V.I. Lenin
De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme


X. Enkele conclusies

In de Russische burgerlijke revolutie van 1905 trad een buitengewoon eigenaardige wending van de wereldgeschiedenis aan de dag: in een van de achterlijkste kapitalistische landen van de wereld bereikte de stakingsbeweging een omvang en een kracht als nooit tevoren in de wereld. Alleen al in de eerste maand van 1905 bedroeg het aantal stakers het tienvoudige van het jaarlijkse gemiddelde aantal stakers in de daaraan voorafgaande tien jaren (1895-1904), en van januari tot oktober 1905 namen de stakingen ononderbroken en in een reusachtige omvang toe. Onder de invloed van een reeks zeer eigenaardige historische omstandigheden demonstreerde het achterlijke Rusland de wereld als eerste land niet alleen een sprongsgewijze toenemen van de activiteit van de onderdrukte massa’s gedurende de revolutie (wat in alle grote revoluties het geval is geweest), maar ook de betekenis van het proletariaat, die oneindig groter was dan het aandeel van het proletariaat in de bevolking; voorts de verbinding van de economische met de politieke staking, waarbij laatstgenoemde omsloeg in de gewapende opstand, en het ontstaan van de sovjets als een nieuwe vorm van massastrijd en van massaorganisatie van de door het kapitalisme onderdrukte klassen.

De revolutie van februari en die van oktober 1917 hebben ertoe geleid dat de sovjets zich in het gehele land alzijdig konden ontwikkelen en daarna de overwinning in de proletarische, socialistische omwenteling behaalden. En in nauwelijks twee jaar tijd openbaarde zich het internationale karakter van de sovjets, de uitbreiding van deze strijd- en organisatievorm tot de arbeidersbeweging van de gehele wereld, openbaarde zich de historische missie van de sovjets, de doodgraver, erfgenaam, opvolger van het burgerlijke parlementarisme en van de burgerlijke democratie in het algemeen te zijn.

Dat is echter nog niet alles. De geschiedenis laat nu zien dat de arbeidersbeweging in alle landen voor de taak komt te staan (en er reeds aan is begonnen), de strijd door te maken van het groeiende, sterker wordende, naar de overwinning voorwaarts gaande communisme vooral en in hoofdzaak tegen het eigen ‘mensjewisme’ (in ieder land), d.w.z. tegen het opportunisme en sociaal-chauvinisme, en in de tweede plaats — om zo te zeggen ter aanvulling — tegen het ‘linkse’ communisme. Eerstgenoemde strijd is in alle landen, blijkbaar zonder enige uitzondering, als strijd tussen de (vandaag al praktisch ter ziele zijnde) Tweede en de Derde Internationale tot ontwikkeling gekomen. De als tweede genoemde strijd kan men waarnemen in Duitsland zowel als in Engeland, in Italië zowel als in Amerika (althans een bepaald deel van de ‘Industriearbeiders van de Wereld’ en van de anarcho-syndicalistische stromingen verdedigt de fouten van het linkse communisme, terwijl tegelijkertijd nagenoeg algemeen, nagenoeg onverdeeld instemming wordt betuigd met het sovjetstelsel) en in Frankrijk (de houding van een deel van de voormalige syndicalisten ten opzichte van de politieke partij en het parlementarisme, waarbij wederom het sovjetstelsel wordt erkend), d.w.z. zonder enige twijfel niet alleen op internationale, maar op wereldschaal.

Terwijl evenwel de arbeidersbeweging overal een in wezen gelijksoortige voorbereidende school voor de overwinning op de bourgeoisie doormaakt, voltrekt deze ontwikkeling zich in elk land op haar eigen wijze. De grote, ontwikkelde kapitalistische landen gaan daarbij veel sneller langs deze weg voorwaarts dan het bolsjewisme, dat van de geschiedenis een termijn van vijftien jaar had gekregen om zich als georganiseerde politieke stroming op de overwinning voor te bereiden. De Derde Internationale heeft in een zo kort tijdsbestek als één jaar reeds een beslissende overwinning behaald. Ze heeft de gele, sociaal-chauvinistische Tweede Internationale verslagen, die nog maar enkele maanden geleden onvergelijkelijk sterker was dan de Derde Internationale, die hecht en machtig scheen te zijn, die in elk opzicht — direct en indirect, materieel (ministerposten, paspoorten, pers) en ideologisch — de steun van de wereldbourgeoisie genoot.

