V.I. Lenin
De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme


IX. Het ‘linkse’ communisme in Engeland

Er bestaat in Engeland nog geen communistische partij, maar er is onder de arbeiders een frisse, brede, machtige, snel in omvang toenemende communistische beweging, die de beste verwachtingen wettigt; er zijn enkele politieke partijen en organisaties (de ‘Britse Socialistische Partij’,[30] de ‘Socialistische Arbeiderspartij’, het ‘Socialistische Genootschap van Zuid-Wales’, de ‘Socialistische Arbeidersfederatie’,[31] die een communistische partij willen oprichten en daarover al met elkaar onderhandelingen voeren. In het blad The Workers’ Dreadnought (jaargang VI, nr. 48 van 21 februari 1920), het weekblad van de laatstgenoemde organisatie, dat door kameraad Sylvia Pankhurst wordt geredigeerd, treffen we haar artikel aan Op weg naar een communistische partij. Het artikel schetst de loop van de onderhandelingen tussen de vier genoemde organisaties over de vorming van één enkele communistische partij op grondslag van de aansluiting bij de Derde Internationale, de erkenning van het sovjetstelsel (in plaats van het parlementarisme) en van de dictatuur van het proletariaat. Het blijkt dat meningsverschillen over het deelnemen aan het parlement en over de aansluiting van de nieuwe communistische partij bij de oude, gildeachtige, overwegend uit trade-unions bestaande opportunistische en sociaal-chauvinistische ‘Labour Party’ de voornaamste hinderpaal vormen voor het onmiddellijk oprichten van één enkele communistische partij. De ‘Socialistische Arbeidersfederatie’, zowel als de ‘Socialistische Arbeiderspartij’,[32] spreekt zich tegen het deelnemen aan parlementsverkiezingen en aan het parlement uit, evenals tegen de aansluiting bij de ‘Labour Party’. Hun opvattingen hierover wijken af van die van alle andere of van de meeste leden van de Britse Socialistische Partij, die in hun ogen de ‘rechtervleugel van de communistische partijen’ in Engeland vormt (blz. 5 van het genoemde artikel van Sylvia Pankhurst).

In de grond van de zaak lopen de meningen dus op dezelfde wijze uiteen als in Duitsland, ondanks de reusachtige verschillen ten aanzien van de vorm waarin de meningsverschillen naar voren komen (in Duitsland vertoont deze vorm veel meer gelijkenis met de ‘Russische’ dan in Engeland), en van een gehele reeks van andere omstandigheden. Laten we nu eens de argumenten van de ‘linksen’ wat nader bekijken.

Ten aanzien van het deelnemen aan het parlement beroept kameraad Sylvia Pankhurst zich op een in hetzelfde nummer gepubliceerd artikel van kameraad W. Gallacher, die uit naam van de ‘Schotse Arbeidersraad’ in Glasgow het volgende schrijft:

“Deze arbeidersraad is beslist antiparlementair ingesteld, en achter hem staat de linkervleugel van verscheidene politieke organisaties. Wij vertegenwoordigen de revolutionaire beweging in Schotland, die er naar streeft binnen de bedrijven (in verschillende industrietakken) een revolutionaire organisatie en in het gehele land een communistische partij op te bouwen, die op sociale comités gebaseerd is. We hebben gedurende vrij lange tijd schermutselingen gehad met de officiële parlementariërs. We hebben het niet noodzakelijk gevonden hun openlijk de oorlog te verklaren, en zij zijn bevreesd de aanval tegen ons te beginnen. Deze stand van zaken kan evenwel niet lang duren. Wij zijn over de gehele linie aan de winnende hand.

