Ernest Mandel

Leve socialistisch Cuba!



Geschreven: mei 1964
Bron: Links, nr. 19, 9 mei 1964
Transcriptie: Valeer Vantyghem
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, juli 2008

Laatste bewerking: 15 juli 2008


Zie ook:
Cuba: het grote economische debat 1963-1964

Een revolutie die de kazernen in scholen heeft veranderd; die de luxe villa’s van de kapitalisten aan de arme kinderen die met studiebeurzen studeren heeft gegeven; die één miljoen volwassenen en jongeren in de loop van enkele maanden heeft leren lezen en schrijven; die rassenongelijkheid en — discriminatie radicaal heeft afgeschaft; die het mirakel heeft verwezenlijkt, in drie jaar tijd de werkloosheid in het dorp, de gesel van alle onderontwikkelde landen, op te heffen; een revolutie die de ministers als gewone milicianen om hun beurt wacht doet houden voor de openbare gebouwen; die alle graden hoger dan die van commandant in het leger heeft afgeschaft — en dit officieel nog altijd Rebellenleger genoemd leger — is nu het enige ter wereld dat noch kolonels noch generaals in zijn rangen telt!; die volgens een getuigenis van haar tegenstrevers in de Verenigde Staten voor ‘t eerst heeft verzekerd dat alle kinderen in het land genoeg te eten krijgen en naar school kunnen gaan; welke socialist, die zijn hart op de juiste plaats heeft, zal nalaten zich geestdriftig over zulk een revolutie over te laten?
Wij hadden het sinds lang gevoeld, uit de teksten en de beelden die wij van ginder hadden ontvangen; de socialistische revolutie op Cuba is vandaag de meest vooruitgeschoven bastion van de Bevrijding van de Arbeid en van de Mens in de wereld. Nadat we Cuba zeven weken in alle richtingen hebben bezocht en onderzocht, wordt de eerste indruk nog versterkt; nergens ter wereld kan men zo duidelijk als op Cuba aanvoelen welke geweldige mogelijkheden van radicale maatschappelijke verandering, van radicale bevrijding van de mens, het socialisme voor de mensheid kan openen
.

Een onderontwikkeld land op weg naar het socialisme

Het meest brandende vraagstuk van onze tijd is het vraagstuk van de economische onderontwikkeling. Talloze rapporten van internationale instellingen herhalen dag-in dag-uit dat de afstand tussen de geïndustrialiseerde en de achtergebleven gebieden steeds maar breder wordt. De eerste worden hoe langer hoe rijker, de andere hoe langer hoe armer. De afgrond van groeiende ellende slokt niet enkel afgelegen volksstammen op; het bedreigt de tweederden van de aardbewoners!

Cuba bewijst — na China weliswaar, maar op een veel meer overtuigde wijze! — dat die onderontwikkeling te wijten is noch aan geografische, noch aan een etnische of rassenfataliteit; dat dank zij een sociale omwenteling een land zich in enkele jaren tijd aan die onderontwikkeling kan ontrukken en een vlugge opgang kan beginnen; en dat de levenswijze van de grote meerderheid van de bevolking radicaal verbeterd kan worden nog alvorens nog alvorens beslissende economische vooruitgang wordt geboekt; en wel dank zij een radicale verandering in het gebruik van de bestaande hulpbronnen.

Het Cubaans voorbeeld geldt niet alleen voor Cuba; het geldt voor heel Latijns Amerika; en binnen bepaalde grenzen, zelfs voor heel de ‘derde wereld’. De Cubanen zijn zich daarvan bewust. Zij proclameren het fier, hoe duur die proclamatie hen ook te staan moge komen (en zij kost hen heel duur, want ongetwijfeld moet men daar en niet elders de oorzaak zoeken van de hatelijke vijandschap, die de Amerikaanse leidende kringen jegens de Cubaanse revolutie blijven koesteren). Op het Revolutieplein, te La Havana, hangt er een reusachtige spandoek: ‘Leve de Latijns Amerikaanse Revolutie!’. Over heel de lengte van de gevel van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is de leuze gespannen: ‘Leve de arbeiders van alle landen!’.