Het komt er nu helemaal op aan dat de communisten van elk land zich een zeer duidelijk beeld vormen zowel van de voornaamste principiële taken van de strijd tegen het opportunisme en het ‘linkse’ doctrinarisme, als van de concrete bijzonderheden die deze strijd in elk land afzonderlijk aanneemt en onvermijdelijk moet aannemen op grond van het bijzondere karakter van zijn economie, politiek en cultuur, zijn nationale samenstelling (Ierland enzovoort), zijn koloniën, zijn godsdienstige indeling enzovoort, enzovoort. Overal bespeurt men een zich verbreidende en toenemende ontevredenheid over de Tweede Internationale, zowel wegens haar opportunisme, alsook wegens haar onmacht of haar onbekwaamheid een werkelijk gecentraliseerd, werkelijk leidinggevend centrum tot stand te brengen, dat leiding zou kunnen geven aan de internationale tactiek van het revolutionaire proletariaat in zijn strijd voor een de gehele wereld omspannende sovjetrepubliek. Men moet zich er duidelijk rekenschap van geven dat zo een leidinggevend centrum in geen geval kan worden opgebouwd op het in starre schema’s vastleggen, mechanisch gelijkstellen en vereenzelvigen van de tactische regels voor de strijd. Zolang er nationale en staatkundige verschillen tussen de volken en landen bestaan — deze verschillen zullen echter nog zeer, zeer lang blijven bestaan, zelfs na het verwerkelijken van de dictatuur van het proletariaat op wereldschaal —, vereist de eenheid van de internationale tactiek van de communistische arbeidersbeweging van alle landen niet het afschaffen van de veelvormigheid, niet het opheffen van de nationale verschillen (dat zou op dit moment een zinloze dagdromerij zijn), maar het toepassen van de fundamentele beginselen van het communisme (sovjetmacht en dictatuur van het proletariaat) op zodanige wijze dat deze beginselen, op onderdelen juist gevarieerd en aan de nationale en staatkundige verschillen juist aangepast, er juist op toegepast worden. Het opsporen, bestuderen, aan het licht brengen, gissen en aanvoelen van het nationaal bijzondere, het nationaal specifieke bij het concreet aanpakken door elk land van de uitvoering van de voor alle landen gelijke internationale taak, van de overwinning op het opportunisme en het linkse doctrinarisme binnen de arbeidersbeweging, van het omverwerpen van de bourgeoisie, van de oprichting van de sovjetrepubliek en de proletarische dictatuur — dat is de voornaamste taak van het historische moment, dat alle ontwikkelde (en niet alleen de ontwikkelde) landen tegenwoordig doormaken. Voor het winnen van de voorhoede van de arbeidersklasse, voor haar overgang naar de kant van de sovjetmacht tegen het parlementarisme, naar de kant van de dictatuur van het proletariaat tegen de burgerlijke democratie is het belangrijkste (natuurlijk bij lange na nog niet alles, maar toch wel het belangrijkste) al gedaan. Het is nu zaak alle krachten, de gehele aandacht te concentreren op de volgende stap, die minder belangrijk schijnt te zijn — en dat vanuit een bepaald standpunt ook inderdaad is —, maar feitelijk dichter bij de concrete oplossing van de taak staat, namelijk het opsporen van de vorm van de overgang naar de proletarische revolutie of van het aanpakken ervan.

Ideologisch is de proletarische voorhoede gewonnen. Dat is de hoofdzaak. Zonder deze eerste voorwaarde kan men niet eens de eerste stap naar de overwinning zetten. Van hieraf tot aan de overwinning is het evenwel nog tamelijk ver. Met de voorhoede alleen kan men niet overwinnen. De voorhoede alleen in de beslissende strijd werpen, zolang de gehele klasse, zolang de brede massa’s niet het standpunt hebben ingenomen dat zij de voorhoede hetzij directe steun verlenen, hetzij op zijn minst er een welwillende neutraliteit tegenover in acht nemen en de tegenstander van de voorhoede elke mogelijke steun ontzeggen, zou niet alleen een domheid, maar ook een misdaad zijn. Opdat echter werkelijk de gehele klasse, opdat werkelijk de brede massa’s werkende en door het kapitaal onderdrukte mensen tot dat standpunt komen, is propaganda alleen, is agitatie alleen onvoldoende. Daar is de eigen politieke ervaring van deze massa’s voor nodig. Deze wet ligt aan alle grote revoluties ten grondslag, hetgeen thans met een verbazingwekkende kracht en overtuiging niet alleen in Rusland, maar ook in Duitsland bevestigd is. Het waren niet alleen de op een laag cultureel peil staande, veelal ongeletterde massa’s van Rusland, maar ook de op een hoog cultureel peil staande, in het algemeen geletterde massa’s van Duitsland, die eerst aan het eigen lijf heel de machteloosheid, heel de karakterloosheid, heel de hulpeloosheid, heel de pluimstrijkerij tegenover de bourgeoisie, heel de gemeenheid van een regering van de ridders van de Tweede Internationale, heel de onvermijdelijkheid van een dictatuur van de extreme reactionairen (Kornilov[34] in Rusland, Kapp en co[35] in Duitsland) als enige alternatief van de dictatuur van het proletariaat hebben moeten ervaren om zich overtuigd tot het communisme te wenden.

De eerstkomende taak van de klassenbewuste voorhoede in de internationale arbeidersbeweging, d.w.z. van de communistische partijen, groepen en stromingen, bestaat erin dat zij de brede (thans merendeels nog sluimerende, apatische, door overgeleverde denkbeelden bevangen, trage, nog niet wakker geschudde) massa’s naar haar nieuwe positie weet te leiden, juister gezegd, dat zij niet alleen de eigen partij, maar ook deze massa’s leiding weet te geven, terwijl zij naar de nieuwe positie overgaan, de nieuwe positie innemen. Wanneer de eerste historische taak (het winnen van de klassenbewuste voorhoede van het proletariaat voor de sovjetmacht en de dictatuur van de arbeidersklasse) niet volbracht kon worden zonder de volledige ideologische en politieke overwinning op het opportunisme en sociaal-chauvinisme, kan de tweede taak, die nu de eerstkomende wordt en bestaat uit het vermogen de massa’s de nieuwe positie te doen innemen, die de overwinning van de voorhoede in de revolutie kan verzekeren, niet volbracht worden, zonder dat er een einde gemaakt wordt aan het linkse doctrinarisme, zonder dat men de fouten ervan volledig te boven komt en zich ervan bevrijdt.

