Redactie

Centrisme en communisme


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, jan. 1966, jg. 9.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Centrisme en de nieuwe voorhoede
Italiƫ, waarheen?
Een centristische aanval op het marxisme

De liquidatie van de SWP heeft opnieuw een aantal marxisten in de PSP gebracht en afgevoerd van het terrein van de directe strijd voor de destalinisatie. Er gaat van de PSP op bepaalde linkse figuren een zeker aantrekkingskracht uit. Niet zo zeer vanwege het proletarische of socialistische karakter dat die partij zou hebben als wel doordat er weinig aantrekkelijke mogelijkheden zijn om binnen een bestaand groter geheel zonder grote risico’s een zelfstandig marxistisch standpunt te verdedigen. De PSP wordt een toevluchtsoord voor diegenen die de druk van het relatieve isolement die zelfstandige communistische actie met zich mee brengt, niet langer kunnen verdragen.

Het verschijnsel van een zekere concentratie van marxisten met allerlei andersoortige elementen uit verschillende bewegingen in niet-marxistische partijen[1] is niet typisch Nederlands. Het is alleen te begrijpen in internationaal verband en dan in de eerste plaats in relatie tot de ontwikkeling van de communistische beweging, waarbij de vraag moet worden gesteld wat het centrisme tegenover het communisme historisch vertegenwoordigt.

De relatieve stagnatie in de West-Europese arbeidersbeweging die in brede kring een demoraliserende werking heeft, duurt voort. Er zijn echter tekenen die er op wijzen dat het dieptepunt voorbij is. Niet dat wij nu voor een stijl omhooggaande periode van opleving staan. We kunnen zelfs zeggen dat de totale ontwikkeling der koloniale en die der socialistische wereld een economisch stimulerende invloed op het kapitalisme hebben; wat min of meer zo zal blijven, vermoedelijk tot dat die twee sectoren zich gezamenlijk economisch volledig onafhankelijk zullen hebben gemaakt van de door het kapitalisme beheerste wereldmarkt.

Maar de constante verschuiving in de wereldskrachtsverhoudingen hebben toch ook al in Europa het politieke klimaat beïnvloed. Vanuit de sectoren van de destaliniserende communistische wereld en die der sociale koloniale revolutie is er een frissere wind gaan waaien. Immers, ondanks de tijdelijke teruggang in opmars van de koloniale revolutie in delen van Afrika en Azië, is deze factor in zijn geheel genomen nog steeds, samen met de destalinisatie als product van de gehele opgang der socialistische landen, de bewegende motor van de revolutionaire ontwikkeling van het huidige tijdperk. Zo vormen de strijdbaarheid van de Spaanse arbeiders en studenten, van de Portugese voorhoede, van het Cyprische volk en van de stedelijke masa’s in Athene, als het ware uitlopers van de koloniale revolutie in Europa. En hangen ook de wezenlijk nieuwe en belangrijke politieke ontwikkelingen bij de arbeidersbeweging in het industrieel-kapitalistische deel van Europa direct of indirect samen met de destalinisatie.

De West-Europese arbeidersklasse, als derde afzonderlijke sector van de wereldrevolutie is achtergebleven. Zij is nog geen zelfstandige vernieuwingsfactor geworden en schijnt voorlopig slechts tot politiek ontwaken te komen voor zover zij door die twee andere sectoren wordt beïnvloed. Wat vermoedelijk vóór de ernstige economische neergang van het kapitalisme zo zal blijven, totdat de arbeidersbeweging hier nieuwe revolutionaire en specifiek Europese uitgangspunten zal hebben gevonden voor een politieke herleving; waarna zij een geweldige betekenis ook voor de andere sectoren en dus voor de hele wereld kan krijgen.

