Koen Raes

Over Vlaanderens opiniepers (Redactioneel)


Bron: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 1983, nr. 5, december, jg. 17
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


In de hele barnumpubliciteit rond de Derde Industriële Revolutie voor Vlaanderen, waarmee de Vlaamse Regering haar bestaan wil legitimeren, gaat veel aandacht naar de informatica, de nieuwe mogelijkheden die het ganse gamma hyper-gesofisticeerde media ons bieden. De technologie van de jaren tachtig zal het gezicht van Vlaanderen grondig wijzigen, zo wordt gesteld. Computers, microcomputers, telematica zullen de mensen van morgen in hun dagdagelijkse doen begeleiden.
Waar naartoe?

Schrijnend afwezig in deze ganse campagne is de vraag met welk soort inhoud al die nieuwe informatiemedia zullen gevuld worden. Verre van ons om die technologische ontwikkelingen te betreuren – integendeel – maar het is niet zo dat nieuwe informatie- en communicatiemedia noodzakelijkerwijs ook een grotere rijkdom en diepgang van de informatie garanderen. Zoals uit het artikel van J. Goubin in dit VMT blijkt zijn de huiscomputers finaal vooral voor allerhande spelletjes dienstig. Die stelling wordt verder onderschraagd door de analyse van H. Verstraeten van de politieke economie van de media: in wezen staat hun ruil- en niet hun gebruikswaarde centraal in hun exploitatie. En J.C. Burgelman onderzoekt de pretenties van de nieuwe media, hun reclame en reële praxis, en stelt zich de vraag in welke mate de nieuwe media bijdragen tot een andere massacultuur of tot een meer publieksgericht informatiegebruik. Weinig bemoedigend. Méér. Indien met de opkomst van allerhande nieuwe media tegelijk niet de afbouw van tal van andere media zou verbonden zijn, dan zou men met recht de nieuwe media kunnen begroeten om hun potentieel aan mogelijkheden de informatie te democratiseren en de communicatie uit te breiden. Maar dit blijkt niet de hoofdtrend te zijn. Wat in Vlaanderen, integendeel, nog enige inhoud bezat, wordt vandaag de dag meer dan ooit in zijn bestaan bedreigd, en het zal niet worden gered door een technologie die allerminst wordt aangewend om de ontwikkelingskansen van mensen te verruimen. In de barnumpubliciteit rond de DIRV wordt er inderdaad van uitgegaan dat het medium de boodschap is, en dat wat met die media verteld zal worden van secundair belang is. Tegelijk wordt door de neoliberalen een hetze opgezet tegen de onafhankelijke journalistiek bij de BRT, wordt het dagblad De Morgen in zijn bestaan bedreigd en is de verschraling van de opiniepers in Vlaanderen angstaanjagend. Nieuwe technologieën kunnen daaraan op zichzelf niets doen, zeker niet in een systeem waarin zij slechts gepopulariseerd worden in commercieel exploiteerbare richtingen. De intermenselijke communicatiemogelijkheden mogen dan principieel toenemen, ondertussen neemt de intermenselijke communicatie zienderogen af. Zoals de vrije radio’s over het algemeen weinig hebben bijgedragen tot het verruimen van de opiniewaaier, maar integendeel voor het grootste deel slechte kopies zijn van de reeds zo wijdverbreide oppervlakkigheids-industrie, zo blijken de mogelijkheden van de nieuwe huiscomputer uitsluitend te worden geëxploiteerd in de richting van het meest banale en vervlakkende entertainment.

Het gaat slecht met de ‘traditionele media’ in Vlaanderen. Op de boekenbeurs in Antwerpen bleek het politieke, maatschappijkritische boek bijna afwezig. Ruimte te over, aan de andere kant, voor ‘fitnessboeken’ occulte en esoterische literatuur, godsdienstige boodschappen, kookboeken, en hou-je-bezig-met-jezelf gidsen. Indien Epo, Kritak en Masereelfonds niet zouden bestaan dan was het linkse boek in Vlaanderen snel gedefinieerd: “gezocht”. Kom ons niet vertellen dat dit komt doordat het medium boek uit de mode is, want welk ander medium verspreidt dan nu de informatie die traditioneel in boeken terug te vinden is?