Zolang het erom ging (en voor zover het er nog om gaat) de voorhoede van het proletariaat voor het communisme te winnen, stond en staat de propaganda op de eerste plaats. Zelfs propagandacirkels met alle daaraan vastklevende zwakten zijn in zo’n geval nuttig en leveren vruchtbare resultaten op. Als het gaat om het praktisch in actie komen van de massa’s, om het rangschikken — als men het zo mag zeggen — van miljoenenlegers, om het groeperen van alle klassenkrachten van een gegeven maatschappij voor de laatste en beslissende slag, kan men met propagandistische bedrevenheid alleen, met het herhalen van de waarheden van het ‘zuivere’ communisme alleen niets meer uitrichten. Het is hier zaak niet met honderden en duizenden te rekenen, zoals dat in de grond van de zaak wordt gedaan door de propagandist, die als lid van een kleine groep nog geen massa’s heeft aangevoerd; men moet hier met miljoenen en nog eens met miljoenen rekenen. Men moet zich hier niet alleen de vraag stellen of wij de voorhoede van de revolutionaire klasse hebben overtuigd, maar bovendien ook of de historisch werkzame krachten van alle klassen, van onvoorwaardelijk alle klassen van de gegeven maatschappij zonder uitzondering, zodanig opgesteld zijn dat de beslissende slag al volkomen rijp geworden is, en wel zo dat 1. alle ons vijandige klassekrachten voldoende in verwarring zijn geraakt, voldoende met elkaar overhoop liggen, zich door de strijd, die hun krachten te boven gaat, voldoende verzwakt hebben; dat 2. alle weifelende, onzekere, onstandvastige tussenelementen, d.w.z. de kleine burgerij, de kleinburgerlijke democratie, die wij van de bourgeoisie onderscheiden, zich voor de ogen van het volk voldoende hebben ontmaskerd, zich door hun bankroet in de praktijk voldoende te schande hebben gemaakt; dat 3. in het proletariaat de stemming van de massa’s is omgeslagen ten gunste van steun aan de meest vastberaden, grenzeloos stoutmoedige, revolutionaire acties tegen de bourgeoisie en zich machtig ontwikkelt. Als dat het geval is, is de tijd voor de revolutie rijp, dan is — wanneer wij alle bovengenoemde, in het kort geschetste voorwaarden juist hebben beoordeeld en het tijdstip juist hebben gekozen — onze overwinning zeker.

De meningsverschillen tussen de Churchills en Lloyd Georges — deze politieke types zijn er, met geringe nationale verschillen, in alle landen — aan de ene kant en tussen de Hendersons en de Lloyd Georges aan de andere kant zijn vanuit het standpunt van het zuivere, d.w.z. abstracte, d.w.z. nog niet tot praktische politieke massa-actie gerijpte communisme volstrekt onbelangrijk en onbetekenend. Maar gezien vanuit het standpunt van deze praktische actie van de massa’s zijn deze verschillen uiterst en uiterst belangrijk. Er rekening mee te houden om het tijdstip vast te stellen waarop de onder deze ‘vrienden’ onvermijdelijke conflicten, door welke al deze ‘vrienden’ bijeengenomen worden verzwakt en ontkracht, volledig tot rijpheid zullen zijn gekomen — daaruit bestaat de taak, de gehele activiteit van de communist, die niet alleen een bewuste, overtuigde, van de idee doordrongen propagandist wil zijn, maar ook een praktische leider van de massa’s in de revolutie. Men moet volstrekte trouw aan de ideeën van het communisme verenigen met het vermogen alle noodzakelijke praktische compromissen te sluiten, te laveren, te pacteren, in zigzaglijn voorwaarts te gaan, de terugtocht te aanvaarden en dergelijke, om het ogenblik sneller dichterbij te brengen waarop de Hendersons (de helden van de Tweede Internationale, om maar geen namen van afzonderlijke personen te noemen, die vertegenwoordigers van de kleinburgerlijke democratie zijn, maar zich socialist noemen) de politieke macht in handen nemen en zich eraan uitputten; om hun onvermijdelijke bankroet in de praktijk te bespoedigen, waardoor de massa’s juist in onze geest, juist in de richting van het communisme opgeklaard worden; om de onvermijdelijke wrijvingen, twisten, conflicten, de volledige breuk tussen de Hendersons, Lloyd Georges en Churchills (de mensjewieken en sociaal-revolutionairen, de kadetten, de monarchisten; de Scheidemanns, de bourgeoisie, de Kapp-lieden enzovoort) te bespoedigen en het juiste ogenblik te bepalen, waarop de onenigheid tussen al deze ‘steunpilaren van de heilige private eigendom’ haar hoogtepunt zal hebben bereikt, opdat het proletariaat door een vastberaden aanval hen allen verslaat en de politieke macht verovert.

