Edgar Lalmand

Voor de opbouw van een nieuw België

De strijd der kommunistische partij van België
Tegen de reactie
Voor de vrede, de democratie en de sociale vooruitgang


Geschreven: 1946
Bron: brochure – in samenwerking met Dacob, Archief en Bibliotheek voor de Studie van het Communisme
Deze versie: spelling – omwille van de context zijn kommunisme, kommunistisch, ..., niet aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive

Laatste bewerking: 01 juni 2009


Verslag uitgebracht door Edgar Lalmand, Algemeen Secretaris van de KPB, tijdens het VIIIste Congres van de Kommumistische Partij van België.

1. — De Kommunistische Partij in dienst van het land en van het volk

Wij hebben u heden rekenschap te geven van het mandaat dat ons door het VIIe Congres werd toevertrouwd. Wij doen het zonder misplaatste hoogmoed, maar ook zonder valse nederigheid, want wij zijn ons bewust onze taak als kommunisten te hebben volbracht, getrouw aan de schone tradities van onze Partij.

Gans de houding van de kommunisten vóór en gedurende zowel als na die oorlog, heeft bewezen dat de Kommunistische Partij een nationale Partij is in de waarachtige zin van het woord, een partij die de opperste belangen van het volk kan en weet te verdedigen, met moed en werkelijkheidszin.

Sedert haar oprichting heeft onze Partij niet op gehouden te strijden tegen het fascisme en de oorlogsstokers. Op geen enkel ogenblik hebben wij geheuld met die fascistische aanvallers. Wij hebben ons nooit gecompromitteerd door min of meer schandelijke verbintenissen of contacten met de knechten van het buitenland.

Wij voerden een onverbiddelijke strijd tegen Rex en VNV, dan wanneer de Katholieke Partij — de huidige CVP- met hen uitstekende betrekkingen onderhield en niet aarzelde zich met deze verraders te verbinden om de meerderheid te vormen in verschillende provincieraden.

Van 1936 af stemt het VIde Congres van onze Partij een resolutie waarin gezegd wordt:

“De Kommunstische Partij zal het initiatief nemen en zal alle maatregelen ondersteunen die de veiligheid van de bevolking, van het land en de onafhankelijkheid van België verzekeren tegen de aanval van het hitleriaanse fascisme.”

Wanneer de fascistische interventie in Spanje losbrak, schaarde onze Partij zich vastbesloten aan de zijde van de Spaanse republikeinen voor de verdediging van de democratie.

Na Spanje kwam München.

Op 1 december 1938 verklaarde het Centraal Comité:

“De overeenkomsten van München kunnen de vrede niet redden. Zij hebben de positie van de oorlogsstokers versterkt. België is bedreigd...”

Wij waren op dat ogenblik alleen om München aan te klagen als een verraad van de zaak van de vrede.

In augustus 1939, onderlijnde het VIIe Congres van onze Partij in zijn manifest:

“Het belang van het land eist dat België deelneemt aan de krachtinspanningen om het front van de vrede tot stand te brengen... Men kan de vrede niet doelmatig verdedigen... zonder een strenge onderdrukking van de handeling der fascistische verraders en hitleriaanse spionnen. De Kommunistische Partij zal alles in het werk stellen om de onafhankelijkheid van het land en de vrijheid van zijn volkeren te verdedigen.”

Maar de internationale trusts wilden tot geen enkele prijs van het front van de vrede weten, waarvan de USSR een der hoofdelementen zou zijn geweest; zij waren er meer op uit hun voorrechten te behouden dan de oorlog te vermijden.

Van het begin van het conflict af verdedigden de kommunisten de welbegrepen belangen van het land, met zich teweer te stellen tegen degenen die de oorlog trachtten af te leiden tegen de USSR.

Waren wij in dienst van het buitenland wanneer wij het dodelijk gevaar aanklaagden; een onoverkomelijke afgrond te zien tot stand komen tussen de Sovjet-Unie en de Verbondenen?

Dienden zij de zaak van de democratie, de zaak van België, degenen die op hetzelfde tijdstip onverbiddelijk de tussenkomst der Verbondenen in Finland eisten, met de hoop dat zij zou leiden tot een kruistocht tegen de Sovjet-Unie?

Wat men de drollige oorlog noemde, werd meer geleid tegen het volk dan wel tegen het hitleriaanse Duitsland. De kommunisten werden buiten de wet gesteld, terwijl de medeplichtigen van Hitler de controle bewaarden over belangrijke hefbomen van het staatsapparaat.

De Belgische regering ontketende een hevige actie tegen de kommunisten, welke zij voorstelde als de verbondenen van Duitsland, terwijl de De Mans en de Degrelles en de andere Staf Declercqen in volle vrijheid tegen de veiligheid van de Staat konden complotteren.

Wat we voorzien en voorspeld hadden gebeurde, de 10de mei overrompelden de hitleriaanse horden ons grondgebied.

Van het eerste uur van de inval af, werd de ganse Partij gemobiliseerd voor de strijd tegen de bezetter. Wij waren niet onder degenen die, gehoorzamend aan de oproep van Leopold III, zich aan de nieuwe toestand aanpasten, door het toepassen van wat men sedertdien genoemd heeft “de politiek van de arbeid”. Onze Partij was van oordeel dat het niet geschikt was “het hoofdzakelijke te redden”, door zich te verschuilen hetzij in de onzijdigheid en de politieke inactiviteit, hetzij in de economische collaboratie.

Van het begin af waren wij er om bezorgd de massa’s aan de actie te doen deelnemen. Om te beletten dat de bezetter de hand zou leggen op de arbeidersorganisaties, voerde de Kommunistische Partij een onverbiddelijke strijd tegen de “Unie van Hand- en Geestesarbeiders” en deed de misdadige inzichten van De Man, Delvo en Caprasse en nog anderen mislukken, die meenden de syndicaten in dienst van de vijand te stellen.

Nauw verbonden aan de massa, in rechtstreekse verbinding met de bedrijven door bemiddeling van de Syndicale Strijd Comités ontwikkelde de Kommunistische Partij spoedig een actie tegen de bezetter. Haar militanten, op gevaar van hun leven, lokten stakingen uit in de streek van Charleroi, in het Centrum, in de Borinage. In de lente van 1941 breekt te Luik de staking der 100.000 uit, geleid door Julien Lahaut (toejuichingen). Het was de eerste actie van omvang in het bezette gebied, tegen de hitleriaanse invaller ondernomen. Zij werd georganiseerd en geleid door de kommunisten.

De 1ste mei lanceerde de Partij de volgende oproep:

“...verlaat de mijnen en de fabrieken. Laat overal uw wil kennen: Weg met de vreemde overheersing en de fascistische slavernij. Weg met Rex en VNV. Weg met De Man en zijn kliek van de UHGA. Voor de onafhankelijkheid van België.”

Ziedaar hoe de kommunisten handelden reeds vóór de 22ste juni 1941. (Toejuichingen.)

En wat deden op dat tijdstip al degenen die ons sedertdien verweten het in oorlog treden van de USSR te hebben afgewacht om positie tegen de bezetter te nemen?

Men moet geloven dat hun “weerstand” uiterst bescheiden was, want tevergeefs zoekt men er de sporen van, in tegendeel, zonder moeite kan men hun zachtaardige oproepen terugvinden, die de bevolking op haar hoede stelden “tegen de onbezonnen acties die offers vroegen, geenszins in verhouding met de bekomen resultaten”.