Men kan noch met een leider, noch met een gewoon militant van de Cubaanse revolutie spreken, zonder te merken hoe zeer zij zich vereenzelvigen met de revolutie in heel hun werelddeel.

Is Cuba een onderontwikkeld land? Vanzelfsprekend kan het prat gaan op bijzondere voorwaarden, ook vóór de revolutie, en beschikt het nu nog over troeven, die men niet in alle onderontwikkelde landen terugvindt. In ‘t jaar 1958 had Cuba op twee na (na Argentinië en Uruguay) de hoogste levensstandaard van Latijns Amerika. Men kan zijn inkomen per hoofd van de bevolking op 20 tot 25.000 F per jaar schatten, hetgeen schril afsteekt tegen het jaarlijks inkomen per hoofd van de bevolking in sommige onderontwikkelde landen, dat niet hoger ligt dan 2.500 F.

Wanneer men de toestand nochtans van dichter beschouwt, dan stelt men vast dat de ‘voordelen’ waarvan Cuba op het ogenblik van de revolutie genoot — in vergelijking tot andere onderontwikkelde landen — veel minder reëel waren dan die cijfers wel doen uitschijnen. In de eerste plaats moet men rekening houden met het feit dat het betrekkelijk hoger inkomen op Cuba ook veel ongelijker verdeeld was dan elders: men hoeft maar de luxe villawijk van Miramar-Marinao Fifth Avenue (men vindt in België moeilijk iets gelijkaardigs) te La Havana te vergelijken met wat er van de ellendige krotwoningen in de arme buurt van Santiago de Cuba overgebleven is (de meeste krotwoningen zijn daar door de revolutie reeds afgebroken; in La Havana zijn ze het allemaal), om te begrijpen hoe groot de afstand tussen arm en rijk in het voorrevolutionaire Cuba wel geweest is.

In de tweede plaats was het betrekkelijk hoger nationaal inkomen van Cuba een functie van een zeer bijzondere integratie tussen de Cubaanse en de Amerikaanse economie, een integratie die in werkelijkheid een volledige onafhankelijkheid betekende. Dit betekent dat dit inkomen paradoxaal karakter had, een absolute hinderpaal werd voor een verder groei, een echte differentiatie en een gezonde ontwikkeling van de Cubaanse economie. Daar kwam dan nog bij dat die volledige afhankelijkheid aan de Cubaanse economie na de revolutie een geweldige slag toebracht, vermits zij het imperialisme in staat stelde, langs de blokkade om de Cubaanse economie langzaam te wurgen. Vandaag nog is het gebrek aan onderdelen voor de machines en auto’s van Amerikaanse oorsprong een van de belangrijkste impasses van de Cubaanse economie.

Het is waar dat de nadelige gevolgen van die blokkade voor een belangrijk gedeelte worden opgeheven door de economische hulp die Cuba van de Sovjet-Unie, China en andere landen van het Oostblok ontvangt. Maar daarbij is het moeilijk de militaire van de zuiver economische hulp te onderscheiden, en moet men voorts rekening houden met het feit dat zij voor een groot gedeelte bestaat uit levering van koopwaren tegen prijzen en van een kwaliteit die de vergelijking met de voorrevolutionaire toestand ten zeerste bemoeilijkt.

Een echte sociale revolutie

Men kan dus zonder aarzelen tot het besluit komen, dat de fundamentele problemen waarvoor de Cubaanse revolutie stond, dezelfde waren als die van de meeste onderontwikkelde landen, en dat de oplossing van die problemen dus inderdaad tot voorbeeld strekt aan de meeste van die landen.

Op sociaal gebied is dit voorbeeld het meest verbluffend. Men kan inderdaad de optie van de leiders van de Cubaanse revolutie in de volgende formule samenvatten: volledige prioriteit aan de oplossing van de meest brandende sociale problemen, teneinde op die manier de massa’s te kunnen mobiliseren voor de oplossing van de economische vraagstukken.