Zonder kritische, theoretische analyse, geen kritische linkse beweging, geen beweging die bereid en in staat is het rechtse offensief met een overtuigend links alternatief te counteren. Gelukkig dringt dit ook stilaan door tot sopaar [? sic MIA] jaar totaal verwaarloosd werden, werken op dit ogenblik zo’n slordige 80 mensen. Stilaan wordt het belang van een socialistische theorievorming weer ingezien, maar de ideologische achterstand is groot en rechts heeft zich ondertussen van tal van populariserende interpretaties van de crisis meester gemaakt om ze in haar strijd tegen de arbeidersklasse te hanteren. Ondertussen kan niet geloochend worden dat vooral de linkse opiniepers zwak staat, een pers die per definitie ‘politiek’ wil zijn en het daardoor reeds in deze crisistijden moeilijker heeft. Rechts heeft enorm veel terrein gewonnen op het vlak van de media. Omdat het weet dat zij de noodzakelijke instrumenten biedt om haar antidemocratische, antipolitieke en antisocialistische hetze verder te ontwikkelen. Daartegenover blijft links opvallend zwak, zelfgenoegzaam en oncreatief. Zij heeft het belang van de strijd om en in de opiniepers blijkbaar nog niet naar waarde geschat. Partijpolitieke bekommernissen – d.w.z. bekommernissen van individuen in de respectieve partijpolitiek apparaten – en sectaire reflexen blijken een nieuw elan voor de linkse opiniepers te belemmeren. Liever géén De Morgen, dan een onafhankelijke De Morgen, hoorde ik recent een SP’er zeggen. Zolang dit soort hemeltergende intolerantie de linkerzijde verlamt, is het weinig waarschijnlijk dat de discussie over het socialistisch alternatief tegen de heersende klasse een werkelijk inspirerende dimensie verwerft. De “verworvenheden” van de socialistische beweging zullen er steeds meer geen blijken te zijn, en in conservatieve achterhoedegevechten wordt de nood aan een nieuw perspectief zelfs niet meer gezien.

Een jammerlijke vergissing in deze tijden van toenemende rechtse opiniëring.

Wat is dat overigens nog, ‘de’ opiniepers in Vlaanderen? Behoren daar niet ook de gratis verspreide reclameblaadjes bij als Family, Promenade, streekkranten? En de onleesbare vakbondsbladen? Wat onderscheidt een opinieblad van andere periodieken? Dat het een duidelijk redactioneel profiel bezit op politiek-ideologisch vlak? Dit criterium in acht genomen is Humo géén opinieblad – de lezersrubriek niet in acht genomen – De Nieuwe duidelijk wél. Vraag is alleen of slechts opiniebladen ‘opiniërend’ werken. Typisch voor de meest establishmentbladen is namelijk dat zij sterk zijn in het verspreiden van ‘meningen’ – vaak verpakt als ‘common sense’- zonder zich daarom de allures aan te matigen opiniërend te zijn. Het ziet er naar uit dat in Vlaanderen binnenkort geen enkel openlijk opinieblad meer zal bestaan, en dat alle periodieken zich maximaal zullen inspannen vooral niet een duidelijk politiek-ideologisch profiel te verwerven. Om marktredenen blijkt het profielloze ‘magazine’ de beste formule. Zelfcensuur door journalisten zorgt er dan verder voor van krant of weekblad voornamelijk geen al te zwaarwichtige kost te maken.

Dat wil niet zeggen dat het moeilijk zou wezen om in de opiniepers vandaag een duidelijke scheidingslijn te trekken tussen rechtse en linkse bladen. Topics of Ipso Facto Kapitaal zijn duidelijk rechts, De Nieuwe, Links of De Rode Vaan zijn links. Toch is de aard van het product dat aan weerzijden van die politiek-ideologische scheidingslijn wordt aangeboden wezenlijk verschillend.

Rechtse bladen staan boordevol publiciteit, linkse niet. In feite presenteren rechtse bladen zich nooit als zodanig: zij noemen zich “algemeen vormende magazines”. Omgekeerd zijn linkse opiniebladen in Vlaanderen quasi allemaal partijgebonden. Dat geldt voor De Rode Vaan, Links, De Groenen, Rood, met als uitzondering De Nieuwe. Rechtse bladen zijn daarentegen over het algemeen niet zo expliciet gebonden aan een partij, en dus ook niet zo rechtstreeks verplicht partijstandpunten te verspreiden en te verdedigen.