Van de lente 1941 af lanceert de Partij het ordewoord van de gewapende strijd en neemt de nodige maatregelen om de eerste gewapende formaties op te richten, waarin zich patriotten bevonden, behorende tot alle politieke overtuigingen.

Aldus werd het glorierijke Belgische Partizanenleger geboren, bewonderenswaardige school van bescheiden heldhaftigheid en belangeloos patriottisme. (Luide toejuichingen.)

Aan degenen die ons “de laatkomers van de weerstand” hebben genoemd, vragen wij:

“Wat deedt gij terwijl de kommunisten, buiten de wet gesteld, opgejaagd als dieren, hun ondergrondse strijd voortzetten, stakingen uitlokten, de pylonen deden springen en de treinen deden ontsporen, de machines saboteerden en de centrales dynamiteerden?”

- “Dan wanneer de onzen vielen met het wapen in de hand, het gelaat naar de vijand gekeerd, voor de vrijheid en de onafhankelijkheid, wat deed gij dan?”

- Dat het ons toegelaten weze, u er aan te herinneren, al weze het slechts u de lust te benemen, nog ooit te beweren ons lessen in vaderlandsliefde te geven:

- Dat gij vreesde voor uw arm persoontje, dat ge weeklaagde over het lot van de gijzelaars, dat gij de rechtstreekse actie veroordeelde, die gij als misdadig bestempelde, dat gij niet aarzelde ons aan te klagen als provocateurs. De schrik voor weerwraakmaatregelen hield u vast. En tracht vooral niet te ontkennen, want uw ontreddering kan teruggevonden worden in elke oproep tot voorzichtigheid en matiging die gij op dat tijdstip deed.

“Gij hebt gewacht tot op het ogenblik dat de overwinning verzekerd was om uit uw voorzichtig attentisme te treden, zoals anderen Stalingrad hebben afgewacht om hun collaborationistische ijver een domper op te zetten.

Maar het volk volgt noch de zwakkelingen noch de lafaards.

Als antwoord aan de oproep van de Partij kwamen duizenden patriotten het Onafhankelijkheidsfront vervoegen, waar weldra de verschillende weerstandsorganisaties elkander weervonden, geboren uit de haat tegen de bezetter en die gegroeid waren in de strijd tegen de vijand.

Het waren de communisten die de nationale opstand aanbevolen, tegen de mening in van vele hyperpatriotten van vandaag die, een beroep doende op het instinct van zelfbehoud van de mensen en op het egoïsme van het individu, in plaats van de nationale opstand een algemene vlucht voorstelden.

De glorierijke rol door de Kommunistische Partij vervuld gedurende deze harde bezettingsjaren, heeft zware offers geëist.

Dat het me toegelaten weze, hier de herinnering op te roepen van duizenden Belgische kommunisten die als helden gestorven zijn, na moedig gestreden te hebben voor de onafhankelijkheid van hun vaderland. Hun offer was ons een leidraad, hun heldhaftigheid zal onze fierheid blijven.

Van 5 september 1944 af publiceert het Centraal Comité een resolutie in het eerste wettelijke nummer van “De Rode Vaan” die de politieke lijn van de Partij bepaalt, tezelfdertijd als de hoofdzakelijke taken die zij zich heeft voorgeschreven. Er wordt onder meer gezegd:

“Onze houding ten overstaan van de Belgische regering wordt ingegeven door de wens de patriottische eenheid te bewaren en te ontwikkelen en werd ondergeschikt gemaakt aan het belang van de strijd tegen het hitleriaanse Duitsland. Evenals tijdens de bezetting wil de Partij elke andere beschouwing ondergeschikt maken aan de zegevierende voorzetting van de oorlog, aan de definitieve verplettering van het Derde Rijk.”

De deelname van België aan de laatste fase van de oorlog hing hoofdzakelijk af van zijn productie. Het is daarom dat de Kommunistische Partij haar oproepen ten gunste van een snelle ontwikkeling van de productie, vermenigvuldigde.

De strijd voor de productie, tegen de saboteurs van de economische herneming, tegen de profiteurs en de zakenlieden, werd door ons ononderbroken voortgezet tot op heden.

Door het ordewoord “De productie vóór alles” te lanceren; door aan de werkers te verklaren dat de omstandigheden van het ogenblik hun de plicht oplegden de productie snel en in belangrijke mate te verhogen, door hen te doen begrijpen dat de gewettigde eisen voor een zekere tijd nog moesten ondergeschikt gemaakt worden aan de levensbelangen van gans de natie, zijn wij ons bewust in grote mate te hebben bijgedragen tot de prachtige economische herneming die plaats had in de laatste maanden van het jaar 1945.

Maar bewust van het feit dat belangen van de natie niet kunnen gescheiden worden van de belangen der arbeiders, hebben wij de stem verheven van het ogenblik af waarop het klaar werd dat een oneindig kleine minderheid van profiteurs het er op aanlegde, voor haar alleen de voordelen van de herneming, vrucht van de gezamenlijke krachtinspanning van het gehele volk, te behouden.

Reeds vóór de bevrijding had de Partij, bewust van haar toegenomen kracht en van de moeilijke toestand waarin het land verkeerde, verklaard bereid te zijn haar verantwoordelijkheden te nemen en de tegenwoordigheid geëist van de meest bevoegde vertegenwoordigers van de weerstand in de schoot der regering.

In de schoot van de Regering verdedigen de kommunisten de belangen van de werkers, zoals zij deze verdedigen in het parlement of op de fabriek, en indien zij aanvaarden deel te nemen aan het bewind, dan is dat enkel in de mate waarin zij menen beter het land en het volk te kunnen dienen.

* * *

Sedert het laatste congres zijn meer dan zeven jaren verlopen. De lijn die wij ons voorgeschreven hadden in 1939, hebben wij getrouw gevolgd en van wat wij sedertdien gezegd en geschreven hebben, hebben wij niets terug te trekken. Van de daden die wij gesteld hebben, is er geen enkele waarover wij moeten blozen.

Wij hebben ons land oprecht en bestendig gediend, daarom heeft onze invloed zonder ophouden toegenomen, daarom schenkt een steeds groter wordend gedeelte van de burgers ons hun vertrouwen, om de vrede, de veiligheid en de onafhankelijkheid van het land te verdedigen.

II. — De strijd van de Kommunistische Partij voor het behoud van de vrede, van de veiligheid en de onafhankelijkheid van België

In de loop van de uitzonderlijk harde beproeving welke de Tweede Wereldoorlog was, werd een grote hoop geboren. Naarmate het conflict zich ontwikkelde, voelden de volkeren die in strijd waren tegen het fascistisch barbarendom, in zich de hoop groeien dat hun zaak één was met de zaak van de democratie en dat de overwinning het begin zou zijn van een lang tijdperk van waarachtige vrede.

In de bezette landen waarover als een loden gewicht de verschrikkelijke fascistische terreur hing, deed de broederlijke, gemeenschappelijke strijd die de beste kinderen van het volk verenigde, een schitterend licht opstijgen uit de donkere nacht. De hoop op een nieuwe wereld ontdaan van alle schande, van alle laagheden en van alle lafheden van een rot verleden. De vrijheidstrijders, terwijl zij naar de dood opmarcheerden, droegen in hun hart de zekerheid mee dat al hun lijden, al hun opofferingen; dat al dat bloed aan de grondslag zou liggen van de geboorte van een betere wereld waarin het goed zou zijn te leven. (Ontroering. Toejuichingen.)

