E.R.

Toegang tot de PCF verboden


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, februari 1966, jg. 9.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Communisme en stalinisme
De crisis van het Franse marxisme
Op de barricaden

Marcel Prenant, professor aan de universiteit te Parijs en voormalig lid van het Centraal Comité van de Franse Communistische Partij, Jean Chaintron voormalig senator en lid van het Centraal Comité, Mathilde Méty voormalig parlementslid, Maurice Gleize directeur van het blad van de Communistische Partij L’Humanité en van het blad France d’abord tijdens de bezetting e.a. hebben op 3 januari een brief geschreven aan de secretaris van de PCF, Waldeck Rochet, waarin zij om wederopname in de partij hebben gevraagd. Sedert januari 1962 hadden deze communisten die trouw zijn gebleven aan de marxistisch-leninistische beginselen een organisatie opgericht, de Vereniging van voormalige leden van de Franse Communistische Partij. Deze organisatie begon in september 1963 een campagne voor de rehabilitatie van André Marty (1886-1956) die uit de partij werd gestoten na beschuldigd te zijn van “fractievorming” en “politieactiviteit”.[1] Het blad dat door Prenant en zijn vrienden sedert 15 maart 1962 wordt uitgegeven heet Le débat communiste.

In de brief die zij aan Waldeck Rochet hebben geschreven, staat o.a.: “Wij hebben een lichte vooruitgang waargenomen in de politiek van de PCF en zijn leiding zowel op binnenlands als op buitenlands gebied.” Zij schreven verder: “De politieke opvattingen die onze uitsluiting veroorzaakten en die tot gevolg hadden dat vele duizenden eerlijke communisten de partij hebben verlaten, worden thans openlijk in de partij uitgesproken. Zij zijn herhaald door bepaalde leden van het Centraal Comité. Andere kameraden die deze opvattingen in het verleden verkondigden zijn tot onze grote voldoening weer tot de partij toegelaten. Thesen die men in het verleden in de partij voor onaantastbaar hield zijn door het leven achterhaald. Deze ontwikkeling met nog vele tekortkomingen en aarzelingen kan beschouwd worden als een begin van het herstel van de fouten die in het verleden werden gemaakt.

Veel meer dan in het oneindige de verspilling van goede wil te blijven betreuren, willen wij de verbetering van heden vaststellen en wensen wij dat weldra alle clandestiene oppositie, iedere gedwongen uitsluiting zonder zin zal zijn voor een ieder die het communisme en het werkelijke socialisme aanhangen. Wij hopen en wensen dat de volledige democratische wedergeboorte van de PCF in grote mate zal bijdragen tot de eenheid van alle Franse socialistische krachten, het enige middel waarmee een einde gemaakt kan worden aan het kapitalistische uitbuitingssysteem en waarmee opgemarcheerd kan worden naar een socialisme dat in overeenstemming is met de eigenaardigheden van ons land en van het tijdperk waarin wij leven. De consequentie van onze opvattingen is dat wij aan de leiding van de partij en aan zijn leden plechtig vragen dat allereerst binnen de partij en later in het publiek alle sancties ongedaan worden gemaakt en beschuldigingen worden teruggenomen waardoor zovele goede communisten werden getroffen omdat zij afwijkende meningen hadden. Wij willen dat deze kameraden in ere worden hersteld en de gelegenheid krijgen hun plaats op eervolle wijze weer in de partij en in de acties die worden gevoerd in te nemen.”

In de Humanité van 15 januari is het antwoord van de partijleiding te vinden. Het liegt er niet om. Wij citeren: “De voorwaarden die door deze uitgeslotenen zijn gesteld voor hun wederopname, hun gebruik van de burgerlijke pers om deze voorwaarden bekend te maken en het zenden van hun verklaring aan andere partijen onderstreept dat de ondertekenaars hun verzoek niet hebben gedaan om weer in de partij opgenomen te worden maar uitsluitend met als doel hun anticommunistische activiteit tegen de partij voort te zetten. In werkelijkheid proberen zij met het volledige fiasco van hun anticommunistische activiteiten voor ogen en op het moment dat het vertrouwen van de arbeidende massa’s in de PCF groter wordt, een nieuwe anticommunistische operatie uit te voeren. Deze is bij voorbaat reeds tot mislukken gedoemd.” enz. De stalinistische opvattingen van de meeste PCF-leiders blijken ook na de dood van opperstalinist Maurice Thorez nog nauwelijks veranderd te zijn.