Zijn m.a.w. rechtse opiniebladen totaal afhankelijk van hun commerciële geldschieters, dan zijn linkse opiniebladen afhankelijk van partijpolitieke geldschieters.

In beide gevallen is van een autonome redactie geen sprake. Een werkelijk onafhankelijke opiniepers is in Vlaanderen dan ook onbestaande, en alle nieuwe technologieën zullen daar niets aan veranderen. Vlaanderen bezit geen politieke journalistiek van enig allooi; zij is een afhankelijke. Ofwel schoenlikkend t.o.v. de heersende klasse, ofwel gedisciplineerd t.o.v. partijen. Het gaat er niet om de partijpolitieke pers te bekritiseren; het gaat erom dat er ter linkerzijde geen andere dan een partijpolitieke pers bestaat, en dit geeft rechts in de media een onbetwistbaar voordeel.

Vlaanderen heeft niet alleen een ondermaatse culturele politiek, het ontbeert ook een politieke cultuur binnen de media, die precies voor de ontwikkeling van een dergelijke cultuur een centrale rol zouden moeten spelen. Wij zijn niet één blad van het niveau van De Haagse Post, Vrij Nederland of de Groene Amsterdammer rijk.

De aard van de afhankelijkheidsrelatie is anders bij rechtse en linkse bladen. Rechtse bladen kunnen wegens hun financieel sterke positie, hun publiciteit en opmaak niet alleen een veel grotere invloed uitoefenen op hun algemene lezerspubliek, zij kunnen ook rechtstreeks invloed uitoefenen op de partijpolitiek. Linkse opiniebladen kunnen dit niet, precies doordat ze de producten zijn van de partijpolitiek. De strubbelingen rond de autonomie van de redactie van De Morgen – en die is niet autonoom – tonen dit reeds voldoende aan, en de beschamende manier waarop Mon Roosens van het ACOD het dagblad De Morgen bejegent, bewijzen hoe weinig men in vakbondskringen – en in partijkringen – gesteld is op een onafhankelijke pers. Het ontberen van een linkse politieke cultuur en van instrumenten om die cultuur te bedrijven is voor het ontwikkelen van een nieuw links elan een enorme handicap. De pers kan immers een uiterst invloedrijke schakel vormen in maatschappelijke veranderingsprocessen, wanneer zij tenminste het recht én de mogelijkheden krijgt die rol te spelen. Waar de onafhankelijkheid van de pers bedreigd wordt, komt een flink stuk politiek democratie – en de mogelijkheid daartoe – in het gedrang.

Bij ons weten heeft alleen De Nieuwe ooit eens naar aanleiding van het Egmontpact een dergelijke onafhankelijke opiniërende rol willen spelen. Het is er bijna aan kapot gegaan.

Het verdriet van Vlaanderen is dat links er niet in is geslaagd onafhankelijke politiek-ideologische instrumenten in de strijd tegen de verrechtsing uit de grond te stampen. En dit is ten dele aan linkse partijpolitieke en syndicale bekrompenheid zélf te wijten.

Ondertussen neemt in deze economische en politiek-ideologische crisis het aanbod aan rechtse bladen zienderogen toe en worden bladen met een zgn. ‘centrumopvatting’ – zoals Knack – rechtser. Alle linkse bladen zijn in hun bestaan bedreigd en zelf het enige linkse dagblad in Vlaanderen wordt het leven in tal van zogenaamde ‘socialistische kringen’ niet gegund.

Nieuwe rechtse bladen – zoals Topics of Ipso Facto Kapital – ontstaan na grondig marktonderzoek. Doordat zij establishment-gezind zijn weten zij hun boodschap meteen door een flink publiciteitsaanbod gesteund. Zij weten dat “the medium the message is” en dat het product eerst commercieel moet kunnen inslaan, vooraleer zij hun rechtse boodschap kunnen verspreiden. Rechtse bladen noemen zich dan ook niet rechts. De ambiguïteit van hun statuut als commercieel-publicitair product enerzijds en politiek-ideologisch instrument anderzijds vormt de kern van hun beïnvloedingsmethode. Zij manipuleren en richten de vraag vanuit de evidente praatjes-in-de-straat. Zij versterken alledaagse weetjes – over de gastarbeiders, de crisis, de vrouwen, de belastingen, de vakbonden – tot algemene kennis, door ze in een luxeverpakking te verspreiden. Er is altijd wel één of andere popzanger, modeontwerper, schrijver, voetballer of acteur – zélfs commerciële producten, dus – bereid over een en ander “zijn mening” eens te zeggen.
Negen kansen op tien een behoudsgezinde mening.

