verre in de meerderheid zijn. Dat is overigens de fundamentele verklaring voor de nederlaag van de Commune van Peking. Deng kon voor het organiseren van de onderdrukking rekenen op legerdivisies uit de minst ontwikkelde, minst geïnformeerde en minst gecultiveerde regio’s.

Hongarije, Polen en Joegoslavië vormen een derde categorie. In deze landen is de kleine en middelgrote bourgeoisie niet onbelangrijk, hoewel een minderheid. Zij vormt een sociale kracht. En veel meer dan in de Sovjet-Unie of China heeft ze banden met het internationale kapitaal, met de banken. De handel met kapitalistische landen weegt hier ook veel zwaarder dan in de Sovjet-Unie of in China. De driehoeksstrijd tussen de bureaucratie, de kleine en middelgrote bourgeoisie en het proletariaat speelt zich daarom ook onder andere omstandigheden af in Polen of Hongarije dan in China of in de Sovjet-Unie.

We moeten ook de politieke en ideologische verschijnselen in onze analyse betrekken. In de Sovjet-Unie heeft de revolutie 72 jaar geleden plaatsgevonden. Er bestaan daar nog nauwelijks overlevenden van de toenmalige aristocratie en bourgeoisie. In China daarentegen vond de revolutie in 1949 plaats en zijn nog veel overlevenden uit de oude sociale klassen te vinden. Maar de revolutie was zondermeer een volksrevolutie, die op het platteland werd uitgevoerd door arme boeren die dorstten naar historische wraak op de oude bezittende klassen die hen eeuwenlang hadden laten lijden. Niemand kan denken dat die boeren bereid zouden zijn hun oude uitbuiters terug te halen.

In Oost-Europa is de situatie anders. Daar is (behalve in Joegoslavië) een nieuw sociaal regiem opgelegd door een buitenlandse macht, door het leger en de politie van de Sovjet-Unie. Dus daar werken nationale gevoelens en het streven naar onafhankelijkheid en zelfbeschikking tegen de Communistische Partij. Dat is niet zo in China en in de Sovjet-Unie, waar de revolutie geïdentificeerd wordt met het verkrijgen van nationale soevereiniteit of zelfs met nationale trots. De politiek van de KP’s, die in Oost-Europa bestond uit het met geweld, terreur en manipulatie integreren van degenen die “de nationale bourgeoisie” genoemd werden, is daar bovendien vertaald in het behouden van politieke structuren als een parlement met politieke partijen die via nationale fronten aan de KP’s gelieerd zijn. Wat nu gebeurt logenstraft tussen haakjes wat de aanhangers van de totalitarisme theorie beweren. Want deze structuren blijken niet voor 100 procent gemanipuleerd te worden en krijgen zelfs een zekere autonomie. In Polen hebben bondgenootpartijen van de KP zich zelfs tegen hun vroegere meesters gekeerd en hebben ze in het parlement een anti-KP-blok gevormd met Solidarnosc.

Vraag: Dus in deze landen is herstel van het kapitalisme niet volledig uitgesloten?

Mandel: Inderdaad. Maar je moet duidelijk zijn: zo’n herstel is niet uitgesloten mits... Mits de driehoeksstrijd, die een reële sociale strijd is, eindigt in een overwinning voor de prokapitalistische krachten en in een nederlaag voor de arbeidersklasse. Dat is het grote verschil tussen onze analyse en die van de burgerlijke media of van neostalinistische dogmatici.

Wat ik uitsluit is een geleidelijk, gradueel, onmerkbaar vreedzaam herstel van het kapitalisme. Dat is net zo onmogelijk als het geleidelijk, onmerkbaar en vreedzaam afschaffen van het kapitalisme. Dat is een reformistische illusie en dat zal niet gebeuren. Er zal sprake zijn van verzet van de arbeidersklasse. We staan voor een strijd en een strijd wordt nooit op voorhand door de ene of andere partij beslist.

Vraag: Maar kun je niet zeggen dat de arbeidersklasse illusies heeft in het kapitalisme en herstel daarvan nastreeft? Komt de arbeidersklasse vanzelf uit op het programma van de politieke revolutie als ze in actie komt?