Een sociale revolutie kan niet in de eerste plaats in teksten en rechtsformules liggen. Ze moet tot uiting komen in een spectaculaire omwenteling in het dagelijks leven, die de meest schreeuwende sociale onrechtvaardigheden met één slag afschaft, die de meest verdrukte en uitgebuite lagen van de maatschappij naar de top van de maatschappij voert. Enkel en alleen wanneer zij dat doet, kan zij rekenen op het vertrouwen, op de toewijding, op de totale steun van miljoenen mensen, die dan bereid zullen zijn haar hun geestdrift, hun werk en hun leven te schenken.

En daarin ligt juist de grootheid van de Cubaanse revolutie. Zij is gesymboliseerd in de jongelingen die met studiebeurs studeren, de Becados. Fidel heeft er 80.000 uit de dorpen en kleine steden van de armste provincie te La Havana samengetrokken, en hun de rijkemanswoningen ter beschikking gesteld. Voor die kinderen van landloze boeren en landarbeiders, die gisteren geen schoenen aan de voeten droegen en nu plots in de rijkste villa’s van het land wonen, is dit letterlijk verwezenlijkt: van de laagste naar de hoogste sport van de maatschappij te worden gebracht. Aan de dienstmeisjes van de ci-devant [tijdens de Franse Revolutie en het Keizerrijk spotnaam voor voormalige adellijke en vorstelijke personen — MIA] bourgeois gaf de revolutie de auto’s van hun vroegere patroons, opdat zij als taxi chauffeurs hun kost zouden verdienen. De honderdduizenden landarbeiders die gedeeltelijk of volledig werkloos waren (vóór de revolutie waren er ongeveer 550.000 volledige en 40.000 gedeeltelijke werklozen te Cuba) worden nu in de granjas del pueblo (volksboerderijen) twaalf maanden per jaar betaald. En het materieel resultaat van de revolutie is dan ook zeer tastbaar: het verbruik van vlees en textielproducten per hoofd van de bevolking is sinds 1958 verdubbeld. Als men weet dat dit verbruik in de grote steden, bij een belangrijk gedeelte van de bevolking, ongetwijfeld fel is gezonken, dan kan men zich rekenschap geven van de wijze, waarop de levensstandaard van de arme meerderheid van de Cubaanse bevolking sinds de revolutie is verhoogd.

De revolutie heeft op radicale wijze de voeding, de kleding, de geneeskundige zorgen, de scholing en de vrijetijdsbesteding van de meerderheid van het volk (vooral de landarbeiders, kleine boeren, en ongeschoolde arbeiders en kleurlingen in de steden) verbeterd. Zij heeft de exclusieve luxe clubs van La Havana — zoals Baltimore La Havana Yacht and Country Club — voor de hele bevolking geopend; zij heeft een tiental prachtige en betrekkelijk goedkope vakantiecentra in heel het land gebouwd. En zij heeft een geweldige inspanning ondernomen om de ellendige krotten te doen verdwijnen en aan elke Cubaanse familie een eenvoudige maar degelijke moderne woning te geven. Rond de meeste van de duizend volksboerderijen ziet men de nieuwe moderne dorpjes oprijzen.

De revolutie heeft daardoor een geweldig potentieel van toewijding verkregen, een potentieel dat vandaag in de eerste plaats op politiek en militair terrein duidelijk naar voren komt. Dit potentieel leidt tot het revolutionair bewustzijn van de één miljoen Cubanen, verzameld op het Revolutieplein te La Havana, die in de jaren 1960 en 1962 in Algemene Vergadering van het Cubaanse Volk verzameld, de eerste en de tweede Verklaring van La Havana aanvaardden, met hun socialistische heilsboodschap voor heel Latijns Amerika. Dit potentieel leidt ook tot de vanzelfsprekende militaire inspanning, die honderdduizenden Cubanen daags na de laffe luchtaanval op La Havana en daags vóór de contrarevolutionaire ontscheping bij Playa Giron, ertoe bracht, spontaan het uniform van de militie aan te trekken en naar het geweer te grijpen, om de revolutie te verdedigen, nog voor de regering daartoe opriep.