De geschiedenis in het algemeen en de geschiedenis van de revoluties in het bijzonder is steeds rijker van inhoud, steeds gevarieerder, veelzijdiger, levendiger, grilliger dan de beste partijen, de meest klassenbewuste voorhoeden van de verst ontwikkelde klassen zich dit voorstellen. Dat is ook begrijpelijk, want de beste voorhoeden brengen het bewustzijn, de wil, de hartstocht, de fantasie van tienduizenden tot uitdrukking, terwijl daarentegen de revolutie op momenten van een bijzondere opleving en van een bijzondere inspanning van alle menselijke vermogens wordt verwezenlijkt door het bewustzijn, de wil, de hartstocht, de fantasie van vele miljoenen, die door de scherpste klassenstrijd opgezweept worden. Hieruit volgen twee zeer belangrijke praktische conclusies: ten eerste, dat de revolutionaire klasse, wanneer zij haar taak wil volbrengen, alle vormen of kanten van de maatschappelijke activiteit zonder enige uitzondering moet weten te beheersen (waarbij zij na het veroveren van de politieke macht, soms met groot risico en onder reusachtig gevaar, datgene voltooit wat zij voordien niet voltooid heeft); ten tweede, dat de revolutionaire klasse erop moet zijn voorbereid zo snel mogelijk en onverwacht de ene vorm te vervangen door de andere.

Eenieder zal toegeven dat het onverstandig, zelfs misdadig is, wanneer een leger zich er niet op voorbereidt alle soorten wapens, alle strijdmiddelen en strijdmethoden, waarover de vijand beschikt of kan beschikken, te beheersen. Voor de politiek geldt dit echter nog meer dan voor het krijgswezen. Het is in de politiek in nog mindere mate mogelijk van te voren te weten welk strijdmiddel onder deze of gene toekomstige omstandigheden voor ons bruikbaar en voordelig zal zijn. Als wij niet alle strijdmiddelen onder de knie hebben, kunnen wij een zware — soms zelfs een beslissende — nederlaag lijden, wanneer van onze wil onafhankelijke veranderingen in de situatie van de andere klassen een vorm van optreden op de agenda plaatsen, waarin wij bijzonder zwak zijn. Als wij alle strijdmiddelen beheersen, zullen wij beslist de overwinning behalen, want wij vertegenwoordigen de belangen van de werkelijk vooruitstrevende, werkelijk revolutionaire klasse; wij zullen zelfs dan overwinnen, wanneer de omstandigheden het ons niet mogelijk maken dat wapen te gebruiken dat voor de vijand het gevaarlijkst is, het wapen waarmee het snelst dodelijke slagen kunnen worden toegebracht. Onervaren revolutionairen zijn vaak van mening dat legale strijdmiddelen opportunistisch zijn, omdat de bourgeoisie de arbeiders op dit gebied bijzonder vaak (meestal in ‘vreedzame’, niet-revolutionaire tijden) heeft bedrogen en in de luren gelegd, terwijl illegale strijdmiddelen daarentegen revolutionair zouden zijn. Dat is evenwel onjuist. Het is juist dat die partijen en leiders opportunisten en verraders van de arbeidersklasse zijn die niet in staat of bereid zijn (zeg niet: ik kan niet, zeg liever: ik wil niet!) illegale strijdmiddelen te gebruiken, bv. onder omstandigheden zoals ze tijdens de imperialistische oorlog van 1914-1918 bestonden, toen de bourgeoisie van de meest vrije, democratische landen de arbeiders met een ongekende brutaliteit en wreedheid bedroog en niet toestond dat de waarheid over het roofzuchtige karakter van de oorlog werd gezegd. Maar revolutionairen die de illegale strijdvormen niet met alle legale vormen weten te verbinden, zijn zeer slechte revolutionairen. Het is niet moeilijk een revolutionair te zijn wanneer de revolutie al uitgebroken en ontbrand is, wanneer jan en alleman zich bij de revolutie aansluit, louter uit dweperij, omdat het mode is, soms ook om redenen van persoonlijke baantjesjagerij. Het proletariaat heeft naderhand, na zijn overwinning, de grootste moeite, men zou kunnen zeggen er zijn handen vol aan, zich van zulke quasi-revolutionairen ‘te bevrijden’. Het is veel moeilijker — en veel waardevoller — de kunst te verstaan een revolutionair te zijn wanneer de voorwaarden voor een directe, openlijke, werkelijk door de massa’s gesteunde, werkelijk revolutionaire strijd nog niet voorhanden zijn, de kunst te verstaan de belangen van de revolutie (propagandistisch, agitatorisch, organisatorisch) te verdedigen in niet-revolutionaire, vaak zelfs direct reactionaire instellingen, in een niet-revolutionaire situatie, temidden van een massa die de noodzaak van revolutionaire methoden van optreden niet onmiddellijk weet te begrijpen. Het vermogen de concrete weg of het bijzondere keerpunt van de gebeurtenissen, waardoor de massa’s dichter bij de werkelijke, beslissende, laatste, grote revolutionaire strijd worden gebracht, op te sporen, aan te voelen, juist te bepalen — dat is de voornaamste taak van het tegenwoordige communisme in West-Europa en Amerika.