Establishment-gezinde bladen hebben het dan ook per definitie makkelijker dan links-kritische bladen, die precies de schijnbare evidenties uit het dagdagelijkse leven wensen te betwisten, te analyseren, anders te duiden. Alleen al daarvoor zijn kritische bladen “moeilijker” leesbaar: zij maken het hun lezers moeilijker, omdat er nagedacht moet worden. Tegelijk zijn kritische bladen daardoor ook veel kwetsbaarder. Zij worden ook door kritische lezers gelezen, en die slikken niet eender wat.

De concurrentie om de gunst van de koper, de concurrentie om het oppervlakkige – maar niet onschuldige – entertainment scoort ondertussen ongekende hoogten. Die concurrentie heeft veel gemeen met die op de markt van sigaretten: hoe lichter hoe liever. Kan het na Weekendmagazine nog erger in de Vlaamse pers? Blijkbaar wel, want terwijl ik dit schrijf kondigt de Vlaamse Uitgevers Maatschappij reeds een nieuw “populair” dagblad aan ... voor mensen die kranten lezen te moeilijk vinden. Een Vlaamse Bild, ziedaar het nieuw gevonden “gat” in de markt. Linkse bladen ontberen ofwel de gelden, ofwel de interesse voor marktonderzoek. Zij zijn weinig geïnteresseerd in de vraag, en schrijven vaak toe naar mensen waarvan geacht wordt dat ze het toch reeds eens zijn met de grond van de zaak of met de beweging. Zij zijn meestal sober uitgegeven, op goedkoop papier gedrukt en als product quasi uitsluitend LEESvoer. Commercieel staan ze nergens; ze zijn totaal afhankelijk van hun trouwe lezers en/of geldschieters. Die laatsten zijn, in tegenstelling tot commerciële geldschieters die vooral in de oplage en in een goed woordje over henzelf geïnteresseerd zijn, vaak geneigd politiek-ideologische controle uit te oefenen: die politieke mandataris krijgt teveel/te weinig aandacht, dit standpunt wordt teveel/te weinig, te kritisch/te onkritisch benaderd enz. Als journalistieke producten staan ze eveneens zwak; weinig professionele journalisten, die de tijd hebben om zich met alle tanden in een dossier te bijten. Vaak vrijwilligers en freelance schrijvers die na hun hoofdactiviteit, en als het hen zint, eens iets op papier zetten. Waardoor de continuïteit in de behandelende materies al eens in het gedrang komt. Het fundamentele belang van een Walter de Bock is hier illustratief voor; hij is één van de weinige linkse journalisten die de kansen/mogelijkheden hebben zélf enig speurwerk te verrichten. De Bock is zo illustratief, precies omdat er zo weinig De Bocks in Vlaanderen (kunnen) zijn. Daardoor schieten linkse bladen vaak als nieuwsbron te kort. Van werkelijk eigen nieuwsgaring is zelden sprake. Vooral in de linkse weekbladpers blijft het daardoor meestal bij nabeschouwingen, duidingen, variante toesten op de berichtgeving van andere nieuwsmedia. Een mooie uitzondering is hier de sociale berichtgeving in De Rode Vaan en hun rondetafelgesprekken over specifieke sociaaleconomische onderwerpen.