De vijand werd verslagen, de bezetter werd teruggeworpen over de grenzen. De overwinnende volkeren, de bevrijde volkeren hebben de overwinning gevierd. Maar nu zijn de lichten gedoofd. Vóór enkele weken vierde men de eerste verjaardag van de overwinning. Deze herdenking vond geen weerklank in de massa’s en er was reden toe. Nauwelijks is een jaar verlopen sedert V-day — dag der overwinning in Europa, en reeds twijfelt men aan de stevigheid, aan de duur van de vrede.

Wij hebben niet opgehouden te bevestigen dat zonder de verstandhouding en de oprechte samenwerking tussen de drie Grootmachten het onmogelijk is de vrede op een stevige en duurzame grondslag te vestigen.

Maar wat gebeurt er?

Sedert maanden zijn wij op het internationale plan getuige van de ontwikkeling van een geweldige campagne, die door de meest verscheiden middelen één doel beoogt: de goede verstandhouding tussen de drie groten overhoop te werpen, ten einde ze tot een breuk te brengen.

Verre van te trachten de hoeken af te ronden en de standpunten nader tot elkaar te brengen, zetten bijzonder invloedrijke kringen alles in het werk om het minste geschil buitenmate op te blazen. Het kleinste incident wordt op de voorgrond geschoven. Vooraleer zelfs besprekingen beginnen, voorspelt men de mislukking, ten einde er de onnuttigheid van aan te tonen.

Deze schandelijke campagne die gevoerd wordt rond de vredesbesprekingen, heeft voor doel in de harten van de mensen de hoop te vernietigen, dat de overwinning op de fascistische machten moet leiden tot het vestigen van een rechtvaardige en duurzame vrede. De oorlogsprovocateurs stellen alles in het werk om deze hoop te vervangen door een oneindige ontgoocheling, waarvan de verantwoordelijkheid op de Sovjet-Unie zou geschoven worden.

Want, laten wij ons niet vergissen, indien men tegen de vrede complotteert, dan gebeurt zulks in de hoop, eerstdaags een kruistocht te ontketenen tegen het land waarvan de wonderlijke opbloei het socialisme tot grondslag heeft (toejuichingen). Maar de volkeren zien in de USSR niet alleen een der hoofdbewerkers van de overwinning op het fascisme, maar ook een der stevigste waarborgen van de vrede.

Dat verklaart de voortdurende krachtinspanningen welke sedert maanden worden gedaan om aan de openbare opinie te doen geloven, dat tegenover de goede wil, de wil voor verstandhouding, tegenover de voortdurende toegevingen van de Angelsaksen, de onverbiddelijkheid, de slechte wil en de onverzadigbare imperialistische honger van de USSR staat.

Hitler ook beweerde zich te moeten beschermen tegen de boze bolsjewistische slokop.

De vijanden van de vrede

Onder degenen die tegen de vrede complotteren, spelen de trusts een overheersende rol. Zij hadden op het fascisme gewed, zij hebben met een kwaad oog zijn militaire nederlaag gezien, zij hebben niet aan de hoop verzaakt het terug in het zadel te zetten, door de geestdrift der massa’s te breken, die dorsten naar vrede, naar vrijheid, naar sociale rechtvaardigheid en welstand. Onder het voorwendsel de chaos in Midden-Europa te vermijden, stelt men voor Duitsland op economisch gebied te helpen. Dankzij deze hulp zouden de trusts van over de Rijn hun plaats terug innemen en men zou zich van hen bedienen om het Duits oorlogspotentieel eerst te redden en nadien te controleren. Aldus zou Duitsland, door de internationale trusts “gered”, zijn rol hernemen van waakhond der Europese reactie.

De hitleriaanse nederlaag heeft aan de trusts van ons land en van elders de controle ontnomen over menige belangrijke ondernemingen in Roemenië, in Joegoslavië evenals in andere landen van Oost-Europa. De uitgeschakelden hebben niet aan de hoop verzaakt deze posities terug te winnen. Het is daarom dat in de door hen betaalde pers de democratische ontwikkeling in zekere landen wordt voorgesteld onder de trekken van een wilde dictatuur, terwijl de broederlijke hulp door de Sovjet-Unie aan deze zelfde landen verstrekt, wordt voorgesteld als een onduldbare imperialistische in bezit name.

De woordvoerders van de trusts aarzelen niet een waarachtige oorlogspsychose in het leven te roepen, door de oorlog voor te stellen als praktisch onvermijdelijk en door de volkeren op te roepen er zich van nu af aan op voor te bereiden. En om hen het vooruitzicht van deze onvermijdelijke oorlog te doen aanvaarden, stelt men het voor alsof hij een bijna onmiddellijke, definitieve overwinning zou brengen die, alles bij elkaar genomen, weinig kostelijk zou zijn voor hen die het geheim van de atoombom bezitten.

De geldmachten voeren hun politiek zonder zich te bekommeren om de belangen van de volkeren, zonder rekening te houden met de internationale beslissingen of met de regeringsverklaringen. Men zou inderdaad blind moeten zijn om niet te zien dat de trusts hun woord te zeggen hebben te Washington, terwijl de Labourregering van Londen zich tot heden toe niet heeft kunnen losmaken van hun noodlottige invloed.

België — iedereen geeft er zich rekenschap van — ontsnapt niet aan de greep van de internationale trusts. De Belgische trusts ondergaan door hun structuur zelf de invloed van hun betrekkingen met buitenlandse groeperingen; de Société Générale moet rekening houden van haar nauwe betrekkingen met de Britse groepen en zowel Brufina als Solvay kunnen hun belangen en hun kosmopolitische aanrakingspunten niet vergeten. Hetzelfde geldt spijtig genoeg voor vele lieden die er toe gebracht worden een eerste-plan-rol te spelen in ons openbaar leven.

Sterk met de steun en de bescherming van de reactie herwinnen de fascisten hun vertrouwen. Zij zijn er verre van, verzaakt te hebben aan de hoop, de verdeeldheid der democraten ten profijt te maken, om op de democratie een schitterende revanche te nemen.

Zien wij niet dat in ons land zekere pers met neofascistische tendens openlijk de democratie aanvalt, de heilige oorlog tegen de Sovjet-Unie en de kommunisten predikt, door het gebruik van de argumenten, de stijl en de methoden die vroeger het monopolie vormden van de fascistische, rexistische en VNV-schrijvers?

Is de Katholieke Volkspartij er niet in geslaagd, haar posities te versterken, dankzij de steun van al degenen die, door belang of door lafheid, zich aan de kant hebben geschaard van het hitleriaanse Duitsland?

Volgt de reactionaire rechterzijde geen “Westerse” politiek, gegrondvest op de haat tegen de Sovjet-Unie, is zij niet bereid Franco en zijn regime vergiffenis te schenken, uit haat tegen het kommunisme, zoniet tegen de democratie?

De vijanden van de vrede doen zich voor als de verdedigers van wat ze noemen “de waarachtige democratie”.

Maar wat verstaan zij door “waarachtige democratie”?

Voor ons, kommunisten, wordt de democratie verwezenlijkt wanneer het volk de voornaamste productiemiddelen controleert, het krediet en de openbare financies; wanneer de werkers een verworven recht hebben op arbeid, op de cultuur en op de rust; wanneer het volk vrij en in volle wettelijkheid zijn afgevaardigden kiest, die het beheer van en de controle over de staatszaken verzekeren.

Ziedaar wat men bezig is te verwezenlijken in Bulgarije als in Polen, in Joegoslavië als in Tsjecho-Slowakije en in Roemenië.