Een voorbeeld: Engeland. Wij kunnen niet weten — en niemand is in staat dit vooruit te bepalen — hoe spoedig daar de werkelijke proletarische revolutie zal uitbreken en welke aanleiding zeer brede, thans nog sluimerende massa’s het sterkst zal wakker schudden, in vuur zal zetten, tot de strijd zal opstuwen. Wij zijn daarom verplicht heel ons voorbereidende werk zodanig te verrichten dat we (zoals Plechanov placht te zeggen toen hij nog marxist en revolutionair was) “in elk opzicht goed beslagen ten ijs komen”. Het is mogelijk dat een parlementscrisis de “doorbraak zal brengen”, het “ijs zal breken”; misschien zal het een crisis zijn die het gevolg is van de hopeloos verwarde, steeds pijnlijker wordende en zich steeds meer toespitsende koloniale en imperialistische tegenstellingen; mogelijk ligt de aanleiding elders enzovoort. Wij hebben het er niet over welke strijd het lot van de proletarische revolutie in Engeland zal beslissen (deze kwestie roept bij geen enkele communist twijfels op, deze kwestie is voor ons allen beslist en wel ondubbelzinnig beslist), wij hebben het over de aanleiding, die de thans nog sluimerende proletarische massa’s in beweging en tot dicht bij de revolutie zal brengen. Laten we niet vergeten, dat bv. in de burgerlijke Franse republiek in een situatie die internationaal alsook wat de binnenlandse politiek betreft honderd keer minder revolutionair was dan de huidige, een zo ‘onverwachte’ en ‘onbeduidende’ aanleiding als een van de ontelbare eerloze manipulaties van de reactionaire militaire kliek (de zaak-Dreyfus[36]) voldoende was om het volk aan de rand van de burgeroorlog te brengen!

De communisten moeten in Engeland ononderbroken, onophoudelijk, hardnekkig gebruik maken zowel van de parlemenstverkiezingen, alsook van alle wisselvalligheden van de Ierse, de koloniale, de gehele internationale imperialistische politiek van de Britse regering, en evenzeer van alle overige gebieden, sferen en kanten van het maatschappelijke leven, en op al deze terreinen op een nieuwe, op communistische wijze in de geest niet van de Tweede, maar van de Derde Internationale werken. Het ontbreekt me hier aan tijd en ruimte om de methoden van de ‘Russische’, de ‘bolsjewistische’ deelneming aan de parlementsverkiezingen en aan de strijd in het parlement weer te geven, maar ik kan de buitenlandse communisten de verzekering geven dat dit niets weg had van de gewone West-Europese verkiezingscampagnes. Daaruit trekt men vaak de conclusie: “Oké, dat was bij jullie in Rusland zo, maar bij ons is het parlementarisme anders”. Dit is een verkeerde conclusie. Er zijn in de wereld immers communisten, aanhangers van de Derde Internationale in alle landen, juist om over de gehele linie, op alle terreinen van het leven de oude socialistische, trade-unionistische, syndicalistische, parlementaire wijze van werken om te vormen tot een nieuwe, communistische. Ook bij onze verkiezingen hebben we steeds meer dan genoeg te maken gehad met opportunistisch, zuiver burgerlijk, commercieel, schurkachtig kapitalistisch gedoe. De communisten in West-Europa en in Amerika moeten leren een nieuw, een ander parlementarisme tot leven te brengen, dat niets van doen heeft met opportunisme en baantjesjagerij. Het moet zo zijn dat de partij van de communisten haar leuzen uitgeeft en dat echte proletariërs met de hulp van de ongeorganiseerde en terneergedrukte armsten der armen manifesten uitdelen en verspreiden, de woningen van de arbeiders, de hutten van de dorpsproletariërs en de in uithoeken van de wereld levende boeren opzoeken (er zijn in Europa gelukkig veel minder uithoeken van de wereld op het platteland dan bij ons, en in Engeland zo goed als geen), de kroegen ingaan waar de heel eenvoudige mensen verkeren en zich toegang verschaffen tot bonden, verenigingen, toevallige vergaderingen van het gewone volk. Ze mogen met het volk niet in een geleerde (en niet in een al te ‘parlementaire’) taal spreken, ze mogen in geen geval uit zijn op een ‘zetel’ in het parlement, maar moeten overal het denken wakker schudden, de massa in beweging brengen, de bourgeoisie aan haar woord houden, gebruik maken van het door de bourgeoisie tot stand gebrachte apparaat, van de door haar uitgeschreven verkiezingen, van de door haar aan het gehele volk gerichte oproepen, en het volk met het bolsjewisme vertrouwd maken op een manier zoals dat (onder de heerschappij van de bourgeoisie) nooit mogelijk is geweest behalve tijdens verkiezingscampagnes (afgezien natuurlijk van tijden van grote stakingen, toen bij ons net zo’n apparaat van een het gehele volk omvattende agitatie op nog intensievere wijze werkzaam was). Dit in West-Europa en Amerika ten uitvoer leggen is zeer moeilijk, onvoorstelbaar moeilijk, maar het kan en moet gedaan worden, want zonder moeite kunnen de taken van het communisme nu eenmaal niet volbracht worden. De moeite moet echter gericht zijn op het volbrengen van de steeds veelvuldigere praktische taken, die steeds meer vervlochten zijn met alle takken van het openbare leven en door middel waarvan meer en meer de ene tak na de andere, het ene gebied na het andere aan de bourgeoisie ontworsteld wordt.