De gewone leden van de Onafhankelijke Arbeiderspartij in Schotland krijgen een steeds grotere afkeer van de gedachte van het parlement en nagenoeg elke afdeling is voorstander van de sovjets (hier wordt het Russische woord in Engelse transcriptie gebruikt) of van arbeidersraden. Voor de heren die de politiek als een beroep (als bron van inkomen) beschouwen, is dat natuurlijk heel ernstig, en zij gebruiken dan ook alle mogelijke middelen om hun leden ertoe over te halen in de schoot van het parlementarisme terug te keren. Revolutionaire kameraden mogen deze bende niet ondersteunen [alle cursiveringen zijn door de schrijver zelf aangebracht]. Onze strijd hier zal een moeilijke worden. Een van de ergste kanten ervan zal het verraad zijn van hen wier persoonlijke ambitie een grotere stuwende kracht is dan hun zorg voor de revolutie. Elk steun aan het parlementarisme helpt alleen maar de macht in handen te leggen van onze Britse Scheidemanns en Noskes. Henderson, Clynes en co zijn hopeloos reactionair. De officiële Onafhankelijke Arbeiderspartij komt steeds meer onder de invloed van burgerlijke liberalen, die (...) hun ‘geestelijk toevluchtsoord’ gevonden hebben in het kamp van de heren MacDonald, Snowden en co. De officiële Onafhankelijke Arbeiderspartij staat scherp vijandig tegenover de Derde Internationale, terwijl de gewone leden er voor zijn. Elke steun aan de parlementaire opportunisten betekent louter die heren in de hand werken. De Britse Socialistische Partij speelt hier helemaal geen rol (...) Wat hier nodig is, dat is een gezonde revolutionaire organisatie in de bedrijven en een communistische partij, die langs duidelijke, welomschreven, wetenschappelijke lijnen werkt. Wanneer onze kameraden ons kunnen helpen bij het opbouwen ervan, dan zullen wij hun hulp graag aanvaarden; als zij ons niet kunnen helpen, laten zij dan in hemelsnaam met hun vingers overal van afblijven als zij de revolutie niet willen verraden door steun te verlenen aan de reactionairen, die zo verlangend zijn naar parlementair ‘eerbetoon’ (?) [het vraagteken is van de schrijver] en die branden van begeerte om te bewijzen dat zij even goed kunnen regeren als de politici uit de klasse van de ‘heren’ zelf.”

Naar mijn mening geeft deze brief aan de redactie op een schitterende wijze uiting aan de stemming en het standpunt van de jonge communisten of van diegenen onder de arbeiders die pas tot het communisme beginnen te komen. Deze stemming is uitermate verheugend en waardevol. Men moet haar naar waarde weten te schatten en te ondersteunen, want zonder haar behoeft men niet te hopen op een overwinning van de proletarische revolutie in Engeland of in welk ander land ook. Met mensen, die aan zo een stemming onder de massa’s uitdrukking weten te geven en bij de massa’s een dergelijke (zeer vaak sluimerende, nog niet bewuste, nog niet gewekte) stemming weten op te roepen, moet men behoedzaam omgaan, en men moet hen op alle mogelijke manieren ondersteunen. Maar tegelijkertijd moet men hen onomwonden en openlijk vertellen, dat de stemming alleen niet voldoende is om de massa’s leiding te geven in de grote revolutionaire strijd, en dat bepaalde fouten, die gemaakt kunnen worden of al gemaakt worden door mensen die de zaak van de revolutie geheel zijn toegedaan, fouten zijn die de revolutie schade kunnen berokkenen. De brief van kameraad Gallacher aan de redactie vertoont zonder enige twijfel de kiemen van al die fouten die door de Duitse ‘linkse’ communisten worden begaan en die door de Russische ‘linkse’ bolsjewieken in de jaren 1908 en 1918 zijn begaan.

De schrijver van de brief is vervuld van de meest edele proletarische haat jegens de burgerlijke ‘klassenpolitici’ (een haat die overigens niet alleen door de proletariërs, maar ook door alle andere werkende mensen, door alle, om een Duitse term te gebruiken, ‘kleine luiden’ begrepen en aangevoeld wordt). Deze haat van de vertegenwoordiger van de onderdrukte en uitgebuite massa’s is waarlijk ‘het begin van alle wijsheid’, de grondslag van elke socialistische en communistische beweging en van haar successen. Maar de schrijver houdt er kennelijk geen rekening mee dat de politiek een wetenschap en kunst is, die niet uit de hemel komt vallen, die je niet in de wieg gelegd krijgt, en dat het proletariaat, als het de bourgeoisie wil overwinnen, zijn eigen proletarische ‘klassenpolitici’ moet voortbrengen, en wel politici die niet slechter mogen zijn dan de burgerlijke politici.

De briefschrijver heeft uitstekend begrepen dat niet het parlement, maar alleen de arbeidersraden het werktuig kunnen zijn, waarmee de doeleinden van het proletariaat kunnen worden bereikt; diegene die dit tot nu toe nog niet heeft begrepen, is de ergste reactionair, al is het ook de grootste geleerde, de meest ervaren politicus, de meest oprechte socialist, de meest belezen marxist, de eerlijkste staatsburger en huisvader. De briefschrijver stelt evenwel niet de vraag, hij denkt zelfs niet na over de noodzaak die vraag te stellen, of men de raden naar de overwinning op het parlement kan leiden zonder ‘raden’-politici binnen het parlement te hebben, zonder het parlementarisme van binnenuit aan te tasten, zonder in de schoot van het parlement er aan te werken dat de raden zullen slagen in de hun toekomende taak van het uiteenjagen van het parlement. De schrijver van de brief brengt intussen de volkomen juiste gedachte tot uiting dat een communistische partij in Engeland volgens wetenschappelijke grondslagen zal moeten werken. De wetenschap vereist in de eerste plaats dat men rekening houdt met de ervaring van andere landen, vooral wanneer andere, evenzeer kapitalistische landen een volkomen gelijksoortige ervaring meemaken of onlangs meegemaakt hebben; in de tweede plaats, dat men rekening houdt met alle krachten, groepen, partijen, klassen, massa’s, die in het desbetreffende land actief zijn, en dat men de politiek in geen geval bepaalt alleen op grond van de wensen en inzichten, de graad van klassenbewustzijn en de strijdvaardigheid van slechts één groep of partij.