De sociaaldemocratische vleugel van de Europese arbeidersbeweging zinkt steeds dieper weg in het moeras van de laatkapitalistische “verzorgingsstaat”. Linkervleugels van enige betekenis hebben zich niet kunnen ontwikkelen of staande houden binnen de reformistisch-socialistische massapartijen. Dit heeft mede het ontstaan van centristische groeperingen bevorderd. Deze laatste waren ten opzichte van de oude socialistische partijen wel ontbureaucratiseringsverschijnselen en zij hebben ook een zekere positieve invloed op het algemene politieke klimaat kunnen hebben. Maar zij zijn geen van allen helemaal van de grond gekomen. Men kan zelfs een zekere stagnatie, en hier en daar een verschuiving naar rechts constateren. Met name is dat laatste het geval met de grootste en oorspronkelijk veelbelovendste centristische partij: de Deense Volkspartij van Larsen. De Engelse ILP en de Duitse Friedens-Union stellen organisatorisch en ideologisch heel weinig voor. De Belgische Bond van Links Socialisten beantwoordde in geen enkel opzicht aan de verwachtingen. Zij werd een schim van de oude oppositiebeweging in de Belgische Socialistische Partij. Bovendien rust op deze Bond de fatale erfenis van Waals chauvinisme en extreem opportunisme waarmee sommige leiders gemeend hebben vroeger de linkse oppositie in de BSP op te kunnen bouwen. De PSU in Frankrijk is in het slop geraakt zonder tekenen van mogelijke vernieuwing. Alleen de PSIUP in Italië vertoont ideologische frisheid en levenskracht.

Het verschijnen van laatstgenoemde partij kan echter op zich zelf niet zonder meer als een overwinning worden gezien. Het was het product van de snelle degeneratie van de grote vroeger linkssocialistische partij van Nenni, waar een kleine linkervleugel zich tegen bleef verzetten. En voor zover de PSIUP een vruchtbare kracht blijkt, is dat in niet geringe mate gelegen in het feit dat zij zich oriënteert op nauwe samenwerking met de communistische massapartij, zonder haar lijn geheel aan die van de PCI te onderwerpen. Het is hier niet de plaats om in te gaan op bijzonderheden als het feit dat een sterke groep in de leiding speciale banden heeft met de Longe-middentendens van de PCI en dat de linkse lijn wordt vertegenwoordigd door leiders met veel prestige als Basso en Fao. Men kan in het algemeen zeggen dat de PSIUP haar positieve en historische betekenis in hoge mate ontleent aan het feit dat zij objectief functioneert – niet als linkervleugel van de reformistisch-socialistische massabewegingen die historisch meer dan ooit ten dode gedoemd zijn – maar als stimulerende, min of meer linkse vleugel van de communistische massabeweging, waardoor de PSIUP niet meer als een gewone centristische partij tussen sociaaldemocratie en communisme in, kan worden beschouwd.

Deze maatstaf – waardevol en vruchtbaar naarmate een beweging zich kritisch op de communistische wereldbeweging oriënteert en een destalinisatiefactor is - zal steeds zwaarder gaan wegen bij de historische beoordeling van centristische en marxistische groeperingen en tendenties buiten de traditionele communistische beweging.

De zwakheid en stagnatie van het centrisme is zeker niet te wijten aan de ideologische concurrentie van de steeds verder naar rechts verschuivende sociaaldemocratie. Het centristisch slop moet worden teruggevoerd tot de destalinisatie. Hoe langzaam deze zich ook voltrekt, zij neemt steeds meer de bestaansgrond van de centristische bewegingen weg. Deze middenpartijen zouden wellicht nog een tijdje een beperkte zin kunnen hebben als zij zich zouden oriënteren op de twee grote krachten die naar de toekomst wijzen: sociale koloniale revolutie de destalinisatie. Maar dit is nauwelijks of niet het geval. Wat tot gevolg heeft dat het centrisme zich uitlevert aan de enorm sterke zuigkrachten van het kapitalisme, dat de sociaaldemocratie geheel in zijn greep kreeg.

Dat dit gebeurt is niet toevallig. Het centrisme hoort in wezen tot dezelfde sfeer als de sociaaldemocratie waar het de linkervleugel van vormt; zowel objectief historisch-ideologisch als sociaal. Zowel sociaaldemocratie als centrisme worden beheerst door een laag kleinburgerlijke intellectuelen en halfintellectuelen, waaronder niet weinig uitgesproken anticommunisten. En er is heel weinig kans op een proces van proletarisering en verschuiving naar marxistische posities, of op het overnemen van de rol van massabeweging van de oude sociaaldemocratie.

De destalinisatie

Het opmerkelijke is nu dat de centristische stagnatie al inzette bij een nog maar heel traag tempo in de destalinisatie. Dit laatste proces naar herstel van de communistische beweging vertoont immers beslist geen ononderbroken opgaande lijn. Ook in Italië niet. Daar heeft bij voorbeeld de jongerenorganisatie van de communistische partij haar strijdbaarheid verloren en steunt zij de Ingrao-tendens niet. In Frankrijk verloopt de ontwikkeling nog veel trager en werd de communistische studentenbeweging ook voorlopig het zwijgen opgelegd. In Spanje werd de “Italiaanse” tendens binnen de partij geliquideerd.