Vandaag geldt het, ditzelfde potentieel op het gebied van de economie toe te passen.

Hoe staat het met de Cubaanse economie?

De economische toestand vereist inderdaad een radicale verbetering. De nijverheid bevindt zich in goede staat. Zij groeit gemiddeld met 10 % per jaar (wanneer men geen rekening houdt met de suikernijverheid). Zij differentieert zich zeer vlug. Gedeeltelijk met hulp van buitenlandse technici — vooral uit de landen van het zg. ‘socialistische kamp’ — gedeeltelijk dank zij de resultaten van de ‘technische omwenteling’ die langs het onderwijs vooruitgaat, worden moderne, soms modernste, bedrijven in Cuba opgericht; op het ogenblik van de revolutie verlieten alle technici de fabriek, nog voor ze de productie had opgenomen; vandaag werkt zij normaal en op volle capaciteit. Wij hebben een bedrijf bezocht, met Tsjechische (volledig geautomatiseerde) en Belgische (ouderwets zware) machines uitgerust, dat alle schroeven voor héél Cuba produceert. De onderdelen voor de machines worden nu in Cuba zelf voortgebracht.

De toestand van de landbouw is minder gunstig. Of, om het anders uit te drukken: het succes van de sociale omwenteling op het land heeft nog niet tot een economische vooruitgang geleidt. Dit betekent met andere woorden: vermits nu de hele landbevolking het hele jaar door betaald wordt, en de opbrengst niet zo sterk is gestegen, is de rendabiliteit van de Cubaanse landbouw geweldig gezonken. Hij werkt in feite met verlies, een verlies dat gedekt wordt gedeeltelijk door de winst van de nijverheid, gedeeltelijk door buitenlandse kredieten.

Voor een déél is dit gebrek aan vooruitgang op het land te wijten aan het gebrek van investeringen; men moet van een extensieve landbouw overgaan naar intensieve, en dit vergt machines (men is ze aan ‘t bouwen!) en meststoffen, agronomen en proefstations. Voor de veeteelt is dit reeds gedeeltelijk verwezenlijkt, en daar stijgt de opbrengst dan ook aanzienlijk. Voor de landbouw is dit niet het geval; vandaar de betrekkelijke stagnatie van de opbrengst.

Voor een ander gedeelte echter is dit gebrek aan vooruitgang in de landbouw te wijten aan fouten die begaan werden in de leiding van die sector: een oriëntatiefout (de poging om onmiddellijk de suikerteelt door andere culturen te verdringen, ten einde het monocultuurstelsel te overwinnen) en een organisatiefout: een te administratieve — bureaucratisch beheer van de landbouw, dat de massa van de landarbeiders tot zo talrijke onnodige inspanningen had gedreven, die geen resultaten konden opleveren, dat die massa onverschillig was geworden, elk initiatief opgaf, en dwaze wantoestanden duldde (bv. hele fruitoogsten konden door gebrek aan werkkrachten niet worden binnengehaald, terwijl in de naburige boerderijen werkkrachten teveel zaten!).

De regering is nu begonnen een grootscheepse hervorming van de hele landbouworganisatie door de te voeren. Zij steunt op territoriaal systeem, dat veel gelijkenis vertoont met de Chinese of de in het nieuw Algerijns partijprogramma voorziene ‘gemeente’ — er zullen er een tachtigtal zijn in Cuba! — die een rationeel gebruik van de werkkrachten mogelijk maken. Zij steunt verder op een verdeling van een gedeelte van de winsten onder de landarbeiders, op besluit van algemene vergaderingen, t.t.z. gaat in de richting van arbeidersbeheer. En zij zal proberen, de technische omwenteling van de landbouw zoveel mogelijk te steunen op de bewuste krachten van de landbevolking, op het geweldige potentieel dat de revolutie heeft vrijgemaakt.

