Nawoord en Bevindingen (Vertaler)


Het manuscript Resultaten van het directe productieproces is van grote waarde om de methode en de analyse van Karl Marx over het kapitalisme als politiek en economisch systeem te kunnen begrijpen.

De methode is vooral dialectisch. Marx bouwt zijn betoog op, op basis van veel feitelijke data en theoretische inzichten. Het manuscript gaat over productieverhoudingen die tegenover elkaar staan, echter ook onlosmakelijk in het geheel aan elkaar verbonden zijn en elkaar beïnvloeden. De uitkomst is een ontwikkeling van het politieke economische systeem, waarvan de uitkomst vooralsnog in de tijd van Marx niet geheel duidelijk was. Daarvoor was het kapitalisme als systeem nog te jong en te weinig ontwikkeld. Marx gaf wel duidelijk aan in welke richting het zich zou ontwikkelen.

Marx moet zich gaandeweg het schrijven van dit manuscript gerealiseerd hebben, dat de hoeveelheid nog te verzetten arbeid te groot was. Een andere druk die hij heeft moeten voelen was dat hij het zich niet langer kon permitteren om de mensheid een dienst te bewijzen. Hij werd in het keurslijf gedwongen om zijn arbeid voort te zetten als loonarbeid, hij moest productieve arbeid gaan leveren. Als deze twee vooronderstellingen waar zijn, dan ligt daar een praktische reden waarom het ‘zesde hoofdstuk’ nooit de plaats gekregen heeft die het op basis van de inhoud wel toekomt. Gelukkig is het manuscript behouden gebleven.


Een onderbouwing van deze redenering is ook te herleiden uit de inleidende woorden van de publicatie in de MEGA2 van de Resultaten.

‘Dat, dat naast het precieze verwijzen naar de boeken I - IV, de in het ‘zesde hoofdstuk’ opgenomen zaken betrof, getuigt ervan dat Marx zich in deze periode al voorstelde, dat het ‘kapitaal’ uit vier boeken zou bestaan. De eerste keer dat hij dit uitsprak was echter pas veel later, namelijk in een brief aan Louis Kugelman van 13 oktober 1866’ (Terug te vinden in de Fragmenten)


Er was een vierde deel conceptueel in de maak. Het deel waarvan Kautsky gesuggereerd heeft dat het zou gaan over de behandeling van de meerwaardevorming, Theorien über den Mehrwert. Daarin zit ook een belangrijke overeenkomst met de Resultaten. Beide onderwerpen vinden hun bron in het uitvoerige werk van Karl Marx dat hij vastgelegd heeft in Ter kritiek van de politieke economie, de manuscripten van 1861-1863.

Het werk aan het ‘zesde hoofdstuk’ bevestigt deze vooronderstelling ook.

‘De verdere pagina’s van het manuscript (263/264) en 379/380) alsook de pagina’s van het ‘zesde hoofdstuk’ hebben geen doorlopende voetnoten notering. Op meerdere pagina’s blijven open plekken, wat ervan getuigt, dat Marx hier een verdere bewerking van de teksten voorzag. Daaruit is te concluderen, dat Marx sinds de lente van 1864, misschien na de onderbreking van de arbeid voor vier maanden, die door ziekte alsook door zijn reis naar het continent veroorzaakt was, de toenmalige fase van de voorbereiding van Het kapitaal niet meer als de definitieve versie beschouwde. Waarschijnlijk speelde daarbij het proces van het ontstaan van het ‘zesde hoofdstuk’ de essentiële rol. Het materiaal, als onderscheid van de andere hoofdstukken van het eerste boek, kende bijna geen analogie met de voorafgaande economische manuscripten. Al bij het begin van het ‘zesde hoofdstuk’, bij de formulering van het object van de drie geplande paragrafen, droeg Marx aan, om ‘Nr. 1) in de laatste bewerking voor de druk uiteindelijk, niet als eerst te plaatsen, omdat het de overgang naar het tweede boek - het circulatieproces van het kapitaal - vormt’. (pagina 24). Daarmee werd ‘de laatste bewerking voor de druk’ tenminste met betrekking tot het ‘zesde hoofdstuk’ tot de hoofdtaak van een verdere periode.’ (Terug te vinden in de Fragmenten)


Het knelpunt bevond zich ook op de inhoud, en vooral in de opzet. Het bouwplan voor het ‘zesde hoofdstuk’ was als volgt;


1) ‘Waren’ als product van het kapitaal van de kapitalistische productie;
2) De kapitalistische productie is de productie van meerwaarde;
3) Het is uiteindelijk productie en reproductie van de gehele verhoudingen.’ (pagina 24.) (Terug te vinden in de Fragmenten)

Het knelpunt was dat daarmee het manuscript op twee gedachten kwam te steunen. Enerzijds moest het een samenvatting en een opmaat worden voor het tweede deel van Het Kapitaal. De gebruikswaarden zijn geproduceerd in deel 1, voorzien van een meerwaarde en omgezet in ruilwaarden, gereed om weer terug te keren in het circulatieproces, deel 2. Voor de correcte volgorde moest de eerste paragraaf de laatste worden. En daar begon het geheel te wringen. Want goed beschouwd is de tweede paragraaf van de Resultaten, de samenvatting van de hoofdstukken uit deel 1, die gaan over de absolute en relatieve meerwaardevorming. Een thema dat niet of nauwelijks terugkomt in deel 2.