Dat lieden als Henderson, MacDonald en Snowden hopeloos reactionair zijn, klopt. Dat zij de macht in handen willen hebben (waarbij zij overigens de voorkeur geven aan een coalitie met de bourgeoisie), dat zij volgens dezelfde vanouds gebruikelijke burgerlijke regels willen ‘regeren’, dat zij, eenmaal aan de macht gekomen, zich ontegenzeggelijk net zo zullen gedragen als de Scheidemanns en Noskes, klopt eveneens. Dat klopt allemaal. Maar daar volgt geenszins uit dat het ondersteunen van die mensen verraad aan de revolutie betekent, maar er volgt veeleer uit dat de revolutionairen van de arbeidersklasse in het belang van de revolutie deze lieden een zekere parlementaire steun moeten verlenen. Om deze gedachte te verduidelijken, wil ik twee Engelse politieke documenten uit de laatste tijd aanhalen: 1. de redevoering van minister-president Lloyd George op 18 maart 1920 (volgens het verslag in de Manchester Guardian van 19 maart 1920) en 2. de beschouwingen van kameraad Sylvia Pankhurst, een ‘linkse’ communiste, in haar eerdergenoemde artikel.

Lloyd George polemiseerde in zijn redevoering tegen Asquith (die speciaal voor de vergadering was uitgenodigd, maar geweigerd had te verschijnen) en tegen die Liberalen die geen coalitie met de Conservatieven, maar een toenadering tot de Labour-partij wensen. (In de brief van kameraad Gallacher aan de redactie vinden we eveneens een aanwijzing voor het feit dat Liberalen overstappen naar de Onafhankelijke Arbeiderspartij.) Lloyd George trachtte te bewijzen dat een coalitie van de Liberalen met de Conservatieven, en wel een nauwe coalitie, noodzakelijk was, omdat anders de Labour-partij zou kunnen winnen, die Lloyd George Socialistische Partij ‘gelieft te noemen’ en die naar de ‘gemeenschappelijke eigendom’ van de productiemiddelen zou streven. “In Frankrijk heette dat communisme”, maakte de leider van de Engelse bourgeoisie op een populaire wijze zijn toehoorders duidelijk, de leden van de parlementsfractie van de Liberale partij, die dat tot dan toe vermoedelijk nog niet hadden geweten, “in Duitsland heette het socialisme en in Rusland heet het bolsjewisme.” Voor de Liberalen, verklaarde Lloyd George, is dat principieel onaanvaardbaar, want de Liberalen zijn principieel voor de private eigendom. “De beschaving is in gevaar”, verklaarde de spreker, en daarom moesten de Liberalen en de Conservatieven samengaan...

“(...) Indien u naar de landbouwstreken gaat”, zei Lloyd George, “zult u de oude partijgroeperingen er net zo sterk als altijd aantreffen. Dat is juist. Zij zijn ver van het gevaar verwijderd. Het gevaar klopt niet aan hun deuren. Mocht het echter zo ver komen, dan zal daar het gevaar even groot zijn als nu in een aantal industriële kiesdistricten. Vier vijfde van ons land is in industrie en handel werkzaam; nauwelijks een vijfde in de landbouw. Dit is een van de dingen die mij voortdurend door de geest waren als ik aan de gevaren van de toekomst hier denk. Frankrijk heeft een agrarische bevolking. Daar heb je een stevige grondslag voor de openbare mening, die niet erg vlug verandert en die niet zo gemakkelijk door revolutionaire bewegingen kan worden opgezweept. Dat is bij ons niet het geval. Ons land is meer topzwaar dan welk ander land ter wereld, en daardoor zal, als het aan het wankelen raakt, de ramp hier groter zijn dan in welk ander land.”

De lezer zal hieruit zien dat de heer Lloyd George niet alleen een zeer verstandige man is, maar ook veel van de marxisten heeft geleerd. Het zal geen kwaad kunnen, als ook wij van Lloyd George leren.

Interessant is nog de volgende episode uit de discussie, die zich na de redevoering van Lloyd George ontwikkelde:

De heer Wallace: “Ik zou willen vragen hoe de minister-president de uitwerking van zijn politiek in de industriële kieskringen op de industriearbeiders beoordeelt, van wie er tegenwoordig zeer velen Liberalen zijn en van wie wij zo’n grote steun ontvangen. Zou het gevolg ervan niet kunnen zijn dat de Labour-partij direct een overweldigende toevloed van krachten krijgt van mensen die ons tegenwoordig oprecht ondersteunen?”