Maar aan de andere kant is er in heel West-Europa nergens totale stilstand. In Italië is de duidelijke differentiatie tussen een rechtervleugel onder leiding van Amendola, een overheersende middensector onder leiding van Longo en een linkervleugel onder leiding van Ingrao, een belangrijke stap vooruit, ook in vergelijking met de laatste, beste Togliatti-periode.
En dit langzame maar onverbiddelijke proces van destalinisatie bezegelt geleidelijk maar zeker het lot van het centrisme, dat – ruim genomen als linkerdeel van de sociaaldemocratie – in wezen al sinds de Russische revolutie en de oprichting van de Derde Internationale historisch tot de krachten van het verleden behoort
.

Doordat de politieke verhoudingen in Nederland iets anders liggen dan in het buitenland, de arbeidersbeweging zo verdeeld en zwak is, de communistische partij zo klein en de klassestrijd zo flauw, is het voor velen heel moeilijk zich goed en duidelijk te oriënteren. Dit kan ook alleen als men Nederland in wereldkader plaatst en de essentiële internationale processen, zowel de negatieve als de positieve, hier naspoort, op wat voor kleine schaal en in wat voor merkwaardige vorm ze zich ook afspelen.

De meest opvallende politieke verschijnselen zijn hier: 1) de vergaande degeneratie van wat vroeger de sociale democratie was, steeds meer beheerst door een niet-proletarische sociale laag; 2) het taaie stalinisme van de CPN-leiding; en 3) het feit dat de Nederlandse centristische partij, de PSP, van alle Europese organisaties van dit type de meest kleinburgerlijke en de meest rechtse is. Allemaal zaken die op de een of andere manier met elkaar samenhangen.

De internationale destalinisatie en de verzwakking van het internationale monolitisme, gaf grotere vrijheid aan alle nationale communistische leidingen. Dat betekende meer speling zowel voor antistalinistische als voor bepaalde stalinistische tendenties. In Italië kon zo de communistische partij tot een grotere partijdemocratie overgaan dan in de Sovjet-Unie mogelijk is. In Nederland bracht het grotere vrijheid met zich mee voor de stalinistische CPN-leiding om haar reactionaire achterhoederol voort te zetten.

Waar in de meeste landen de harde stalinisten een kleine minderheid vormden en zich vaak afsplitsten als zeer beperkte Chinese strominkjes, kon in het achterlijke Nederland het stalinisme tot op heden een hele partij in zijn greep houden. Dat hardnekkige stalinisme, dat zich ook na 1956 handhaafde, leidde op een veel vroeger tijdstip dan elders tot een scheuring: de afsplitsing van de antistalinistische oppositie en de oprichting van de SWP. Welk verlaten van de strijd binnen de CPN weer tot een versterking van de macht der stalinisten leidde. Bovendien wist de SWP zich niet tot een sterke destalinisatiefactor van buiten af op te werken. Waarbij nog kwam dat het De Grootse stalinisme op zeer bijzondere wijze kans zag een verder differentiatieproces in de CPN te remmen.

De beruchte pro-Chinese resoluties van september 1965 hebben wel een zekere verduidelijking van het stalinistische standpunt gebracht. Maar Paul de Groot en de zijnen passen er wel voor op om zich bv. openlijk bij het Chinese kamp aan te sluiten. Deze aartsstalinist heeft op unieke wijze bijna alle opportunistische en failliete standpunten die er ooit maar in de geschiedenis van de communistische beweging zijn ingenomen, verzameld en in zich verenigd, zonder één van de goede. En hij slaagt er in dit achterlijk stalinistisch mengsel te handhaven door op behendig-glibberige manier, zogenaamde neutraal en onafhankelijk, tussen de Sovjet-Unie en China door te zeilen. Een eerlijke scherpe stellingname tegen de koers van de CPSU, die logischerwijs uit De Groots positie zou voortvloeien, zou immers een destalinisatie-explosie in de eigen partijbasis, die zich nog sterk met de Sovjet-Unie verbonden voelt, ten gevolge hebben.