Om op Engeland terug te komen — men moet daar het werk van de propaganda, de agitatie, de organisatie in het leger en onder de onderdrukte en niet gelijkgerechtigde nationaliteiten van de ‘eigen’ staat (Ierland, de koloniën) ook op een nieuwe wijze (niet socialistisch, maar communistisch, niet reformistisch, maar revolutionair) aanpakken. Want op al deze terreinen van het openbare leven wordt in het tijdperk van het imperialisme in het algemeen en thans, na de oorlog die de volken volledig heeft uitgeput en hun snel de ogen voor de waarheid opent (voor de waarheid namelijk dat miljoenen en nog eens miljoenen mensen zijn gedood en verminkt, alleen maar om uit te maken of de Engelse of de Duitse rovers meer landen zullen uitplunderen) — op al deze terreinen van het openbare leven wordt bijzonder veel brandstof opgehoopt en ontstaan er bijzonder veel aanleidingen tot conflicten, tot crises en tot verscherping van de klassenstrijd. Wij weten niet, en kunnen niet weten, welke vonk — uit de ontelbaar vele vonken, die nu in alle landen onder invloed van de economische en politieke wereldcrisis rondstuiven — in staat zal zijn de brand in die zin te doen ontsteken, dat de massa’s bijzonder krachtig wakker geschud worden. Wij zijn dan ook verplicht met onze nieuwe, communistische beginselen de ‘bewerking’ van alle mogelijke, zelfs van de oudste, meest muffe en schijnbaar hopeloze gebieden ter hand te nemen, want anders zullen wij niet tegen onze taak opgewassen zijn, zullen wij niet alzijdig zijn, zullen wij niet alle soorten wapens onder de knie hebben, zullen wij niet zijn toegerust voor de overwinning op de bourgeoisie (die alle terreinen van het openbare leven op een burgerlijke wijze heeft georganiseerd, nu echter ook heeft gedesorganiseerd), en evenmin voor de komende communistische reorganisatie van het gehele leven na deze overwinning.

Na de proletarische revolutie in Rusland en de, voor de bourgeoisie en filisters, onverwachte overwinning van deze revolutie op internationale schaal is de gehele wereld thans een andere geworden, is ook de bourgeoisie overal een andere geworden. Het ‘bolsjewisme’ heeft haar schrik aangejaagd en de haat tegen het bolsjewisme heeft haar bijna tot waanzin gedreven. Juist daarom bespoedigt zij enerzijds de ontwikkeling van de gebeurtenissen en concentreert zij anderzijds haar aandacht op het met geweld neerslaan van het bolsjewisme, waardoor zij haar positie op een gehele reeks van andere gebieden zwakker maakt. Met deze beide omstandigheden moeten de communisten van alle ontwikkelde landen bij het bepalen van hun tactiek rekening houden.

Toen de Russische kadetten en Kerenski een woeste ophitsingscampagne tegen de bolsjewieken op touw zetten — in het bijzonder na april 1917 en meer nog in juni en juli 1917 —, “bakten ze het te bruin”. Miljoenen exemplaren van de burgerlijke kranten, die in alle toonaarden tegen de bolsjewieken te keer gingen, droegen ertoe bij dat de massa’s zich een oordeel over het bolsjewisme vormden; het gehele openbare leven was, afgezien nog van de kranten, vervuld van discussies over het bolsjewisme, dankzij de ‘ijver’ van de bourgeoisie. Op internationale schaal gedragen de miljonairs van alle landen zich thans zodanig dat wij hen van harte dankbaar moeten zijn. Zij hitsen tegen het bolsjewisme met dezelfde ijver waarmee Kerenski en co dat deden; ook zij “bakken ze daarbij te bruin” en helpen ons op dezelfde manier als waarop Kerenski het deed. Wanneer de Franse bourgeoisie het bolsjewisme tot middelpunt van haar verkiezingsagitatie maakt en betrekkelijk gematigde of weifelende socialisten van bolsjewisme beticht; wanneer de Amerikaanse bourgeoisie, die haar hoofd volledig kwijt is geraakt, duizenden en nog eens duizenden mensen van bolsjewisme verdenkt en arresteert, overal berichten verbreidt over bolsjewistische samenzweringen en daardoor een sfeer van paniek veroorzaakt; wanneer de ‘meest solide’ bourgeoisie ter wereld, de Engelse, ondanks al haar wijsheid en ervaring, ongelooflijke domheden begaat, met zeer ruime geldmiddelen voorziene ‘verenigingen ter bestrijding van het bolsjewisme’ opricht, speciale literatuur over het bolsjewisme uitgeeft en nog meer geleerden, agitatoren en geestelijken voor de strijd tegen het bolsjewisme huurt — moeten wij voor de heren kapitalisten een beleefde buiging maken en hen dank zeggen. Ze werken voor ons. Ze helpen ons bij de massa’s belangstelling te wekken voor de vraag naar het wezen en de betekenis van het bolsjewisme. En ze kunnen niet anders handelen, want het bolsjewisme ‘doodzwijgen’, het verstikken, dat is hun reeds mislukt.