De minister-president: “Ik heb daarover een volkomen andere mening. Het feit dat Liberalen elkaar bestrijden, drijft ongetwijfeld een zeer aanzienlijk aantal Liberalen uit vertwijfeling naar de Labour-partij, waar men een niet onbelangrijk aantal Liberalen vindt, zeer kundige mannen, wier bezigheid er uit bestaat de regering in diskrediet te brengen. Het gevolg is ongetwijfeld dat de openbare mening in sterke mate ten gunste van de Labour-partij wordt gewijzigd. Ze verandert niet ten gunste van de Liberalen, die buiten de partij staan, maar ten gunste van de Labour-partij. De tussentijdse verkiezingen tonen het aan.”

Terloops moge opgemerkt worden dat deze beschouwing bijzonder duidelijk aantoont hoe de knapste koppen van de bourgeoisie in de war geraakt zijn en onverbiddelijk onherstelbare domheden begaan. Daaraan zal de bourgeoisie dan ook te gronde gaan. Onze mensen kunnen zich evenwel domheden permitteren (al mogen die domheden niet al te groot zijn en moeten ze tijdig gecorrigeerd worden) en toch zullen ze ten slotte de overwinnaars zijn.

Het andere politieke document bestaat uit de navolgende beschouwingen van een ‘linkse’ communiste, kameraad Sylvia Pankhurst:

“Kameraad Inkpin” (de secretaris van de Britse Socialistische Partij) “noemt de Labour-partij ‘de belangrijkste organisatie van de arbeidersbeweging’. Een andere kameraad van de Britse Socialistische Partij heeft het standpunt van de Britse Socialistische Partij, op de onlangs gehouden bijeenkomst van de Derde Internationale, nog sterker geformuleerd. Hij zei: ‘Wij beschouwen de Labour-partij als de georganiseerde arbeidersklasse’. Wij onderschrijven deze opvatting inzake de Labour-partij niet. De Labour-partij is numeriek zeer groot, hoewel haar leden in grote mate passief en apatisch zijn en uit mannen en vrouwen bestaan die lid geworden zijn van de vakbonden omdat hun arbeidscollega’s lid van de vakbond zijn en omdat zij ook steunuitkeringen willen hebben.

We erkennen echter dat de grote omvang van de Labour-partij ook het gevolg is van het feit dat ze de schepping is van een denkrichting, waarvan de meerderheid van de Britse arbeidersklasse zich nog niet heeft kunnen losmaken, hoewel er grote veranderingen gaande zijn in de hoofden van de mensen, waardoor de stand van zaken spoedig zal veranderen (...) De Britse Labour-partij zal, evenals de sociaal-patriottische organisaties van andere landen, in de loop van de natuurlijke ontwikkeling van de maatschappij onvermijdelijk aan de macht komen. Het is de taak van de communisten de krachten op te bouwen die de sociaal-patriotten ten val zullen brengen, en in dit land mogen we hiermee niet dralen, noch weifelen. We mogen onze energie niet verspillen door de Labour-partij te versterken; ze zal onvermijdelijk aan de macht komen. We moeten ons concentreren op het vormen van een communistische beweging, die haar zal overwinnen. De Labour-partij zal spoedigde vorming van een regering ter hand nemen; de revolutionaire oppositie moet zich gereed houden om haar aan te vallen (...)”

De liberale bourgeoisie geeft dus het historische stelsel van ‘twee partijen’ (van uitbuiters) op, dat door eeuwen van ervaring is geheiligd en voor de uitbuiters buitengewoon voordelig is geweest, en acht het voor deze beide partijen noodzakelijk de krachten te verenigen tegen de Labour-partij. Een aantal Liberalen deserteert naar de Labour-partij, zoals ratten een zinkend schip verlaten. De linkse communisten zijn van mening dat de macht onvermijdelijk in handen van de Labour-partij zal komen en geven toe dat zij thans door het merendeel van de arbeiders wordt gesteund. Hieruit trekken zij de vreemde conclusie, die kameraad Sylvia Pankburst als volgt formuleert:

“De Communistische Partij mag geen compromissen sluiten (...) De Communistische Partij moet haar leer zuiver en haar onafhankelijkheid van het reformisme ongeschonden houden; het is haar roeping, zonder halt te houden of van de weg af te buigen, vooraan te gaan langs de rechtstreekse weg naar de communistische revolutie.”