Het moet worden gezegd dat dit troebele en soms verwarrende spel van De Groot wel erg gemakkelijk is gemaakt door de afzijdige, voorzichtige houding van de Russische leiding. Alleen al met een openlijke stellingname tegen het stalinisme van De Groot zonder meer had zij de destalinisatie in Nederland geweldig kunnen stimuleren (wat zij nog steeds zou kunnen doen). Door dit na te laten, is de CPSU medeverantwoordelijk geworden voor de ondergang van de SWP, voor het verder geluidloos liquideren van alle antistalinistische oppositie die zich na het verdwijnen van De Brug-groep in de CPN voordeed en voordoet – waarvan het geval F. Baruch het laatste opvallende voorbeeld is – voor de traagheid van het destalinisatieproces, en daarmee voor de hele starheid in de politieke verhoudingen der Nederlandse arbeidersbeweging. Niet dat wij met deze – overigens absoluut noodzakelijke kritiek – de verantwoordelijkheid voor alles nu maar zonder meer op de schouders van de CPSU zouden willen laden. De verantwoordelijkheid voor het volbrengen van de doorbreking van de stalinistische verstarring berust natuurlijk in de eerste plaats bij alle Nederlandse marxisten gezamenlijk. Het mag ook niet worden verbloemd dat de SWP beslist niet alles heeft gedaan om de destalinisatiemogelijkheden die zich voordeden volledig uit te buiten.

Door al deze omstandigheden, door het feit dat er geen werkelijke leiding wordt gegeven aan alle destalinisatie-tendenties binnen de CPN, heeft de destalinisatie na 1958 mede de vorm aangenomen van het verlaten van de CPN. Men protesteert tegen de verstikkend bureaucratische sfeer, tegen de driekwart pro-Chinese, neostalinistische lijn, tegen de walgelijk opportunistische “Oranje boven” politiek enz., door zijn lidmaatschap op te zeggen; een vorm van protest die beslist niet gestimuleerd moet worden. Het was de taak van de SWP en het is die van elke antistalinistische communistische oppositiebeweging, om tot een georganiseerde oppositie binnen de CPN te komen, om een herhaling te voorkomen van datgene wat er met Gortzak en Wagenaar is gebeurd, en verder om die communisten die gedurende het destalinisatieproces buiten de CPN zijn komen te staan of er buiten willen staan te verenigen; dat laatste met het doel om een democratisch-centralistische communistische partij op te bouwen die niet de CPN moet vervangen maar als destalinisatie stormram moet fungeren om de CPN te ontbureaucratiseren en weer tot gezond leven te brengen.

We begrijpen dat dit een zware taak is, gezien de demoraliserende werking die het stalinistisch apparaat vooral op de beste kritische elementen in de CPN heeft gehad en nog heeft. Maar het is en blijft de enig werkelijke weg voor Nederlandse marxisten.

De PSP

Tegenover bovengenoemde weg is de gang naar de PSP niet meer dan een surrogaat. Zeker, er heeft sinds de oprichting van deze partij een politieke ontwikkeling plaats gevonden. Het hoofdaccent is iets minder bij het “pacifisme” en iets meer bij het “socialisme” komen te liggen. Het “socialisme” van de PSP heeft echter nog niet eens het peil bereikt van de beste elementen van het vooroorlogse SDAP-standpunt; terwijl het “pacifisme” van de PSP een zwakke en kleinburgerlijke afschaduwing is van wat het pacifisme in zijn beste antikapitalistische vertegenwoordigers voor de oorlog heeft voortgebracht. Ten aanzien van Vietnam en andere brandpunten van de sociale koloniale revolutie heeft men nog niet eens een duidelijk ondubbelzinnig anti-imperialistisch standpunt weten op te brengen. Typerend is ook dat de PSP – na een verfrissend republiekeins standpunt te hebben ingenomen – kennelijk geschrokken van de consequenties nu weer het antimonarchale strijdperk wil verlaten en de aftocht blaast met een “Terug naar de hoofdzaak: het pacifistisch socialisme” (Bevrijding, 24-12-’65).

Ook als men weet dat het PSP-orgaan “Bevrijding” met betrekking tot Vietnam, de koloniale revolutie in het algemeen, de binnenlandse klassestrijd, en vele andere zaken niet alle meningen weergeeft die in de partij leven, zegt het toch wel iets dat een zo uitgesproken rechtse en anticommunistische redactie door de PSP wordt benoemd en getolereerd.