Het lijkt me niet onbelangrijk om de officiële week- en dagbladpers in deze context eens af te tekenen tegenover de weelde die in Vlaanderen bestaat aan progressieve en conservatieve ledenblaadjes, clubblaadjes, verenigingsblaadjes enz., die er allen, wanneer ze maar ergens een schrijfgraag iemand weten op te vissen, naar streven een zeker cachet van periodiek – ook handig met de posttarieven – te verwerven. Iedere organisatie die zichzelf enigszins respecteert geeft wel één of ander blad uit; belangrijk om aan te tonen dat de organisatie er is, bestaat, iets doet. Belangrijk om een wij-gevoel met de club te realiseren. Initiatieven om ter linkerzijde die vele partiële initiatieven te overkoepelen hebben vooralsnog weinig resultaat opgeleverd; Komma is een Antwerpse aangelegenheid gebleven. Zonder het belang van al die blaadjes te onderschatten, hierbij toch volgende bedenking: men kan bij benadering niet te schatten hoeveel energie erin al die ledenbladen wordt gestopt, energie die voor een goed deel betaald wordt door het ministerie van cultuur. Ofwél doordat het blad zélf rechtstreeks voor subsidie in aanmerking komt – zoals dat het geval is met de diverse zogenaamd culturele tijdschriften in Vlaanderen – ofwél doordat de samenstellers, lay-outers, verspreiders, schrijvers enz. van het blad door dat ministerie betaalde – gesubsidieerde – werkkrachten zijn. Verre van ons om dit te betreuren. Maar, waarom dergelijke politiek niet wat verder doorgetrokken?

Subsidies aan de weekbladenpers blijven immers uit. En daarin schuilt m.i. een onrechtvaardigheid, die een ramp betekent voor de politieke en sociale cultuur in Vlaanderen. Waarom slechts zogenaamd “louter culturele” bladen gesubsidieerd? Is “politiek” minder “cultureel” dan een goed verkopende familieroman? Waarom niet ook een vorm van subsidie aan de weekbladenpers, zoals die ook onrechtstreeks bestaat voor de vele verenigingsblaadjes? Door het ontberen van enige financiële steun van overheidswege kunnen in Vlaanderen slechts weekbladen met ofwél sterke economische afhankelijkheden, ofwél sterke partijpolitieke bindingen het daglicht zien, ofwél zijn het blaadjes die aan een organisatie gebonden zijn en dus evenmin werkelijke weekbladen zijn.

Onafhankelijke kritische redacties van onafhankelijke kritische bladen komen aldus langs beide zijden in de kou te staan; géén steun van financieel-economische of partijpolitieke kringen, maar evenmin de onrechtstreekse steun die de ganse verenigingspers mogelijk maakt.

Een onafhankelijk links-kritisch weekblad, dat ook nog professioneel in een wordt gestoken, is nochtans een essentiële nood ter linkerzijde. Terwijl rechts steeds weer nieuwe opiniebladen op de markt brengt neemt de verschraling van onze politieke pers zienderogen toe. Ook indien Topics wellicht snel weer ter ziele gaat blijft dit waar. Om een dergelijk blad te realiseren is echter in de eerste plaats vereist dat linkse partijpolitieke kringen daarvan de noodzaak inzien en zich niet in de eerste plaats laten leiden door partijpolitieke of syndicale bekrompenheid die het socialistische project geen stap verder helpt. Wat zou er op tegen zijn dat de Rode Vaan en De Nieuwe bijvoorbeeld eens aan tafel gaan zitten en met de redactie van De Morgens Weekend-supplement iets uitdokteren?

Het gaat om een zeer fundamentele zaak: de strijd voor het verwerven van de instrumenten die de noodzakelijke voorwaarde vormen voor het überhaupt ontwikkelen van een linkse politieke cultuur, een maatschappij-kritische cultuur.

Vergeten we niet dat het ondertussen ook niet al te best gaat met de linkse maandelijkse of driemaandelijkse periodieken. Vorig jaar ging het Tijdschrift voor Diplomatie ter ziele en dit jaar verdwijnt het blad Toestanden ook al weer van het toneel. Naast De Nieuwe Maand, Socialistische Standpunten en ons eigenste Vlaams Marxistisch Tijdschrift blijft er werkelijk niet erg veel meer over om enig weerwerk te leveren tegen de burgerlijke hegemonie, om de theorie van de actuele socialistische beweging te ontwikkelen. Laten we dan ook niet bij de pakken blijven zitten en er maximaal naar streven de linkse krachten te bundelen én de discussie ter linkerzijde te stimuleren.

Hier zit meteen een warm pleidooi in geïmpliceerd om het Vlaams Marxistisch Tijdschrift, dat volgend jaar haar 18e jaargang ingaat, blijvend te steunen, én door het vernieuwen van het abonnement, én door het leveren van bijdragen over de actualiteit van het socialisme.