Integendeel, uit het feit dat de meerderheid van de arbeiders in Engeland nog de Britse Kerenski’s of Scheidemanns volgt, dat zij met een regering van die lieden nog niet die ervaringen heeft opgedaan die in Rusland en Duitsland nodig waren opdat de arbeiders op massale wijze naar het communisme overgingen, uit dat feit volgt zonder enige twijfel dat de Engelse communisten aan het parlement moeten deelnemen, dat zij vanuit het parlement de massa van de arbeiders moeten helpen in de praktijk de resultaten van de regering van de heren Henderson en Snowden te doorzien, dat zij de heren Henderson en Snowden moeten helpen de verenigde krachten van Lloyd George en Churchill te verslaan. Anders optreden betekent de zaak van de revolutie moeilijker maken, want zonder een wijziging in de opvattingen van de meerderheid van de arbeidersklasse is de revolutie onmogelijk; deze wijziging wordt echter door de politieke ervaring van de massa’s en nooit door propaganda alleen bereikt. “Voorwaarts zonder compromissen, zonder van de weg af te buigen” — wanneer dit gezegd wordt door een klaarblijkelijk machteloze minderheid van de arbeiders, die weet (of in elk geval zou moeten weten) dat de meerderheid na korte tijd, als de heren Henderson en Snowden de overwinning op Lloyd George en Churchill zullen hebben behaald, door haar leiders teleurgesteld zal zijn en ertoe zal overgaan het communisme te ondersteunen (of in ieder geval tegenover het communisme neutraliteit en voor het grootste deel een welwillende neutraliteit in acht te nemen), dan is deze leuze kennelijk een verkeerde. Het is hetzelfde als wanneer 10.000 soldaten zich tegen 50.000 man van de vijand in de strijd zouden willen storten, in plaats van “halt te houden” en “van de weg af te buigen”, ja zelfs een ‘compromis’ te sluiten om de aankomst van een versterking van 100.000 man af te wachten, die niet dadelijk in actie kunnen komen. Dat is kinderachtig gedoe van intellectuelen, maar geen ernstige tactiek van een revolutionaire klasse.

De grondwet van de revolutie, die door alle revoluties en in het bijzonder door de drie Russische revoluties van de 20e eeuw is bevestigd, bestaat uit het volgende: het is voor de revolutie niet voldoende dat de uitgebuite en onderdrukte massa’s zich bewust worden van de onmogelijkheid op de oude manier verder te leven en een verandering eisen; voor de revolutie is het noodzakelijk dat de uitbuiters niet langer op de oude manier kunnen leven en regeren. Pas dan, wanneer de ‘onderste lagen’ het oude niet langer willen en de ‘bovenste lagen’ niet langer op de oude manier kunnen, pas dan kan de revolutie overwinnen. Men kan deze waarheid met andere woorden aldus uitdrukken: de revolutie is niet mogelijk zonder een algemeen nationale crisis (zowel uitgebuiten als uitbuiters omvattend). Dientengevolge is voor de revolutie noodzakelijk: in de eerste plaats, dat de meerderheid van de arbeiders (of in elk geval de meerderheid van de klassenbewuste, denkende, politiek actieve arbeiders) zich volledig bewust is van de noodzakelijkheid van de omwenteling en bereid is terwille daarvan de dood in te gaan; in de tweede plaats, dat de heersende klassen een regeringscrisis doormaken, die zelfs de meest achtergebleven massa’s in de politiek betrekt (het kenmerk van elke werkelijke revolutie is de snelle vertienvoudiging, ja verhonderdvoudiging van het aantal voor de politieke strijd bekwame vertegenwoordigers van de werkende en uitgebuite massa, die tot dan toe apatisch was), de regering krachteloos maakt en de revolutionairen in staat stelt deze regering snel ten val te brengen.

In Engeland worden, zoals dat onder meer juist uit de redevoering van Lloyd George blijkt, onmiskenbaar beide voorwaarden rijp voor een succesvolle proletarische revolutie. En de fouten van de linkse communisten zijn thans juist bijzonder gevaarlijk, omdat bij sommige revolutionairen een niet voldoende doordachte, niet voldoende aandachtige, niet voldoende doelbewuste, niet voldoende afgewogen stellingname ten opzichte van die voorwaarden kan worden waargenomen. Wanneer wij geen revolutionaire groep, maar de partij van de revolutionaire klasse zijn, wanneer wij de massa’s willen meeslepen (doen we dat niet, dan lopen we het risico louter praatjesmakers te blijven), dan moeten wij in de eerste plaats Henderson of Snowden helpen Lloyd George en Churchill te verslaan (juister nog gezegd: hen dwingen ze te verslaan, want de eerstgenoemden zijn bang voor hun eigen overwinning!); in de tweede plaats de meerderheid van de arbeiders helpen door eigen ervaring tot de overtuiging te komen dat wij gelijk hebben, d.w.z. tot de overtuiging te komen van de volkomen ondeugdelijkheid van lieden als Henderson en Snowden, van hun kleinburgerlijke en verraderlijke natuur, van de onvermijdelijkheid van hun bankroet; in de derde plaats het tijdstip naderbij brengen waarop het mogelijk zal zijn op grond van de teleurstelling van de meerderheid van de arbeiders over de Hendersons met een serieuze kans op succes met één klap de regering van de Hendersons ten val te brengen, die een nog grotere verwarring en besluiteloosheid ten toon zal spreiden, als men bedenkt dat zelfs de uitermate verstandige en solide, niet kleinburgerlijke, maar grote bourgeois Lloyd George een volledige verwarring aan de dag legt en zich (en de gehele bourgeoisie) steeds meer verzwakt, gisteren door zijn ‘wrijvingen’ met Churchill, vandaag door zijn ‘wrijvingen’ met Asquith.