Mandel: Je moet twee dingen uit elkaar houden: de activiteit en het bewustzijn. Voor wat betreft de activiteit herhaal ik een banaliteit die vaak wordt vergeten. Als de arbeidersklasse in beweging komt is dat niet in de eerste plaats voor een idee, een programma of een duidelijk project. Ze komt in beweging om haar onmiddellijke belangen te verdedigen. De arbeidersklasse in deze landen zal niet passief blijven als ze geconfronteerd wordt met een catastrofale daling van het levenspeil doordat de prijzen stijgen, als het IMF een radicaal bezuinigingsbeleid oplegt, als bedrijven gesloten worden en mensen massaal worden ontslagen, om nog maar te zwijgen van inhumane afbraak van de sociale voorzieningen. Ze zal hard en explosief reageren. Walesa, die een leider is met veel feeling voor wat in de arbeidersklasse gebeurt en die tegelijkertijd een zeer gewiekst politicus is, praat openlijk over een “burgeroorlog”. Ik zou graag willen weten tussen wie zo’n “burgeroorlog” zich af zou spelen. Waar hij op doelt als hij over een burgeroorlog spreekt, is op een explosie van de arbeidersklasse. Want ik zie het op dit moment nog niet gebeuren dat Poolse soldaten een burgeroorlog beginnen tegen een algemene staking van de Poolse arbeid(st)ers. Het gaat dus duidelijk om een waarschuwing aan zijn waarde kapitalistische vrienden in het Westen: “Geef ons geld of er komt een sociale explosie!”. Dat is het scenario dat nu in gang gezet is. De arbeidersklasse verzet zich, verdedigt haar directe belangen. Zij kan verslagen worden, want verzet van de arbeidersklasse leidt niet automatisch tot een overwinning van de arbeidersklasse. Maar de arbeid(st)ers zullen zich keihard verzetten, daar ben ik absoluut van overtuigd.

Dan is er nog een tweede dimensie, de politiek-ideologische. Ook daar staan de zaken er positiever voor dan je zou denken. Een cijfer: in Hongarije duiden peilingen op dertig procent steun voor de KP, die haar naam veranderd heeft, als er vrije verkiezingen zouden worden georganiseerd. De bewering dat het socialisme, zelfs haar ‘onmenselijke variant’, geen enkel krediet meer heeft is een simplificatie. Op het niveau van het ‘gemiddelde bewustzijn’ ligt de zaak nog open en voor het kapitalisme is de zaak zeker nog niet beklonken.

Vraag: Uit je boek blijkt dat je op langere termijn het ‘scenario’ dat in Praag in 1968 werd uitgevoerd, waarbij een deel van de bureaucratie initiatieven tot politieke revolutie neemt, niet erg waarschijnlijk acht. Maar gaan de historische ervaringen met crises in arbeidersstaten niet juist in de richting van dat soort hevige uitbarstingen?

Mandel: In Tsjecho-Slowakije was de bureaucratie zich in 1968 bewust van de fundamentele bewegingen in de samenleving die haar macht bedreigden. Er was nog geen sprake van een substantiële zelfactiviteit van de arbeidersklasse en ze heeft geprobeerd die voor te blijven met gedurfde hervormingen. Daardoor versterkte ze ten dele de sociale beweging, maar ze stuitte ook op de afwachtende houding van een groot deel van de arbeidersklasse. In die zin is er een parallel te trekken met wat nu in de Sovjet-Unie gebeurt. De situatie veranderde vlak voor en na de interventie van de troepen van het Warschaupact. Toen de mensen zich rekenschap gaven van de enorme pressie van Breznjev en de zijnen op Dubček, zijn ze zich rondom de KP gaan mobiliseren. In eerste instantie was dat meer om nationale redenen dan uit antibureaucratische motieven, maar beetje bij beetje werden die elementen gecombineerd. Er was sprake van een begin van zelforganisatie in de bedrijven, vernieuwing van vakbondsstructuren, het begin van arbeidersraden en het begin van zelfbestuur. En gedurende en na de inval van de troepen van het Warschaupact ontwikkelde zich een ware revolutionaire beweging, die uiteindelijk verpletterd werd door de ‘normalisatie’. Je moet je rekenschap geven van de omvang hiervan. Men heeft een half miljoen leden uit de KP gegooid, wat overeen zou komen met 6 tot 7 miljoen partijleden in de Sovjet-Unie.

Vraag: Precies: hebben we de vitaliteit van de communistische partijen, hoe bureaucratisch ze ook zijn, niet onderschat?