Anderzijds, de tweede gedachtegang wordt in de inleiding van de MEGA2 uitgave en door Karl Marx zelf als volgt verwoord;

‘Het tweede centrale probleem van de hoofdstukken was de meerwaarde als resultaat van het productieproces (pagina 51 - 125). Daarbij ging Marx in op de typering van de kapitalistische productie als arbeidsproces van het kapitaal (pagina 57/58). Hij uitte zich op volgende manier:
‘We komen in het verloop van deze paragraaf op dit bepalende belangrijke punt uitvoerig terug.’ (pagina 57/58).
Daarmee was een belangrijk onderdeel van het hoofdstuk aangekaart, dat Marx aan het niet overgeleverde deel van het manuscript (Ter Kritiek) ontnam (pagina 96 - 107 van het manuscript). Marx nummerde dit deel van het manuscript om tot pagina 469a tot 469m en nam het daarna alsnog organisch op, omdat hij het met de gehele beschrijving verbinden wilde.’ (Terug te vinden in de Fragmenten, en de Resultaten tekst)


Dit vormt feitelijk wel de inhoudelijke kern van het zesde hoofdstuk De Resultaten van het directe Productieproces. Het productieproces is de combinatie van het arbeidsproces en het meerwaardevormingsproces. De dialectische verhouding tussen die twee leidt tot de vergroting van de meerwaardevorming. Dit is een economisch proces, waarbij de absolute meerwaardevorming aangevuld wordt met de relatieve meerwaardevorming. Onvermijdelijk daaruit voortvloeiend is de verandering van de politieke economie en de sociale condities voor de arbeidersklasse. Het betreft de ontwikkeling van de formele naar de reële onderschikking van de arbeid onder het kapitaal. Dat is de afwijkende en cruciale opvatting van Karl Marx zelf, die hij opschrijft als conclusie aan het einde van Seite 494.


De reden die Ernest Mandel aangeeft in zijn inleiding bij het aanhangsel, de Engelse vertaling van de Resultaten (Marx, K., (1981), ‘Capital, a critique of political economy’, volume 1, Londen, Penguin Books, Introduction Ernest Mandel, vertaling Ben Fowkes.) waarom Marx afzag van het opnemen van het zesde hoofdstuk is naar mijn mening niet helemaal correct;

‘Voorlopig is het onmogelijk om een definitief antwoord te geven op de vraag waarom van het zesde hoofdstuk afgezien werd, op basis van de kennis die we bezitten over de ontwikkelingen van de gedachten van Marx tussen 1863 en 1866. Waarschijnlijk lag de reden in de wens van Marx om Het Kapitaal te presenteren als een ‘dialectisch gearticuleerd geheel’. Hij zou gevoeld kunnen hebben, dat in zo’n totaliteit, het zesde hoofdstuk, niet op zijn plaats zou zijn omdat het een dubbele functie had; als een samenvatting van deel 1 en als een brug tussen deel 1 en 2.’ (Mandel, pagina 994, Fowkes, zie boven)


De argumentatie is opmerkelijk omdat de Resultaten juist heel perfect het dialectische proces van Karl Marx weergeeft, zoals hierboven is geprobeerd aan te geven. Het probleem zit erin dat de ontwikkeling van de verhouding tussen kapitaal en arbeid, vanuit het perspectief van de arbeid geen brugfunctie heeft naar deel 2, waar het resultaat van het directe productieproces weer terugkeert in de circulatie van de waren, al of niet als kapitaal of consumptie goederen. Het sterke vermoeden is dat Marx de problematiek die hij zag, eerder vond thuis horen in het te schrijven deel 4 van het kapitaal.

Een aantal opmerkingen van Ernest Mandel verderop in zijn inleiding bevestigen dit;

‘Kapitalistische productie is productie door een groeiende massa machinerie, een groeiend constant kapitaal, een groeiende organische compositie van het kapitaal, het is ook nodig voor massaproductie van ‘waren’ op een constant toenemende schaal, waarvan de verkoop een constant groeiende markt vraagt. Het sleutelaspect van de Resultaten verhoudt zich tot de synthese van de kapitalistische productiewijze als productie van meerwaarde en de productie van ‘waren’ die door het kapitaal geproduceerd zijn. Aan het onderling verbindingsprobleem van de oorsprong en inhoud van de toenemende productiviteit van de arbeid zonder welke geen toename kan plaatsvinden van de meerwaardeproductie op de langere termijn. Voor dit doel introduceert Marx het onderscheid tussen wat hij noemt de formele en reële onderschikking van de arbeid onder het kapitaal.’ (Mandel, pagina 994, Fowkes, zie boven)


Hiermee komen we terug bij de veronderstelde tweede gedachtegang van Karl Marx, de typering van de kapitalistische productie als arbeidsproces van het kapitaal. Deze gedachte vloeide op haar beurt voort uit het onderzoekswerk van Karl Marx in de periode 1861 - 1863. De basis en bron voor het manuscript van de Resultaten waren het manuscript Ter kritiek van de politieke economie, de manuscripten van 1861-1863. Er is een betoog te verdedigen, dat de verhouding tussen de Grundrisse en de eerste drie delen van Het Kapitaal, door te trekken is naar de verhouding van Ter kritiek van de politieke economie, de manuscripten van 1861-1863 en het nooit geschreven deel 4 van Het Kapitaal, en dat de Resultaten van de laatste gesuggereerde verhouding onderdeel uit maakte. De werkelijke reden waarom het zesde hoofdstuk uiteindelijk niet opgenomen is in deel 1.


Dat vormt de aanleiding voor het opstarten van een volgend vertaal project; Ter kritiek van de politieke economie, de manuscripten van 1861-1863. Dat moet gepaard gaan met een kritische becommentariëring ervan, als actualisering voor theorieën die ook voor de huidige tijd en de toekomende tijden van belang zijn, voor zolang het kapitalisme bestaat.