Wat ons betreft, wij zijn van mening dat dit alles een zeer gunstige vergelijking kan doorstaan met wat wij uit persoonlijke ervaring kennen van de “Westerse democratie”.

Het is in naam van deze “Westerse democratie”, dat men het Atlantisch Blok, het Westers Blok, de Westerse familie voorstaat, welke als zovele nieuwe maskers zijn waarmee men een grijnzend en door de ouderdom verfomfaaide gelaat sluiert.

Het gelijktijdig bestaan van blokken sluit hun rivaliteit in, tezelfdertijd als een wederkerig wantrouwen, het is daarom dat de politiek der blokken fataal naar een gewapend conflict moet leiden.

In Engeland propageren de pers van de magnaten van de grootindustrie en van de banken en wij betreuren het te moeten zeggen — zekere invloedrijke leden van de Labour Party, systematisch, de idee van een West-Europees dominion onder Engelse controle.

Ziedaar wat in werkelijkheid de “Westerse familie” betekent en de doorwinterde handigheid waarmee sommigen haar bij ons verdedigen, verandert daaraan niets.

Wanneer men de verdachte besprekingen en de manoeuvres nagaat die plaats hebben rond het Duitse vraagstuk, begrijpt men tot welk punt het naïef zou zijn zich in te beelden dat het Westers Blok voor zending zou hebben, de democratische landen van het Westen tegen een eventuele Duitse aanval te beschermen.

Bemerken wij inderdaad niet dat de promotors van een Westers Blok alles in het werk stellen om er het grootst mogelijke gedeelte van Duitsland bij in te lijven, ten einde over het geweldig oorlogspotentieel te beschikken, dat zekere grote nijverheidscentra vertegenwoordigen.

Neen, het Westers Blok is niet tegen Duitsland gericht. Maar tegen wie dan?

Of men al een dichte kunstmatige mist wil verwekken, men zal er nochtans niet in gelukken te verbergen dat men tracht een Westers bondgenootschap en, indien mogelijk, een Atlantisch bondgenootschap tot stand te brengen dat tegen het Oosten, tegen de USSR is gericht.

De ideologische grondslag van de politiek der blokken is niets anders dan de haat tegen het socialisme, de panische schrik voor het overwinnende aanzwellen van de democratie over de wereld.

De politiek der blokken is er op gericht de grote democratische mogendheden te verdelen, ze tegen elkaar op te stellen; daarom is zij in het nadeel van de zaak van de vrede.

De politiek der blokken, door het diepgaand verdelen van de democratische krachten vergroot in belangrijke mate het gevaar van een aanvallende terugkeer van het fascisme; daarom is zij het nadeel van de zaak der democratie.

Onze deelname aan de politiek der blokken zou het einde betekenen van onze nationale soevereiniteit, zowel als van onze onafhankelijkheid.

De politiek der blokken zou ons van een onafhankelijk leger beroven, zou ons land omvormen tot een bolwerk van Engeland en zou van ons volk de vazal maken van een mogendheid, die weliswaar bevriend is, maar nochtans een vreemde.

Daarom veroordelen wij de politiek der blokken als een gevaar voor de vrede. (Toejuichingen.)

Daarom vragen wij ook een democratisch leger, nauw aan het volk verbonden en aldus bekwaam de onafhankelijkheid van België te verdedigen.

Ondanks de drijverijen van de oorlogsprovocateurs zou het vals zijn zich in te beelden dat er geen middel meer bestaat om een duurzame vrede tot stand te brengen. Inderdaad, nooit is de wens voor vrede van de volkeren zo groot geweest als heden. Dat komt omdat de vrede niet alleen onmisbaar is om de wonden van de oorlog te helen. Maar in ons tijdvak van atoomenergie is hij een kwestie van leven of dood geworden voor de mensheid.

De politiek van de Sovjet-Unie, wat ook de belagers mogen zeggen, beantwoordt aan de wens naar vrede die de volkeren bezielt.

In de dagorde die hij op de 1ste mei tot de legermachten van de USSR richtte, onderlijnt Generalissimus Stalin:

“De Sovjet-Unie is de voorhoede van de strijd voor vrede en veiligheid. Zij heeft de overwegende rol gespeeld in de verplettering van het fascisme en heeft haar grote zending van de bevrijding volbracht.
Er is geen enkele reden om te twijfelen dat ook in de toekomst de Sovjet-Unie getrouw zal blijven aan haar politiek, de politiek van de vrede en van de veiligheid, de politiek van gelijkheid en van broederlijkheid onder de volkeren.
De ganse wereld heeft zich kunnen overtuigen, niet alleen van de macht van de Sovjetstaat, maar ook van de juistheid van zijn politiek, gegrondvest op de erkenning van de gelijkheid van alle volkeren, op de eerbieding van hun vrijheid.”

Het betreft hier geen zinledige formule, maar wel de bepaling van een politiek waarvan iedereen de bestendigheid en de doelmatigheid heeft kunnen nagaan.

De beste wijze om bij te dragen tot het vestigen van een stevige en duurzame vrede, bestaat er in niets te doen dat schade kan berokkenen aan de verstandhouding der grote democratische mogendheden, maar alles te doen opdat deze verstandhouding zou verstevigd worden.

Het Atlantische Charter, de Conferenties van Moskou, van Teheran en van Jalta, zijn even zoveel plechtige bevestigingen van de wil zich nooit te laten verdelen ten voordele van Hitler. Wie zou niet inzien dat deze politiek van verstandhouding die ons in staat gesteld heeft de fascistische As te overwinnen, moet voortgezet worden in tijd van vrede, indien men oprecht verlangt niet in de oorlog terug te vallen?

De eendracht blijft noodzakelijk, want indien het fascisme een onbetwistbare militaire nederlaag heeft geleden, zou het ijdel zijn zich in te beelden dat het definitief geliquideerd is.

Indien wij de mensheid willen behoeden voor het werkelijk gevaar van een agressieve terugkeer van het fascisme in een min of meer nabije toekomst, dan is het noodzakelijk zonder uitstel over te gaan tot de radicale denazificatie van Duitsland.

Maar het volstaat niet Duitsland te denazificeren. De strijd tegen de verspreide krachten van het fascisme moet voortgezet worden, niet alleen in Duitsland, maar overal waar het tracht zich te hergroeperen. Het is onduldbaar dat duizenden oorlogsmisdadigers, dankzij de bescherming van Franco, kunnen ontsnappen aan hun gerechte straf. Het is onaanvaardbaar dat een medeplichtige van Hitler en Mussolini ongestraft de hergroepering van de fascistische resten, de ontsnapt zijn denkbaar [sec — MIA] de democratische mogendheden hun vijandschap voor het kommunisme voorwenden om in het hart van Europa zelf dat bolwerk van het fascisme — Franco-Spanje te laten voortbestaan. (Luide toejuichingen.)

De strijd die wij voeren tegen het fascisme en de reactie, voor de verdediging van de vrede is tezelfdertijd de strijd voor de veiligheid en de onafhankelijkheid van België.

Het zou vals zijn zich in te beelden dat de kleine landen op het internationaal toneel slechts een bijkomende rol hebben te spelen. België is het aan zichzelf verplicht bij te dragen tot de verstandhouding van de democratieën. Indien het aan deze plicht te kort kwam, zou ons land, inzet van de na-ijver onder de grote mogendheden, niet alleen het slachtoffer worden van hun onenigheid, maar het zou daarbij de schuld dragen deze vergroot te hebben door zijn passiviteit.