Mandel: Ten dele wel. Niet voor alle landen, maar zeker voor de Sovjet-Unie, Oost-Duitsland en Tsjecho-Slowakije. In Polen en Hongarije ligt alles nog open. In Joegoslavië daarentegen, is hier geen twijfel over mogelijk.

Je moet goed begrijpen dat er een fundamenteel verschil is tussen de machtsstructuren in Oost-Europa, enkele uitzonderingen (Roemenië) daargelaten, en de machtsstructuur van de burgerlijke klasse. Er is een verschil in verticale sociale mobiliteit. Het is in ons soort landen bijna onmogelijk op te klimmen van de kleine of middelgrote bourgeoisie naar de toppen van de bourgeoisie, daar moet je miljonair voor zijn. Het tegendeel beweren is absolute onzin. In Oost-Europa is dat anders. De verstrengeling tussen de kleine en middelgrote bureaucraten en de arbeidersklasse in deze arbeidersstaten is niet te vergelijken met de verhoudingen tussen de kleine en middelgrote bourgeoisie en de arbeidersklasse in de kapitalistische landen. Dat vertaalt zich niet zozeer in het opklimmen van arbeid(st)ers tot de toppen van de nomenklatoera, maar in het feit dat kleine en middelgrote bureaucraten kunnen omgaan als de massa’s in beweging komen.

Vraag: De snelle verscherping van de crisis van de bureaucratische overheersing biedt de bourgeoisie mogelijkheden haar ideologische offensieven tegen ‘het socialisme’ te versterken. En op economisch vlak bieden de pogingen van de bureaucratie om marktmechanismes te introduceren nieuwe perspectieven aan het kapitalisme in crisis. Wint het imperialisme niet het meest bij de hervormingen van Gorbatsjov?

Mandel: Op ideologisch vlak juichen de bourgeoisie en haar ideologen binnen en buiten de arbeidersbeweging: “het communisme is failliet, het kapitalisme heeft het socialisme verslagen, de enige weg naar een betere maatschappij loopt via hervormingen van het kapitalisme, zonder het kapitalisme op zich ter discussie te stellen...” Op dit punt is sprake van een consensus onder de politici in het Westen. Wij bestrijden dit soort geluiden met veel overtuiging en met een samenhangende argumentatie. Maar hoewel we zeker op langere termijn gelijk hebben wegen onze argumenten op dit moment minder zwaar dan wat de realiteit nu is en wat door de media wordt rondgestrooid. Neem het trieste voorbeeld van China. Iedereen is nu al de magnifieke betekenis voor de toekomst van het communisme vergeten van de Commune van Peking en alleen het bloedige beeld van de repressie blijft over. Dat is een nederlaag voor links en uiterst-links in de wereld. Wat we ook zullen zeggen of doen, het beeld van die nederlaag blijft over onze subtiele analyses en historische vergelijkingen hangen.

Als we naar de feiten en naar de perspectieven kijken vormt zich een ander beeld. Daarin zullen de pro-imperialistische en bourgeoisideologen teleurgesteld worden. Er gaat een ommekeer komen. Nemen we opnieuw het voorbeeld van China. De kapitalisten, de bankiers, de imperialisten, degenen die de meeste ideologische herrie maakten over het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede, praten daar nu minder en minder over en handelen meer en meer met Deng. De winsten zijn belangrijker dan mensenrechten. Het zijn de gezonde krachten van de internationale arbeidersbeweging die: de strijd voor socialistische democratie in China tot het einde zullen steunen. Dat punt hebben we voor de middellange en langere termijn gewonnen. De onverzoenlijke strijd voor mensenrechten en voor democratische vrijheden wordt alleen door ons kamp gevoerd. Hetzelfde zal zich afspelen in Polen of de Sovjet-Unie. Een voorbeeld: Kuron, een dapper mens die acht jaar in de stalinistische kerkers doorbracht, is op dit moment minister van arbeid in Polen. In een regering die het soort crisispolitiek voert dat we zo goed kennen in het Westen. Onder zulke omstandigheden kan een minister van arbeid niet anders worden dan een minister van politie. Zulke kameraden verkeren natuurlijk in tweestrijd, want ze hebben niet de mentaliteit van een smeris.