Tegelijkertijd evenwel ziet de bourgeoisie nagenoeg alleen de ene kant van het bolsjewisme: opstand, geweld, terreur. De bourgeoisie is er daarom op uit zich vooral op dit gebied op de afweer en het verzet voor te bereiden. Het is mogelijk dat haar dit in enkele gevallen, in enkele landen, voor deze of gene korte tijdspanne zal lukken. Met deze mogelijkheid moet men rekening houden; mocht het haar lukken, dan zit daar voor ons niets schrikwekkends in. Het communisme ‘groeit’ letterlijk uit alle takken van het openbare leven op, zijn loten kan men beslist overal vinden, de ‘besmetting’ (om de geliefde uitdrukking van de bourgeoisie en de burgerlijke politie en de voor hen ‘meest aangename’ vergelijking te gebruiken) is zeer diep in het organisme doorgedrongen en heeft het gehele organisme aangetast. Als een van de kanalen overijverig ‘geblokkeerd’ wordt, breekt de ‘besmetting’ op een andere, soms geheel onverwachte plek uit. Het leven gaat zijn gang. De bourgeoisie mag dan al te keer gaan, razen als een krankzinnige, overdrijven, domheden begaan, zich bij voorbaat wreken op de bolsjewieken en trachten nieuwe honderden, duizenden, honderdduizenden mensen, die gisteren bolsjewieken zijn geworden of het morgen zullen zijn, te vermoorden (in India, Hongarije, Duitsland enzovoort); als de bourgeoisie dat doet, handelt zij als alle door de geschiedenis ten ondergang gedoemde klassen. De communisten moeten weten dat hun in elk geval de toekomst behoort en daarom kunnen (en moeten) wij in de geweldige historische strijd de grootst mogelijke hartstochtelijkheid verbinden met het zo koelbloedig en nuchter mogelijk incalculeren van de aanvallen van razernij van de bourgeoisie. De Russische revolutie is in 1905 op een gruwelijke wijze neergeslagen; de Russische bolsjewieken zijn in juli 1917 verslagen; door middel van listige provocaties en handige manoeuvres hebben Scheidemann en Noske, hand in hand met de bourgeoisie en de monarchistische generaals, meer dan 5.000 Duitse communisten afgeslacht; in Finland en Hongarije woedt de witte terreur. Maar in alle gevallen en in alle landen wordt het communisme gestaald en ontwikkelt het zich; het is zo diep geworteld dat de vervolgingen het niet verzwakken en krachteloos maken, maar versterken. Ons ontbreekt slechts één ding om met vaste tred en vol vertrouwen de overwinning tegemoet te gaan: namelijk dat alle communisten in alle landen algemeen en volledig tot het inzicht komen dat hun tactiek uiterst elastisch moet zijn. Vooral in de ontwikkelde landen mist het zich op grootse wijze ontwikkelende communisme dit inzicht, evenals het vermogen dit inzicht in de praktijk toe te passen.

Een nuttige les zou datgene kunnen (en moeten) zijn, wat zo hooggeleerde marxisten en het socialisme zo toegewijde leiders van de Tweede Internationale als Kautsky, Otto Bauer e.a. is overkomen. Zij waren zich ten volle bewust van de noodzaak van een elastische tactiek, zij hadden de marxistische dialectiek bestudeerd en ze anderen bijgebracht (en veel van datgene wat zij in dit opzicht hebben gedaan, zal voor altijd een waardevolle bijdrage aan de socialistische literatuur blijven), maar maakten bij het toepassen van deze dialectiek zo een fout of bleken in de praktijk zulke niet-dialectici te zijn, mensen, die maar niet vermochten te begrijpen hoe snel de vormen veranderen en de oude vormen een nieuwe inhoud verwerven, dat hun lot niet veel benijdenswaardiger is dan dat van een Hyndman, Guesde en Plechanov. De voornaamste oorzaak van hun bankroet was daarin gelegen dat zij zich ‘blind staarden’ op één bepaalde vorm van groei van de arbeidersbeweging en van het socialisme, de eenzijdigheid ervan vergaten, vreesden de plotselinge ommekeer te zien, die krachtens de objectieve verhoudingen onvermijdelijk was geworden, en voortgingen simpele, uit het hoofd geleerde, op het eerste gezicht onweerlegbare waarheden te herhalen als: drie is meer dan twee. Maar de politiek lijkt meer op algebra dan op rekenkunde en nog meer op hogere dan op lagere wiskunde. In werkelijkheid hadden alle oude vormen van de socialistische beweging een nieuwe inhoud gekregen en voor de getallen was daarmee een nieuw symbool gekomen: het ‘minteken’; onze wijsneuzen echter bleven (en blijven) hardnekkig doorgaan zichzelf en anderen wijs te maken, dat ‘min drie’ meer is dan ‘min twee’.

Er moet voor gezorgd worden dat dezelfde fout, alleen dan van een andere kant, zich bij de communisten niet herhaalt of, juister gezegd, dat dezelfde fout, die de ‘linkse’ communisten, maar dan vanaf een andere kant, begaan, zo snel mogelijk wordt gecorrigeerd en voor het organisme zo snel en pijnloos mogelijk wordt overwonnen. Het linkse doctrinarisme is evenzeer een fout als het rechtse doctrinarisme. Uiteraard is de fout van het linkse doctrinarisme in het communisme tegenwoordig duizend keer minder gevaarlijk en minder betekenisvol dan de fout van het rechtse doctrinarisme (d.w.z. het sociaal-chauvinisme en het Kautskyanisme), maar alleen maar doordat het linkse communisme een heel jonge stroming is, die pas bezig is te ontstaan. Alleen daardoor kan deze ziekte onder bepaalde omstandigheden gemakkelijk genezen worden, en men moet met de grootst mogelijke energie aan de slag om haar te genezen.