In de nijverheid is een grootscheepse hervorming niet nodig; zij stond sinds het begin van het beheer van Che Guevara in het teken van het revolutionair bewustzijn van de werkende klasse, gezien als belangrijkste motor voor de opbouw van het socialisme. Maar er is een conflict met een al te bureaucratische structuur van de vakbeweging die veel vrijer de verzuchtingen van de werkende klasse in elk bedrijf tot uiting moet kunnen brengen. Er is de noodzakelijkheid, ook hier een collectief materieel belang aan de aangroei van de opbrengst te scheppen, en de groeiende deelname van de arbeiders aan het beheer van de bedrijven te verzekeren. De leiders van de revolutie begrijpen die noodzakelijkheid en begrijpen dat daarvoor alle hinderpalen, welke de vrije ontplooiing van het revolutionair bewustzijn van de arbeiders verhinderen, moeten worden uitgeschakeld.

Fidels doel bestaat hierin, het tekort van de Cubaanse betalingsbalans dat nu op ongeveer 100 miljoen dollar per jaar kan worden geschat en dat door kredieten van de landen van het Oostblok, wordt gedekt, zo vlug mogelijk uit te schakelen, en bijkomstig nog een groot accumulatiefonds voor vluggere industrialisatie van het land vrij te maken. 10 miljoen ton suiker per jaar en een veestapel van 10 miljoen stuk runderen kunnen dit verwezenlijken. Het doel moet in ‘t jaar 1970 worden bereikt. Maar reeds vroeger — men denkt in ‘t algemeen dat dit in ‘t jaar 1967 of 1968 het geval zal zijn — zal de Cubaanse economie een grote ontplooiing kunnen nemen, met een jaarlijkse groei van het nationaal inkomen van 8 tot 10 %.

De gevaren van een agressie nemen toe

Tezelfdertijd dat men de winst- en verliespunten van de Cubaanse economie optekent, moet men rekening houden met het feit dat die economie vandaag gedwongen is onder uitzonderlijke omstandigheden te werken, te weten onder een voortdurende bedreiging van een buitenlandse agressie.

Degenen die geloven dat die bedreiging na de oktober 1962 — crisis is verdwenen, heeft Fidel in zijn redevoering van de 3de verjaardag van de invasie van Playa Giron op 19 april van het tegenovergestelde overtuigd. En de gebeurtenissen sindsdien hebben hem gelijk gegeven.

De overwinning van de militaire machtsgreep in Brazilië, de zware nederlaag die de arbeidersbeweging daar heeft geleden, heeft onmiddellijk de internationale toestand van de Cubaanse revolutie verslecht. Een dubbel gevaar werpt vandaag zijn schaduw op het ‘eerste socialistische land van Latijns Amerika’: de schaduw van een rechtstreekse Amerikaanse interventie, en de schaduw van nieuwe contrarevolutionaire avonturen, onder gecamoufleerde vlag.

Sinds anderhalf jaar voeren de Amerikanen illegale ‘luchtinspectietochten’ boven het Cubaans grondgebied uit. Zij verrechtvaardigen ze door de ‘bedreiging’ die de Cubaanse raketten voor de ‘veiligheid’ van de Verenigde Staten zouden betekenen. Maar zou Cuba dan het recht hebben een zelfde soort ‘luchtinspectie’ boven het grondgebied van de Verenigde Staten te houden, daar waar voor elk redelijk mens de bedreiging die van de USA. tegenover Cuba uitgaat ontegensprekelijk reëler is dan de manier waarop Cuba de Verenigde Staten militair ‘bedreigt’.