Laat ik het heel concreet zeggen. De Engelse communisten moeten naar mijn mening al hun vier partijen en groepen (ze zijn alle erg zwak, enkele zelfs zeer, zeer zwak) op basis van de beginselen van de Derde Internationale en van de verplichting om deel te nemen aan het parlement tot één enkele communistische partij aaneensluiten. De communistische partij stelt de Hendersons en Snowdens een ‘compromis’, een verkiezingsovereenkomst voor: we strijden gemeenschappelijk tegen het bondgenootschap van Lloyd George en de Conservatieven, verdelen de parlementszetels naar gelang van het door de arbeiders op de Labour-partij, resp. de communisten uitgebrachte aantal stemmen (niet met de verkiezingen, maar in een afzonderlijke stemming), maar behouden ons de volledige vrijheid van agitatie, propaganda en politieke activiteit voor. Zonder deze laatstgenoemde voorwaarde mag men natuurlijk niet op het sluiten van een blok ingaan, want dat zou verraad zijn: de Engelse communisten moeten even onvoorwaardelijk vechten voor de volledige vrijheid om de Hendersons en Snowdens te kunnen ontmaskeren, en dit ook bereiken, als de Russische bolsjewieken er (vijftien jaar lang, van 1903 tot 1917) tegenover de Russische Hendersons en Snowdens, d.w.z. tegenover de mensjewieken, voor gevochten en het ook bereikt hebben.

Als de Hendersons en Snowdens op deze voorwaarden op het blok ingaan, dan betekent dat winst voor ons, want voor ons is geenszins het aantal parlementszetels belangrijk, wij haken daar niet naar, wij zullen op dat punt toegevend zijn (maar de Hendersons en in het bijzonder hun nieuwe vrienden — of nieuwe bazen —, de Liberalen die naar de Onafhankelijke Arbeiderspartij overgestapt zijn, haken juist daar het meeste naar). Wij zullen erbij winnen, want wij zullen onze agitatie onder de massa’s brengen op een tijdstip dat Lloyd George zelf hen ‘op stang gejaagd’ heeft, en wij zullen niet alleen de Labour-partij helpen sneller haar regering te vormen, maar ook de massa’s helpen sneller onze gehele communistische propaganda te begrijpen, die wij zonder enige beperking en zonder iets te verzwijgen tegen de Hendersons zullen voeren.

Als de Hendersons en Snowdens het blok met ons op deze voorwaarden van de hand wijzen, zullen wij daar nog meer bij winnen. Want wij zullen de massa’s onmiddellijk daarmee hebben aangetoond (let wel, zelfs binnen de zuiver mensjewistische, volkomen opportunistische Onafhankelijke Arbeiderspartij is de massa voor de sovjets), dat de Hendersons de voorkeur geven aan hun nauwe relaties tot de kapitalisten boven de aaneenslutiting van alle arbeiders. Wij zullen onmiddellijk gewonnen hebben in de ogen van de massa’s, die vooral na de schitterende, volkomen juiste en (voor het communisme) uiterst nuttige uiteenzettingen van Lloyd George zullen sympathiseren met een aaneensluiting van alle arbeiders tegen het bondgenootschap van Lloyd George met de Conservatieven. Wij zullen dadelijk gewonnen hebben, want wij zullen de massa’s hebben aangetoond dat de heren Henderson en Snowden bevreesd zijn voor een overwinning op Lloyd George, dat zij bevreesd zijn om alleen de macht in handen te nemen, dat zij er naar streven heimelijk de steun van Lloyd George te verwerven, die openlijk de Conservatieven de hand reikt tegen de Labour-partij. Opgemerkt moet worden dat bij ons in Rusland na de revolutie van 27 februari 1917 (oude tijdrekening) de propaganda van de bolsjewieken tegen de mensjewieken en sociaal-revolutionairen (d.w.z. tegen de Russische Hendersons en Snowdens) juist door een dergelijke omstandigheid de overwinning behaalde. Wij zeiden tot de mensjewieken en sociaal-revolutionairen: neem de macht volledig in handen, zonder de bourgeoisie, want jullie hebben de meerderheid in de sovjets (op het Eerste Sovjetcongres voor geheel Rusland in juni 1917 hadden de bolsjewieken slechts 13 procent van de stemmen). Maar de Russische Hendersons en Snowdens waren er bang voor de macht zonder de bourgeoisie in handen te nemen, en toen de bourgeoisie de verkiezingen voor de Constituerende Vergadering almaar uitstelde, omdat zij heel goed wist dat de verkiezingen de sociaal-revolutionairen en mensjewieken de meerderheid zouden opleveren[33] (beide vormden een zeer nauw politiek blok, want ze vertegenwoordigden praktisch een en dezelfde kleinburgerlijke democratie), waren de sociaal-revolutionairen en mensjewieken niet in staat met kracht en consequent tegen dit traineren te vechten.