Wat moet we denken van degenen die, terwijl ze enerzijds een kittelorige bezorgdheid aan de dag leggen voor de onafhankelijkheid ten overstaan der grote mogendheden, aan de andere kant een onweerstaanbare neiging gevoelen, ons in het vaarwater van een van deze te brengen.

België heeft rechtstreeks belang bij de oplossing die zal gegeven worden aan het Duitse vraagstuk. Zelf tweemaal slachtoffer in de loop van de laatste 25 jaar van een Duitse aanval, moet ons land stevige waarborgen eisen voor wat zijn toekomstige veiligheid betreft. Het heeft een levensbelang bij de internationalisatie van de Ruhr, onder intergeallieerde controle geplaatst, waaraan België zou deelnemen. Slechts op die wijze zal men kunnen voorkomen dat de Ruhr opnieuw zou dienen als arsenaal van de oorlogsstokers, welke zij ook wezen.

Ook het vraagstuk van de herstelbetalingen moet onze aandacht gaande houden. Reeds tijdens de oorlog 14-18 heeft ons land geweldige schade geleden ingevolge de bezetting. Men heeft mooi te zeggen en te herhalen: “De mof zal alles betalen”. Er is niets van in huis gekomen en in feite bleven de betalingen een dode letter.

Deze proefneming moet niet herhaald worden.

Onze schuldvordering is bijzonder hoog: men schat de rechtstreekse en onrechtstreekse oorlogschade op meer dan 200 miljard.

De herstelbetalingen moeten ons helpen zo spoedig mogelijk onze puin op te ruimen; aan de andere kant zal de verplichting voor Duitsland, zijn schuld te voldoen, het risico begrenzen de Duitse trusts snel te zien overgaan tot het weer oprichten van hun geducht oorlogspotentieel.

In zekere kringen laat men verstaan dat de Duitse economie ernstige bezorgdheid inboezemt en dat het er op aankomt haar te sparen indien men een catastrofe wil vermijden.

Vandààr naar de verklaring dat Duitsland onmachtig is om te betalen is er slechts één stap.

Zeker, het betreft hier niet het Duitse volk in een economische doodstrijd te stuwen en bijgevolg naar de wanhoop. Maar het potentieel van Duitsland is in dergelijke mate belangrijk dan zelfs, indien het geamputeerd werd, het de ontwikkeling van een normale economische activiteit moet toelaten.

Iedereen weet het, de Duitsers baten een belangrijk aantal brevetten uit. Waarom zou België er niet een zeker aantal bekomen? Herstelbetalingen van deze aard zouden een bijkomend voordeel vertegenwoordigen, onder meer dat wat ons zou kunnen helpen het bijzonder moeilijke vraagstuk van de nieuwe oriëntatie van onze nationale economie op te lossen.

In dezelfde orde van gedachten zou België er het grootste belang bij hebben, zich het volledige materiaal te zien afstaan van zekere Duitse fabrieken die vroeger oorlogsmateriaal voortbrachten. Deze uitrusting zou ons kunnen dienen kwaliteitsproducten voort te brengen. Wij voeren tegen hoge prijzen grote hoeveelheden hout in, o.a. mijnhout. In Duitsland ontbreken de wouden zeker niet. Er zijn er zelfs prachtige in de nabijheid van onze grenzen. Waarom zou België het recht niet bekomen ze te doen uitbaten voor eigen rekening met Duitse handarbeid?

Duitsland zou ons een gedeelte van deze steenkool kunnen leveren waarvan wij zulk een grote behoefte hebben. Dan wanneer onze maandelijkse productie op verre na 2 miljard ton bereikt, bracht West-Duitsland (Rijn, Aken, Saargebied) 5.254.000 ton in januari 1946 voort. Deze leveringen zouden des te interessanter zijn, gezien de Ruhrkolen ons minder kosten, dan de Belgische steenkolen.

De Conferentie van Parijs heeft aan België 2,7 % toegekend van het Duits bezit en van de herstelbetalingen geleverd door de lopende productie van Duitsland, en 4,30 % van de nijverheidsuitrusting en de andere uitrustingsgoederen, weg te nemen in West-Duitsland.

Dat is niet geweldig en dan moet men het nog bekomen. Welnu, tot heden toe hebben wij nog niet veel gezien op stuk van herstelbetalingen. Indien wij de Duitsers slechts bij de oren moesten trekken, zouden wij de zaken misschien wel kunnen regelen, maar wij moeten rekening houden met onze Angelsaksische verbondenen die eigenaardige gewetensbezwaren hebben om “de mof te doen betalen”.

Zoals na de Eerste Wereldoorlog, nemen wij deel aan de bezetting van Duitsland, maar ditmaal moet deze bezetting een betekenis hebben. Zij moet dienen om onze veiligheid te verzekeren door de totale vernietiging van de Duitse trusts, geldschieters van het nazisme, zij moet ons in staat stellen binnen de kortst mogelijke tijd de noodzakelijke herstelbetalingen voor de wederopbouw van ons land en voor zijn industriële wederuitrusting te bekomen.

De houding van onze Partij op het gebied van de buitenlandse politiek is eenvoudig en kan in weinig woorden worden samengevat:
Verdediging van de Vrede;
Verdediging van, de onafhankelijkheid van België.

Om de vrede te verdedigen, om onze onafhankelijkheid te verdedigen zijn wij voor geen enkel offer teruggedeinsd in het verleden, geen enkele hinderpaal zal ons in de toekomst kunnen tegenhouden. (Toejuichingen.)

Het is omdat de kommunisten hartstochtelijk aan de vrede zijn verknocht dat zij hun politiek grondvesten op de nauwe verstandhouding der drie verbonden Grote Mogendheden.

Het is omdat zij aan de onafhankelijkheid van hun land houden, zoals aan het licht hunner ogen, dat de kommunisten vijandig staan tegenover de politiek der blokken, die kleine landen als het onze tot satellieten omvormt en hun volkeren de vernederende rol van betaalde soldeniers doet vervullen.

Het staat onze belagers vrij te beweren dat wij aan de vreemde verkocht zijn, wat ons betreft, wij hebben de zekerheid dat door de verdediging van een politiek van de vrede, van onderlinge hulp en van broederlijke samenwerking onder de volkeren, wij heden evenals gisteren eerlijk en in de mate van onze middelen de onafhankelijkheid van België en de vrijheid van onze volkeren dienen.

III. — De vernieuwing van het land in het teken van de economische voorspoed, de sociale vooruitgang en een werkelijke democratie

1. — De Productieslag

De oorlog was voor België een harde beproeving. Ons volk heeft geleden in zijn vlees en in zijn bezit. Ons land werd geplunderd, onze economie verwoest.

De storm ging voorbij, het komt er nu op aan de wonden te helen, het puin op te ruimen, het huis weer op te bouwen, onze plaats onder de zon te hernemen.

De kommunisten die gisteren aan de spits stonden van de strijd voor de bevrijding van het grondgebied, willen vandaag in de eerste rangen staan voor het hoofdzakelijke werk van de nationale wederopbouw.

Maar het komt er op aan iets nieuws op te bouwen, te verjongen, te verbeteren, kortom te vernieuwen.

De tijden van dit rot verleden, dat de lidtekens droeg van de ellende, van de corruptie, van de schuldige verdraagzaamheid ten overstaan van het fascisme, zijn voor altijd voorbij.