In werkelijkheid gebeuren die luchtinspectietochten zonder de minste wettelijke basis. Zij zijn uitdrukking van het recht van de sterkste, zoals de Duitse eis van doortocht door België in 1914 en 1940. Maar de Cubaanse revolutie is een revolutie van fiere mensen; en zij zullen op de duur die provocatie niet dulden. Hoe zullen de Amerikanen reageren indien hun U-2 vliegtuig boven Cuba wordt neergehaald (zoals dit reeds tweemaal in de Sovjet-Unie en eenmaal in Oost-Duitsland, Bulgarije, China en Cuba tijdens de crisis van oktober 1962 het geval was)? In de Verenigde Staten zegt men, dat men dan een ‘vergeldingsaanval’ op Cubaans grondgebied zal doorvoeren, met 500 bommenwerpers. Vermits dit geen ‘invasie’ is, en maar enkele uren zou duren, zou een Russische tegenzet zeer moeilijk zijn ... De Cubanen maken zich dus gereed, de slag alleen op te vangen, zoals Fidel dit in zijn redevoering van 1 mei komt te bevestigen. David tegen Goliath ...

Het ander gevaar dat Cuba bedreigt, is dit van een herhaaldelijke diversie aanvallen door contrarevolutionaire boten en vliegtuigen, die helemaal niet van USA oorsprong zijn ... Zij hebben tot doel, de Cubaanse economie te ontredderen, en het moreel van de bevolking te ondermijnen, in zover als het terugslaan tegen de contrarevolutionaire basissen op Puerto-Rico, Nicaragua, Guatemala, de Dominicaanse Republiek, om klaarblijkelijk diplomatieke redenen, zeer moeilijk is. De contrarevolutie gaat nog verder. Venezuela is bezig stemmen te ronselen opdat de eerstkomende zitting van de Organisatie van Amerikaanse Staten Cuba als ‘agressor’ zou veroordelen (Hitler-Duitsland heeft ook verklaard dat Polen de aanvaller was), en tegen de ‘agressie’ alle, ook militaire sancties, zou uitvaardigen. Men zou dan een gecombineerde taskforce in de Caraïbische Zee oprichten, die de contrarevolutionaire aanvallen op Cubaans grondgebied door voortdurende provocaties zou steunen.

En opnieuw zou de Cubaanse revolutie voor hetzelfde dilemma staan: ofwel die provocaties in feite dulden, zonder terug te slaan, op gevaar demoralisatie in eigen rangen te verwekken; ofwel terugslaan en dan het voorwendsel scheppen voor een grootscheepse aanval op Cubaans grondgebied.

Zoals men ziet is de internationale toestand van de Cubaanse revolutie op korte termijn zeer moeilijk. Maar de tijd werkt voor Cuba, dit weet Washington maar al te best! Het oprichten van dictatoriale regimes in de meeste landen van Latijns Amerika laat enkel maar twee oplossingen toe: ofwel passief aanvaarden van de ‘gorilla’ dictatuur, ofwel revolutie naar Cubaans voorbeeld. Op de duur zal de dictatuur van rechts overal tot revolutie leiden. Voor Cuba gaat het erom tijd te winnen tot de zegevierende revolutie in andere Latijns Amerikaanse landen de drukking van Washington op het eerste socialistische land van dat werelddeel vermindert.
Het is de plicht van de internationale arbeidersbeweging, het Cubaanse volk daarbij zo sterk mogelijk te steunen. De strijd tussen Washington en La Havana is geen strijd tussen ‘grondwetgevende democratie’ en ‘communistische dictatuur’. Het voorbeeld van Brazilië bewijst al te duidelijk dat het gaat enerzijds om de verdediging van de meest reactionaire privileges van grootgrondbezitters en halve slavenhouders, van de meest mensonterende en honende ellende en verdrukking, en anderzijds om een edele zaak van bevrijding van de armste onder de armen, de boeren zonder land, de negers zonder recht, de sinds vier eeuwen geknechte en vertrapte Indianen. In deze strijd moeten alle socialisten, alle arbeiders, alle vrienden van de vooruitgang partij kiezen, aan de zijde van de Cubaanse revolutie, tegen elke vorm van blokkade, tegen elke vorm van agressie, voor een daadwerkelijke, actieve solidariteit met socialistisch Cuba
.