De oude vormen zijn gebarsten, want het is gebleken dat hun nieuwe inhoud — een antiproletarische, reactionaire inhoud — tot buitensporige omvang was uitgedijd. We hebben thans, gezien vanuit het standpunt van de ontwikkeling van het internationale communisme, zo een hechte, zo een sterke, zo een machtige inhoud voor ons werk (voor de sovjetmacht, voor de dictatuur van het proletariaat), dat die zich in elke willekeurige vorm, in de nieuwe, zowel als in de oude, kan en moet openbaren, dat hij alle vormen, niet alleen de nieuwe, maar ook de oude, kan en moet ombuigen, overwinnen, aan zich onderwerpen — niet om zich met het oude te verzoenen, maar om alle, zonder uitzondering alle vormen, de nieuwe, zowel als de oude, in dienst te stellen van de volledige en definitieve, beslissende en onherroepelijke overwinning van het communisme.

De communisten moeten alle krachten inspannen om de arbeidersbeweging en de maatschappelijke ontwikkeling in het algemeen langs de meest directe en snelle weg naar de overwinning van de sovjetmacht en naar de dictatuur van het proletariaat in de gehele wereld te leiden. Dat is een onbetwistbare waarheid. Men behoeft echter slechts een heel kleine stap verder te doen — zo op het oog een stap in dezelfde richting —, en de waarheid verandert in een vergissing. Men behoeft alleen maar als de Duitse en Engelse linkse communisten te zeggen dat wij slechts één enkele weg, alleen maar de rechte weg erkennen, dat wij geen laveren, geen pacteren, geen compromissen toelaten — en men heeft al een fout die het communisme de grootste schade kan berokkenen, ten dele heeft berokkend en nog zal berokkenen. Het rechtse doctrinarisme blijft er halsstarrig aan vasthouden alleen en uitsluitend de oude vormen te erkennen, en het is volkomen bankroet gegaan omdat het de nieuwe inhoud niet heeft opgemerkt. Het linkse doctrinarisme houdt er halsstarrig aan vast bepaalde oude vormen beslist van de hand te wijzen, omdat het niet ziet dat de nieuwe inhoud zich door alle mogelijke vormen heen baan breekt, dat het onze plicht is als communisten alle vormen te beheersen en te leren met de grootst mogelijke snelheid de ene vorm met de andere aan te vullen, de ene vorm door de andere te vervangen, onze tactiek aan te passen aan iedere verandering, die niet door onze klasse of niet door onze inspanningen in het leven is geroepen.

De wereldrevolutie is door de verschrikkingen, gemeenheden en afschuwelijkheden van de imperialistische wereldoorlog, door het uitzichtloze van de door de oorlog geschapen toestand op een dermate machtige wijze voorwaarts gestuwd en bespoedigd, deze revolutie ontwikkelt zich in een dermate geweldig tempo, met een dermate wonderbaarlijke rijkdom aan veranderende vormen in de breedte en de diepte, ze weerlegt in de praktijk op zo een leerzame wijze elk mogelijk doctrinarisme, dat wij alle reden hebben om op een snel en volledig herstel van de internationale communistische beweging van de kinderziekte van het ‘linkse’ communisme te hopen.

27 april 1920

_______________
[34] Kornilov: tsaristisch generaal die de contrarevolutionaire putsch van de bourgeoisie en de grootgrondbezitters in augustus 1917 leidde. Het doel was Petrograd te bezetten, de bolsjewistische partij te vernietigen, de militaire dictatuur in het land te vestigen om aldus het herstel van de monarchie voor te bereiden.
[35] Kapp en co: bedoeld wordt de Kapp-putsch, een militair-monarchistische staatsgreep in Duitsland, onder leiding van Kapp en generaal Luttwitz, die door de reactionaire kringen van het Duitse monopoliekapitaal en het grootgrondbezit werd georganiseerd. Op 13 maart 1920 werden troepen naar Berlijn gestuurd, waarop de regering naar Stuttgart vluchtte en door de militaristen voor afgezet werd verklaard. Er werd een nieuwe regering gevormd, hetgeen door de arbeiders met machtige demonstraties en stakingen werd beantwoord. Reeds op 17 maart werd de regering-Kapp tot aftreden gedwongen.
[36] De zaak-Dreyfus: een door reactionaire monarchistische kringen van de Franse militaire kliek ontketend proces tegen de joodse officier van de generale staf A. Dreyfus, die op valse beschuldiging van spionage en hoogverraad tot levenslange verbanning naar Duivelseiland werd veroordeeld. Dit proces werd door reactionaire kringen in Frankrijk aangegrepen om het antisemitisme aan te wakkeren en het republikeinse regiem en de burgerlijke democratie aan te vallen. Toen in 1898 vertegenwoordigers van de burgerlijke democratie (o.a. Emile Zola, Jean Jaurès, Anatole France) een beweging organiseerden om de zaak-Dreyfus opnieuw te doen onderzoeken, nam deze beweging een uitgesproken politiek karakter aan, waardoor twee partijen ontstonden, enerzijds de republikeinen en democraten, anderzijds de monarchisten, klerikalen, antisemieten en nationalisten. In 1899 werd Dreyfus onder de druk van de openbare mening vrijgelaten en in 1906, na een nieuw onderzoek van zijn zaak, onschuldig bevonden en in eer hersteld.