De studenten

De crisis in de Union des étudiants communistes (UEC = Unie van communistische studenten) bereikte in het weekend van 16-17 januari een nieuw hoogtepunt toen het Nationaal Bureau van deze organisatie het besluit nam om aan de hogere instantie het Nationaal Comité voor te stellen de leiding van de sector “letteren” van de Unie aan de Parijse universiteit (Sorbonne) te royeren. Sinds het laatste congres van de UEC waar de oppositionelen de leiding weer verloren aan de getrouwen van het partijapparaat, is de sector “letteren” in de oppositie geweest. Het conflict is publiek geworden toen de sector “letteren” zich in het openbaar uitsprak tegen de ondersteuning van de burgerlijke kandidaat Mitterand door de communistische partij. Het conflict in de studentenorganisatie heeft ook het partijapparaat aangetast. Verschillende leden van het Centraal Comité die de opvattingen van de sector “letteren” niet delen hebben zich tegen de bureaucratische maatregelen uitgesproken “die herinneren aan het tijdvak van Stalin”.[2] Uit de gebeurtenissen rondom de partij en studentenbeweging in Frankrijk moet naar onze mening de conclusie getrokken worden dat het tijdstip voor de oprichting van een democratische communistische partij, waar alle tendensen binnen het communisme zich op basis van het democratisch centralisme ontmoeten, is gekomen.

Zulk een partij, die zeker voorlopig geen massapartij zal zijn en het misschien ook nooit zal worden, dient alle antibureaucratische communisten te verenigen om als model te dienen voor de partij van de Franse communistische arbeiders.

Wat wij in het verleden schreven ten aanzien van Nederland en wat nog steeds actueel is, ook na de formele opheffing van de SWP, namelijk het aaneensmeden van alle antibureaucratische communistische kaders en leden in een leninistische partij, dat geldt evenzeer voor Frankrijk. De brief van Prenant en de andere leden van de groepen “Unir” en “Débat communiste” alsmede de gebeurtenissen in de studenten unie bewijzen dat de tijd rijp is. Deze hergroepering zal voor alles een krachtige motor kunnen zijn in het thans nog trage destalinisatieproces in Frankrijk en geheel West-Europa.
E.R.

_______________
[1] Marty was in de Franse CP een zeer belangrijke functionaris. Hij had in 1919 op een Frans schip dat tegen de Russische revolutie was ingezet, een muiterij georganiseerd en was daarna in 1923 lid van de CPF geworden. In 1924 al was hij voor de partij in het parlement gekozen.
Een van de vele bezwaren die in 1952 tegen hem werden geuit laten we hier volgen. Hij is geciteerd uit De Waarheid van 12 december 1952: “Hij (Marty) heeft, zelfs tijdens de oorlog, de juistheid van het niet-aanvalsverdrag tussen de Sovjet-Unie en Duitsland betwijfeld, hetgeen koren op de molen is van de ergste vijanden van de Sovjet-Unie. Marty weet zeer wel, dat de Sovjet-Unie mede dankzij dit verdrag de Hitler-agressie heeft weerstaan en de wereld van de nazi-barbarij gered. Tijdens bezoeken aan de Sovjet-Unie in 1946 en 1949 heeft Marty op zijn zachtst gezegd aan zijn wantrouwen jegens de veiligheidsorganen van de socialistische staat uitdrukking gegeven.”
Wij kozen juist dit citaat (en niet over “politiecontacten” en zogenaamde “trotskistische opvattingen”) omdat sindsdien ook in de Sovjet-Unie een wat andere waardering bestaat over het genoemde verdrag en de veiligheidsorganen.
[2] Uit Le Monde van 18 en 21 januari blijkt dat het verzet – zelfs in de leiding – binnen de UEC tegen de maatregelen tegen de sector “letteren” beduidend groot is. In het landelijk bestuur van de UEC stemden 38 vóór de ontbinding van de sector “letteren”, en 21 tegen. Achttien leden die de geldigheid van het besluit betwisten, zijn afgetreden.