Onze bevolking verlangt naar een voorspoediger, gelukkiger en vrijer België. Ten snelste deze woning optrekken, badend in het licht waarvan we gedurende de sombere bezettingsjaren droomden, ziedaar de wens van ons volk, dat is de hoofdtaak die zich de Kommunistische Partij heeft voorgeschreven.

Om het land te vernieuwen, moet men opbouwen, om op te bouwen moet men vóór alles voortbrengen, alle dagen steeds meer en beter voortbrengen.

Sommige zijn verwonderd de kommunisten overal te zien te voorschijn komen als de kampioenen van de productie. Dat komt omdat men zich dikwijls vergist, en bijna altijd moedwillig, betreffende de methode die wij gebruiken en de doelen die wij nastreven... Hoort men niet zeggen en herhalen dat de kommunisten de politiek van het kwaadste nastreven, aldus speculerend op de ellende van het volk en de wanorde organiserend om er de socialistische revolutie uit te doen te voorschijn komen? Domme lasterpraat.

Wie zich de moeite geeft zich in te lichten, weet dat het socialisme en het kommunisme de vruchten zijn van de economische en sociale vooruitgang.

Onze economie is verschrikkelijk verzwakt uit de oorlog gekomen. Hoe kan men anders deze economie nieuw leven inblazen dan door het verhogen van de productie? Er zijn in België tienduizenden woningen terug op te bouwen, fabrieken en openbare gebouwen met honderden te herstellen of weer op te bouwen. Moet men, om onze wegen en onze fabrieken terug op te bouwen, om een onderdak aan de geteisterde te verschaffen, niet zonder uitstel de onmisbare materialen voortbrengen? Om onze industrie te bevoorraden, om ons te voeden, moeten we invoeren.

Deze noodzakelijke invoer moeten wij betalen door middel van deviezen die wij ons alleen kunnen aanschaffen door onze uitvoer.

Maar om uit te voeren, om elke maand meer te voeren, moet men de productie verhogen.

Men ziet dus dat de gezondmaking van onze handelsbalans en bijgevolg de versteviging van onze munt eveneens rechtstreeks en hoofdzakelijk van de verhoging der productie afhangen.

Men kan prijsverlaging afkondigen, ze opleggen door besluiten, ze min of meer doen eerbiedigen door legers inspecteurs, ze ondersteunen door toelagen, het zijn alle maatregelen nochtans met beperkt effect, goed genoeg zonder twijfel, om de pomp op gang te brengen. Maar om de prijzen op een duurzame en doelmatige wijze te doen dalen, bestaat er slechts één middel: het verschil tussen vraag en aanbod geleidelijk verminderen door het verhogen van de productie.

De verhoging van de productie laat toe, de lonen te verhogen zonder de prijzen te verhogen, en een ernstige controle op de kostprijzen zou het op onweerlegbare manier bewijzen.

In de productieslag lopen de belangen van de natie gelijk met de belangen van de arbeidende massa’s. Door de verhoging van de productie maken wij de weg vrij die leidt naar de gerechtigheid en de sociale vooruitgang.

Dat is ten andere de reden waarom de krachten van de reactie de productie trachten te remmen en te saboteren.

Wanneer wij dit bevestigen, wanneer wij dit bewijzen halen de vijanden van het volk de schouders op en zeggen grijnslachend: “Ziet gij de nijveraar al die vrijwillig zijn productie zou begrenzen?”

En waarom zou hij zulks niet doen, indien de vermindering van de productie zijn ik-zuchtige belangen dient?

Reeds voor de oorlog was de lijfspreuk van de monopolies: “Weinig voortbrengen om duur te kunnen verkopen”. Het is een buitengewoon winstgevende methode voor hen die ze toepassen, maar alleen de monopolies zijn in staat van het te doen en zulks ten nadele van de rest der gemeenschap.

Welk belang zouden de kolenpatroons er bij hebben de productie te verhogen, dan wanneer het tekort hun uitzonderlijke prijzen waarborgt op de zwarte markt, tezelfdertijd als regeringstoelagen.

De mannen van de trusts verlangen niet dat de koek noodzakelijkerwijze groter zou zijn. Wat geeft het hun als hij kleiner is, indien zij hem voor hen alleen kunnen behouden. (Toejuichingen.)

Zoals de Franse kommunistische minister Marcel Paul het kortgeleden zegde in een prachtige samenvatting:

“Een land dat economisch zwak is, is de prooi van de trusts en van de reactionaire machten, die altijd op de ongelukken van het land speculeren ten einde hun dictatoriale macht te vestigen.”

De productieslag waarvan de inzet de vernieuwing van het land en de overwinning van de democratie is, stelt de arbeidende klassen, op hun weg naar de vooruitgang, tegenover al degenen die zich wanhopig vastklampen aan een rot verleden dat definitief door de geschiedenis is veroordeeld.

Van het einde der vijandelijkheden af heeft ons volk zich moedig aan de taak van de wederopbouw gesteld. Wij gelukten in een betrekkelijk korte tijd een belangrijk gedeelte van onze vooroorlogse productie te hernemen. Het werd weldra algemeen aangenomen dat het economische herstel bij ons sneller gebeurde dan in het merendeel, zo niet alle andere bevrijde landen.

In de loop van het jaar 1945, nam de productie in belangrijke mate toe in het merendeel der sectoren:

Voor de kolen steeg ze van index 100 in januari tot 167 in december:
Voor de cokes van 100 tot 294;
Voor het gas van 100 tot 304;
Voor de elektriciteit van 100 tot 160;
Voor het staal van 100 tot 1.639;
Voor het gietijzer van 100 tot 573;
Voor non-ferro metalen van 100 tot 1.970.
Deze uitslagen, waarover het land rechtmatig kan fier zijn, zijn in zekere mate het gevolg van gunstige omstandigheden waarvan België voordeel heeft gehad. Een groot gedeelte van de Belgische fabrieken was onbeschadigd na de bevrijding; onze verbindingswegen hadden betrekkelijk weinig geleden; de haven van Antwerpen was onbeschadigd, zovele factoren die de economische hernieuwing gunstig beïnvloedden.

Nochtans was deze hoofdzakelijk het gevolg van de prachtige krachtinspanningen door de werkers geleverd, door de mijnwerkers, de spoorwegarbeiders, de metaalbewerkers, om slechts deze op te sommen.

Onze arbeidende klasse heeft bij deze gelegenheid een nieuw schitterend bewijs geleverd van haar belangloos en klaarziend patriottisme.

Wanneer het uur der verlossing sloeg dachten de Belgische werkers, uitgeput door 4 jaar beestachtige bezetting en heldhaftige strijd tegen de invaller, er geen ogenblik aan de moeilijke toestand waarin het land zich bevond, te hunnen gunste uit te buiten. Zonder aarzelen aanvaardden zij nieuwe krachtsinspanningen te leveren, nieuwe offers te dragen, om eerst de oorlog zegevierend te eindigen en het land vervolgens te hernieuwen.

Van het begin af wierp de Kommunistische Partij al haar krachten in de productieslag. De inspanningen die zij bestendig ontplooide op dat gebied, werden met succes bekroond en stellen haar onder de beste bewerkers van de hernieuwing.