Het is niet uitgesloten dat zich nog enige bescheiden verschuivingen naar of liever enige verzwakkingen van bepaalde reformistische standpunten van de PSP zullen voordoen. Maar deze ontwikkeling zal zich blijven afspelen binnen het kader van de beperkte mogelijkheden van het centrisme die wij al enigszins probeerden aan te geven. Sinds de ongeveer negen jaar dat de PSP bestaat heeft alle ontwikkeling niet ongedaan weten te maken dat zij nog steeds rechtser en kleinburgerlijker is dan al haar zusterpartijen. De speling die de PSP als centristische partij nog heeft, gezien de degeneratie van de PvdA en de langzame destalinisatie, zal op een bepaald ogenblik op zijn. En de voorwaarden voor een doorbraak naar een PSIUP-situatie zijn voor de PSP nog minder gegeven dan voor de andere West-Europese centristische partijen. Dat zou immers een grondige proletarisering, dat wil zeggen een sociale revolutie binnen de PSP vereisen. Ieder zinnig mens zal onmiddellijk de onmogelijkheid hiervan inzien.

Met deze beoordeling van de PSP willen wij niet zeggen dat die partij geen enkele rol kan spelen. De PSP heeft een positieve functie in de verbetering van het algemene politieke klimaat in Nederland. Maar wij betwijfelen ten sterkste of het enigszins naar links proberen te duwen van een partij van welwillende kleinburgerlijke intellectuelen – waarvan er overigens een aantal is waarvoor wij een zeker respect en soms zelfs sympathie hebben – ten einde het algemene politieke klimaat nog verder te beïnvloeden, de belangrijkste taak van een Nederlands marxist is.

Door de objectieve omstandigheden zal men er nimmer in slagen van de PSP een marxistische partij, een proletarische organisatie of een massabeweging te maken. Zelfs het verharde stalinisme van Paul de Groot verhindert niet dat de gang van een marxist naar de PSP een zijspoor blijft dat gedoemd is perspectiefloos dood te lopen.

De ironie van de geschiedenis wil – men vergeve ons deze niet historisch materialistische opmerking – dat de zwaarste steunpilaar waarop het leven van de PSP berust juist het stalinisme van De Groot is die tegelijkertijd een stompzinnige campagne tegen de PSP voert in het kader van zijn zogenaamde massaoriëntering op de PvdA; terwijl aan de andere kant het opgeven van de strijd voor een destalinisatie en de gang naar de PSP – die geen enkele bedreiging voor het stalinisme vormt, geen destalinisatiefactor is – het stalinisme juist versterkt. Het is een gesloten cirkel. In Nederland een zelfstandige communistische politiek te ontwikkelen en de strijd voor de destalinisatie vol te houden vereist een lange adem en tevens een scherp onderscheidingsvermogen voor alles wat geen en wat wel toekomst heeft, hoe onduidelijk en beperkt de verschijnselen ook zijn.

In de gang naar de PSP van een aantal SWP’ers ligt een stuk tragiek. De levende marxistische en communistische tradities werden in Nederland gedragen door een niet zo omvangrijke vooroorlogse generatie. Door de slagen van het fascisme, de oorlog, de moderne neokapitalistische klassevijand en door die van het stalinisme; werd deze generatie steeds verder uitgedund. En juist nu we de zwartste periode van Europese stagnatie zijn gepasseerd en de veranderingen in de wereldskrachtsverhoudingen zich geleidelijk ook in West-Europese gaan voortplanten, in het gezicht dus van de eerste tekenen van een nieuwe tijd, verliest een deel van de overgeblevenen van die generaties zijn geloof in zelfstandige communistische actie ter voorbereiding van de communistische partij van de toekomst.

Hoe groot de meningsverschillen ook zijn tussen ons en de kameraden van de voormalige SWP die naar de PSP overgaan wij blijven ons met hen verbonden voelen. Zij zullen nu hun ervaringen moeten opdoen om daar lering uit te kunnen trekken. Wij hopen alleen dat zij over niet te lange tijd van hun illusies zullen genezen, om de weg terug te kunnen vinden naar de communistische beweging, naar de strijd voor de destalinisatie, die in het industrieel-kapitalistische West-Europa de grote hefboom is voor de herleving van de doeltreffende proletarische strijd voor het socialisme.
De Redactie

_______________
[1] Het centrisme kan eenvoudigweg worden opgevat als een stroming – met alle mogelijke variaties – tussen de communistische en de reformistisch-socialistische beweging in.