Als de Hendersons en Snowdens een blok met de communisten van de hand wijzen, zal dat voor de communisten onmiddellijk winst betekenen voor wat het veroveren van de sympathieën van de massa’s en het in diskrediet brengen van de Hendersons en Snowdens betreft, en zo wij daardoor enkele parlementszetels mochten verliezen, dan is dat voor ons volstrekt onbelangrijk. Wij zouden onze kandidaten alleen in een zeer gering aantal absoluut zekere kieskringen stellen, d.w.z. daar waar het stellen van onze kandidaten de Liberalen niet zou helpen de overwinning op de Labour-man te behalen. Wij zouden verkiezingsagitatie voeren, manifesten ten gunste van het communisme verspreiden en in alle kieskringen, waar wij geen eigen kandidaat stellen, adviseren op de kandidaat van de Labour-partij en tegen die van de bourgeoisie te stemmen. De kameraden Sylvia Pankhurst en Gallacher vergissen zich als zij dit als een verraad aan het communisme beschouwen of als het ontwijken van de strijd tegen de sociaal-verraders. Integendeel, daarmee zou de zaak van de communistische revolutie zonder twijfel winnen.

Het valt de Engelse communisten thans vaak erg moeilijk de massa ook maar te benaderen, ook maar gehoor bij haar te krijgen. Als ik als communist optreed en verklaar dat ik opwek om voor Henderson en tegen Lloyd George te stemmen, zal men zeker naar mij luisteren. En ik zal niet alleen op een populaire manier kunnen verklaren waarom de sovjets beter zijn dan het parlement en waarom de dictatuur van het proletariaat beter is dan de dictatuur van Churchill (die achter het uithangbord van de burgerlijke ‘democratie’ schuilgaat), maar ik zal ook kunnen verklaren dat ik Henderson, door hem mijn stem te geven, op dezelfde manier zou willen steunen als de strop de gehangene steunt; dat, naarmate de Hendersons dichter bij een eigen regering komen, ook de juistheid van mijn standpunt bewezen zal worden, ook de massa’s aan mijn kant zullen komen te staan en ook de politieke dood van de Hendersons en Snowdens zal worden bespoedigd, zoals dat bij hun geestverwanten in Rusland en in Duitsland het geval is geweest.

En als men mij zou willen tegenwerpen dat dit een al te ‘slimme’ of al te ingewikkelde tactiek zou zijn, dat de massa’s haar niet zouden begrijpen, dat ze onze krachten zou verbrokkelen en versnipperen, dat ze ons zou beletten deze krachten op de sovjetrevolutie te concentreren enzovoort, dan zou ik deze ‘linkse’ opponenten willen antwoorden: wentel uw doctrinarisme niet op de massa’s af. In Rusland is het culturele peil van de massa’s beslist niet hoger, maar lager dan in Engeland, en toch hebben de massa’s de bolsjewieken begrepen; en het heeft de bolsjewieken geen schade berokkend, maar hen geholpen, dat zij aan de vooravond van de sovjetrevolutie, in september 1917 lijsten opstelden van hun kandidaten voor het burgerlijke parlement (de Constituerende Vergadering) en daags na de sovjetrevolutie, in november 1917, aan de verkiezingen voor deze Constituerende Vergadering deelnamen, waarna ze die op 5 januari 1918 uiteenjoegen.