Substantiële uitslagen werden bekomen, maar nochtans is de productie er ver van, het vooroorlogse peil te hebben bereikt. De kolenproductie die voor de oorlog 100.000 ton per dag bereikte in 1938, bereikt nu nog geen 80.000 ton. De maandelijkse productie van staal die voor de oorlog ongeveer 250.000 ton bedroeg, bedroeg ongeveer 150,00 ton in maart l.l. In de textiel nijverheid bedroeg de productie in maart 1946 ongeveer 70 % van haar maximum capaciteit. In de glasnijverheid heeft de productie in april de 50 % van 1938 niet overschreden.

In de loop van de eerste trimester heeft zich een gevaarlijke stilstand in de productie voorgedaan en ondanks zekere gunstige aanwijzingen, zijn wij nog ver het voortschrijdend ritme te bereiken dat opgetekend werd tijdens de tweede trimester van 1945. Voor de kolennijverheid is de productie praktisch stationair gebleven sedert oktober 1945 tot maart 1946; hetzelfde geldt voor de cokes, de producten van de metaalnijverheid, het gas en de elektriciteit.

Sommigen beweren deze stilstand te verklaren door de ontbinding van het Parlement en de uitzonderlijke duur van de regeringscrisis.

De werkelijke oorzaken liggen dieper.

De geldmachten hebben ontegensprekelijk profijt getrokken uit de toestand die gunstig was voor het verwezenlijken van hun inzichten. Zij hebben een nieuw offensief tegen de productie ontketend, ten einde de prijzen te doen stijgen en aldus de economie ondersteboven te werpen. Zij hopen door deze middelen de chaos te scheppen die sociale troebelen zou in het leven roepen. En nu het land aan de rand van de afgrond te hebben gebracht, zouden deze heren zich aanbieden als de redders van het vaderland, zouden de teugels van het bewind terug in handen te nemen en zich haasten de frank te devalueren.

Eerste Minister Van Acker zelf heeft de verdachte drijverijen aangeklaagd van degenen die zich er aan overleveren als profiteurs van de ellende van het volk. Hij was het die mededeelde dat er voor het ogenblik 300 textielbedrijven meer zijn dan in 1939. Het merendeel bekwamen hun licentie tijdens de oorlog of konden op die wijze toen genieten van de afwijkingen in het algemeen voorbehouden aan de vrienden van de bezetter alleen. Al deze ondernemingen, waarvan bijna geen enkele voortbrengt, bekomen contingenten grondstoffen, die zij zich haasten tegen woekerprijzen te verkopen.

Sedert maanden verbergen voortbrengers en groothandelaars hun stocks. Wat de textiel betreft, worden grote hoeveelheden goederen over de grenzen gesmokkeld en uitgevoerd naar Holland, Frankrijk en Duitsland, tegen prijzen die vier of vijfmaal hoger zijn dan de officiële. In een week tijd veranderen vier lichters bakstenen driemaal van eigenaar en verdubbelen hun waarde.

De trusts en hun agenten zoeken het volk te ontmoedigen, de arbeidende klasse te ontmoedigen. Gedurende de bezetting speculeerden zij op de lafheid, vandaag speculeren zij op de luiheid en op de minste krachtinspanning.

Dat is voor de arbeidende klasse, voor het volk een voldoende reden om de productie op te voeren.

De stilstand van de kolenproductie blokkeert praktisch de productie in het merendeel van de nijverheidssectoren. Dat komt omdat de kolen, enige grondstof waarover wij in overvloed beschikken, de hoeksteen vormen van onze nationale economie.

De cokesfabrieken hebben kolen nodig en de scheikundige nijverheid is bijna geheel afhankelijk van de cokesfabrieken. Er zijn kolen nodig om elektriciteit en gas voort te brengen. Er is een standvastig verband tussen de productie van de metaal- en kolennijverheden en de mechanische constructie hangt van de metaalnijverheid af. Mechanische constructies en scheikundige nijverheden domineren op hun beurt het merendeel der andere sectoren. Onze economie komt aldus voor als een piramide waarvan de kolen de basis vormen.

Het is dus van het grootste belang de werkelijke oorzaken op te sporen die de ontwikkeling van de kolenproductie in de weg staan. Men houdt koppig vast aan het uitbaten van praktisch uitgeputte lagen van verschillende honderden meters lengte. Het gebeurt zeer dikwijls dat een mijnwerker die in de put afdaalt, een uur en meer moet lopen, alvorens zijn werkterrein te bereiken. Sedert de bevrijding wordt de voorbereiding van bijzonder rijke lagen opgegeven, andere zijn klaar, maar worden niet geëxploiteerd. Het versleten materiaal wordt niet hersteld. Geen enkele krachtinspanning voor rationalisatie of modernisering van de uitrusting wordt gedaan, de werkvoorwaarden, de veiligheid en de gezondheid zijn slechter dan in gelijk welk ander land van Europa. De strijd tegen het stof, dat van de mijnwerker een ouderling maakt op 40-jarige ouderdom en de mijnwerker uit de mijn verjaagt, is nog altijd slechts een ontwerp.

Het is duidelijk dat een dergelijke anti-economische uitbating onvermijdelijk een bepaald onvoldoend rendement moet voor gevolg hebben.

Het is dan ook niet te verwonderen dat in dergelijke voorwaarden de dagelijkse productie per arbeider (ondergrond en boven de grond verenigd) van 801 kg. in 1939 tot 580 kg. einde 1945 is gevallen. Het gemiddeld rendement van onze arbeiders is verre onder dit van de arbeiders van al de andere kolen voortbrengende landen.

Aan de andere kant hebben de betreurenswaardige arbeidsvoorwaarden, de slechte veiligheid en gezondheidsvoorwaarden die in onze mijnen overheersen, een onrustwekkend tekort aan gekwalificeerde handenarbeid veroorzaakt. Het aantal Belgische arbeiders dat in de mijnen werkt, neemt voortdurend af gedurende de laatste jaren. Voor het ogenblik zijn er op 10 arbeiders die de kolen loshakken drie Belgen.

Om een einde te stellen aan deze catastrofale toestand, hebben de patroons slechts lapmiddelen gevonden: vóór de oorlog voerden zij buitenlandse arbeid in, nu maken zij gebruik van krijgsgevangenen. Het is duidelijk dat deze lapmiddelen geen oplossing aan het vraagstuk brengen.

Om de toestand te herstellen is er slechts één werkelijk doelmatig middel: de Belgische handenarbeid terug naar de mijnen brengen. Om dit te bekomen, moet men overgaan tot de noodzakelijke investeringen, ten einde in de put evenals aan de oppervlakte normale gezondheids- en hygiënische arbeidsvoorwaarden te scheppen.

Men moet aan de mijnwerkers lonen verzekeren in verhouding met de arbeid die zij leveren. (Kan men aanvaarden dat een arbeider die in de kolenlagen werkt, minder verdient dan een staatsagent?) Men moet ze rechtstreeks verbinden met de verhoging van de productie en hun het recht geven deze te controleren.

Het tekort aan handenarbeid dat wij in de mijnen vaststellen, heeft neiging zich uit te breiden tot alle takken van de nijverheid.

Behoudens het gebrek aan handenarbeid stelt men een onrustwekkende achteruitgang vast van de arbeidsproductiviteit. In het begin van de maand april van dit jaar waren er 77.615 werklozen tegen ongeveer 300.000 vóór de oorlog en nochtans bereikt het huidig rendement maar 70 % van dit van 1938.

Deze tegenstelling wordt ten andere gemakkelijk verklaard.