Maar zolang ze in een regering zitten die er niet is om de belangen van de arbeidersklasse te verdedigen, maar om matigingsbeleid uit te voeren, zullen ze gedwongen worden democratische rechten te beperken. Dat is onvermijdelijk. En ook daar hebben links en uiterst-links de taak een compromisloos gevecht aan te gaan voor onbeperkt stakingsrecht. Dus op middellange termijn zullen de zaken er geheel anders voorstaan dan op dit moment.

Je moet daar nog wat aan toevoegen. De bourgeoisie is bang! Ze vreest dat degenen die de dienst uitmaken de controle verliezen. Ze willen geen destabilisatie en al helemaal geen geslaagde politieke revolutie of algemene staking zoals in 1968 in Frankrijk. Zo’n staking in Polen of de Sovjet-Unie zou in de hele wereld gevolgen hebben. In zo’n situatie zal de bourgeoisie niets doen om de meest wezenlijke zaken af te schaffen: de controle over de staatsorganen, over het leger en de politie, over de plaatselijke nomenklatoera en, uiteindelijk, over de Sovjet-nomenklatoera.

Vraag: Gaat de bourgeoisie een marshallplan voor Oost-Europa lanceren, om een nieuwe lange expansieve golf voor haar economie opgang te brengen?

Mandel: Ik denk op heel bescheiden schaal, want je zou dan moeten denken aan grote kapitalisten die op korte termijn verlieslijdende bedrijven kopen en privatiseren, dat wil zeggen verliezen privatiseren. De industrieën in deze staten hebben zich tegen de logica van een markteconomie in ontwikkeld. Het ene is onverenigbaar met het andere. In die logica moeten die industrieën worden ontmanteld, moeten die landen terugkeren naar de situatie van vóór de Tweede Wereldoorlog. Onze kameraad Catherine Samary,[2] die één van de specialisten is op dit gebied, gebruikt een formule die die situatie heel goed aangeeft: “Het herstel van kapitalisme is mogelijk, maar dat zal geen Zweden worden maar Turkije”. De meerderheid van de westerse kapitalisten is niet bereid zo’n operatie te financieren zonder dat er sprake is van politieke en sociale stabilisatie.

Je moet ook niet vergeten dat het marshallplan niet in 1945 op het toneel verscheen. Er werden pas dollars in het continent geïnjecteerd toen sprake was van politieke, sociale en militaire stabilisatie van kapitalistisch Europa en toen de opgaande arbeidersstrijd verslagen was.

Kan zo’n plan op dit moment voor een nieuwe economische opgang zorgen? Ik denk het niet. Polen en Hongarije hebben weinig gewicht binnen de wereldmarkt. Het wordt anders wanneer we over China of de Sovjet-Unie praten. Dat zou een grote ommekeer betekenen van de situatie in de wereld. Als die twee landen in de kapitalistische wereldmarkt geïntegreerd zouden worden zouden twee van de belangrijkste gebeurtenissen van deze eeuw, de Russische revolutie en de Chinese revolutie, worden uitgewist. Maar daar zijn we nog ver vandaan, er zal geen sprake zijn van zo’n verandering. Het kapitalisme blijft kampen met groeiproblemen en verkeert in een lange neergaande golf. Een nieuwe recessie is absoluut onvermijdelijk. Er zal een opeenvolging komen van economische, sociale, politieke en culturele crisissen, in de Derde Wereld en in de imperialistische landen. Die crisissen zullen gecombineerd worden met de crisissen in het Oosten. Binnen zo’n nieuwe situatie in de wereld zal de geloofwaardigheid van het socialisme toenemen.

Meer dan ooit is de toekomst niet aan het door onoplosbare tegenstellingen verscheurde kapitalisme. En in de mate waarin socialisten en communisten hun plicht doen is de toekomst aan het socialisme.
(12-10-1989)

_______________
[1] “Beyond Perestroika” van Ernest Mandel is verschenen bij Uitgeverij Verso. [...] In het vorige nummer van ‘De Internationale’ publiceerden we de vertaling van een deel van de inleiding van “Beyond Perestroika” [...].
[2] Zie haar uitstekende als Notebook door het IIRE in Amsterdam uitgegeven “Plan, Market and Democracy”, dat voor [...] te koop is bij de ISP. En haar boek “Le Marché contre L’Autogestion” (La Brèche) over Joegoslavië.