Ik kan hier niet ingaan op het tweede meningsverschil onder de Engelse communisten, namelijk over de vraag of men lid behoort te worden van de Labour-partij of niet. Ik beschik over te weinig materiaal inzake dit vraagstuk, dat bijzonder gecompliceerd is wegens het uitgesproken zeer eigen karakter van de Britse ‘Arbeiderspartij’, die krachtens heel haar structuur nogal sterk afwijkt van de gebruikelijke politieke partijen op het Europese vasteland. Het staat overigens buiten kijf dat, in de eerste plaats, ook ten aanzien van dit vraagstuk diegene onvermijdelijk de plank zou misslaan die op de gedachte zou komen de tactiek van het revolutionaire proletariaat te moeten afleiden van beginselen als: “De Communistische Partij moet haar leer zuiver en haar onafhankelijkheid van het reformisme ongeschonden houden. Het is haar roeping, zonder halt te houden of van de weg af te buigen, vooraan te gaan langs de rechtstreekse weg naar de communistische revolutie”. Want dergelijke beginselen zijn louter een herhaling van de fouten van de Franse blanquistische communards die in 1874 de ‘afwijzing’ van alle compromissen en van alle tussenstations proclameerden. In de tweede plaats gaat het er ongetwijfeld net als altijd ook hier om dat men de algemene en fundamentele principes van het communisme weet toe te passen op die eigenaardigheid van de verhoudingen tussen de klassen en partijen, op die eigenaardigheid van de objectieve ontwikkeling naar het communisme, zoals die in elk land afzonderlijk voorkomt en die men moet kunnen bestuderen, ontdekken en gissen.

Daarover moet men echter niet alleen in verband met het Engelse communisme spreken, maar ook in verband met de algemene conclusies die betrekking hebben op de ontwikkeling van het communisme in alle kapitalistische landen. Dit onderwerp zullen wij nu behandelen.

_______________
[30] De ‘Britse Socialistische Partij’ (British Socialist Party) werd in 1911 in Manchester opgericht. Ze voerde propaganda en agitatie in marxistische geest en was “niet opportunistisch, inderdaad onafhankelijk van de Liberalen” (Lenin). Het geringe aantal leden en de afgeslotenheid van de massa gaf haar een min of meer sektarisch karakter. Tijdens de Eerste Wereldoorlog tekenden zich in de partij twee stromingen af: aan de ene kant de openlijk sociaal-chauvinistische vleugel met Hyndman e.a. aan het hoofd, aan de andere kant de internationalistische met W. Gallacher, A. Inkpin, J. Maclean, Th. Rothstein e.a. In april 1916 kwam er een scheuring in de partij; Hyndman en zijn aanhangers bleken in de minderheid te zijn en traden uit de partij. De Britse Socialistische Partij verwelkomde de socialistische Oktoberrevolutie. Haar leden speelden een grote rol in de beweging van de Engelse werkers tegen de buitenlandse interventie in Rusland. In 1919 waren de meeste partijorganisaties (98 tegen 4) voor aansluiting bij de Communistische Internationale. De Britse Socialistische Partij speelde, samen met de communistische groep, de hoofdrol bij de oprichting van de Communistische Partij van Groot-Brittannië. Tijdens het in 1920 gehouden congres sloot het overgrote deel van de plaatselijke afdelingen van de BSP zich bij de Communistische Partij aan.
[31] De Socialistische Arbeiderspartij (Socialist Labour Party) was een revolutionaire marxistische organisatie, die in 1903 door een groep linkse sociaaldemocraten, die zich van de Sociaaldemocratische Federatie had afgesplitst en overwegend uit Schotten bestond, in Schotland was opgericht. Het Socialistische Genootschap van Zuid-Wales (South Wales Socialist Society) was een kleine groep, in hoofdzaak bestaande uit mijnwerkers. De Socialistische Arbeidersfederatie (Workers Socialist Federation) was een numeriek zwakke organisatie, die in mei 1918 uit de ‘Vereniging voor Vrouwenkiesrecht’ was ontstaan en voor het merendeel uit vrouwen bestond. Bij de stichting van de Communistische Partij van Groot-Brittannië (het oprichtingscongres vond plaats van 31 juli tot 1 augustus 1920) traden niet alle ‘linkse’ organisaties tot de Communistische Partij toe. Op het congres van de Communistische Partij in januari 1921 verenigden zich het Socialistische Genootschap van Zuid-Wales en de Socialistische Arbeidersfederatie met de Communistische Partij, die van dit moment de naam Verenigde Communistische Partij van Groot-Brittannië voerde. De leiding van de Socialistische Arbeiderspartij weigerde toe te treden.
[32] Het schijnt dat deze partij tegen de aansluiting bij de ‘Labour Party’ gekant is, maar dat haar leden niet allen tegen het deelnemen aan het parlement zijn. — Noot van Lenin.
[33] De verkiezingen voor de Constituerende Vergadering in Rusland, in november 1917, leverden volgens gegevens die meer dan 36 miljoen kiezers omvatten, 25 procent van de stemmen voor de bolsjewieken op, 13 procent voor de verschillende partijen van de grootgrondbezitters en van de bourgeoisie, 62 procent voor de kleinburgerlijke democratie, d.w.z. voor de sociaal-revolutionairen en de mensjewieken, naast kleinere, dicht bij hen staande groepen. — Noot van Lenin.