Zeker, de tegenstelling vloeit in zekere mate voort uit het feit dat een gedeelte van de productie verdwijnt langs de zwarte markt, over de grenzen wordt gesmokkeld en aldus ontsnapt aan de fiscus en aan de statistiek. Maar er zijn andere belangrijke oorzaken: de bezetting, de weerstand, de deportaties hebben een diskwalificatie voor gevolg gehad, ten minste gedeeltelijk, van een gedeelte van onze handenarbeid. De versleten uitrusting werd gedurende jaren niet vervangen. De onvoldoende lonen die aan de arbeiders een levensstandaard verschaften die ongeveer een derde lager is van wat hij vóór de oorlog was, trekken de arbeiders uit de bedrijven en zetten hen aan “kleine zaakjes” te doen. Het absenteïsme ontwikkelt zich, de gemakkelijke profijten die op de zwarte markt kunnen gemaakt worden, leiden de mensen af van regelmatig en productief werk.

Aan de andere kant gaat men voort in ons land op gevaarlijke wijze de vorming van gekwalificeerde handenarbeid te verwaarlozen.

Reeds in 1939 onderlijnde de woordvoerder van onze Partij dit gevaar, wanneer hij voor het Centraal Comité verklaarde: “De huidige onvolmaaktheid van het technisch onderwijs maakt het vraagstuk van de gekwalificeerde handenarbeid dat in de verschillende nijverheden gesteld wordt, nog ernstiger.
Bittere paradox. Aan de overvloed van niet-gekwalificeerde handenarbeid beantwoordt een tekort aan techniekers die in hun vak doorwinterd zijn.”

Indien de stilstand van de productie nog een tijdje voortduurt, kan deze op een zeer ernstige wijze de economische herneming in gevaar brengen en bijgevolg de hernieuwing van het land.

Het is dringend nodig uit deze slenter te geraken, een nieuw vertrek uit te lokken, met een versneld ritme voorwaarts te marcheren, om ten snelste de verloren tijd in te halen.

Wij zeggen tot de werkers: de productieslag is uw slag, hij moet krachtdadiger dan ooit voortgezet worden. De productie opdrijven om de tegenstand van de reactie en de trusts te overwinnen. (Toejuichingen.)

Voortbrengen, elke dag meer voortbrengen betekent het vaderland dienen, de democratie dienen, de overwinning van de werkers voorbereiden.

Tot het ganse land roepen wij: Wees op uw hoede. De geldmachten complotteren tegen de frank, we moeten hun drijverijen aanklagen en onmogelijk maken, ten einde de weg te versperren aan de devaluatie die zij in het geheim voorbereiden.

2. — De noodzakelijke vernieuwing van onze economie

Wanneer men het vraagstuk van de productie stelt, ziet men onmiddellijk dat de wederuitrusting van het land zich opdringt. Maar het kan hier niet alleen gaan om een eenvoudige vernieuwing van onze oude uitrusting. Onze economie moet verjongd worden, aangepast aan de huidige toestanden, zij moet op nieuwe wegen geleid worden.

Onder degenen die de voornaamste economische hefbomen controleren, zijn er velen die veinzen niet te weten dat de wereld evolueert. Zij willen onze economie herstellen zoals ze was vóór de oorlog, zonder er enige verandering aan toe te brengen. Hun programma is gekend: massale uitvoer van half afgewerkte producten. Maar wij zullen voortgaan deze goederen voort te brengen in veel ongunstiger voorwaarden dan het merendeel van onze concurrenten en om onze plaats ondanks alles, op de internationale markten te behouden, houdt men koppig vast aan de politiek van het “goedkoop leven”, aan de lage lonen, aan de weinig of niet gekwalificeerde handenarbeid.

De algemene tendens van de Belgische nijverheid, hoofdzakelijk half afgewerkte producten voort te brengen, is niet nieuw. In de metaalnijverheid is het grootste gedeelte van onze uitvoer samengesteld door de rubriek “eenvoudig geslagen ijzer en staal, pletijzer en gerokken ijzer”.

Tegenover deze rubriek, komen de verschillende posten “machines” als belachelijk voor. Wat de machines betreft, overtreft de invoer de uitvoer, alhoewel we een duidelijk uitgesproken nijverheidsland zijn. Er dient ten andere aan toegevoegd dat men bij ons over het algemeen de minst geperfectioneerde machines maakt. In 1336, bijvoorbeeld, was de waarde van 1 kg. werktuigmachines dat ingevoerd werd; 16 fr.; deze van een kg. uitgevoerde machinewerktuigen bedroeg slechts 10 fr.

Hetzelfde verschijnsel kan vastgesteld worden voor de textielnijverheid, waar men zich in veel gevallen houdt bij een eenvoudige ontvetting. Een belangrijk gedeelte van de uitgevoerde grondstoffen (die nochtans gerangschikt worden onder de “gefabriceerde producten”) overschrijdt het stadium van het spinnen niet. Een groot gedeelte van de uitgevoerde wol wordt alleen gewassen in België; voor het vlas gaat men het stadium van het roten zeer dikwijls niet te boven.

Deze politiek die het levensbelang van de natie verwaarloost, om de dividenden van de zware nijverheid en de grootfinancie te redden, heeft schipbreuk geleden, reeds vóór de oorlog.

Gedurende lange tijd bevond België zich op de eerste rang van de industriële landen, alleen Engeland was ons voorafgegaan in het massaal gebruik van machines.

Maar de kortzichtigheid, de stijfhoofdigheid van onze “grote zakenlieden” heeft ons progressief en groot gedeelte van het gewonnen terrein doen verliezen.

Vastgesnoerd in de sleur, is de Belgische economie versteend. Aarzelend en behoudsgezind uit egoïsme, heeft zij zich onthouden het zo vruchtbaar gebied van de wetenschap, dat gedurende de laatste tientallen jaren ter beschikking van de nijverheid werd gesteld, te ontginnen.

In ons land, weinig of geen wetenschappelijke opzoekingen, weinig stoutmoedige industrialisaties, gegrond op nieuwe technische methodes, weinig of geen economische bedrijvigheid die de stempel van de vooruitgang draagt.

De gevolgen van dit “ouder worden “ van onze nijverheid zijn niet uitgebleven. Meer en meer hangen wij van het buitenland af voor de kwaliteitsproducten.

Ziehier enkele typische cijfers, ons gegeven door de statistieken van 1938:

InvoerUitvoer
(in miljoenen frank)
Machines en elektrische apparaten356453
Drijfkrachtmachines9849
Landbouwwerktuigen4420
Naai- en borduurmachines391
Werktuigmachines3516
Automobielen580300
Wetensch. instrumenten en apparaten677

In 1936-37 hebben wij ongeveer voor 11 miljard afgewerkte producten uitgevoerd tegen 10 miljard eenvoudig voorbereide producten en ruwe grondstoffen. Wij hebben voor ongeveer 6 miljard afgewerkte producten ingevoerd en ongeveer 11.5 miljard ruwe grondstoffen.

Wanneer men de vooroorlogse beweging van onze buitenlandse handel ontleedt, stelt men vast dat wanneer het aandeel der ruwe grondstoffen van onze uitvoer stijgt van 33 % in 1929 tot 45 % in 1938, dit van de gefabriceerde producten gedaald is in de loop van deze decade van 59 tot 48 %.

De stilstand van onze nijverheid heeft de hoedanigheid van onze handenarbeid, de toenemende vermindering van de koopkracht der lonen, de inkrimping van de binnenlandse markt voor gevolg gehad. Ieder weet dat België schatplichtig is aan het buitenland, dat het verplicht is uit te voeren om aan het land een volledige bezigheid te verzekeren, evenals een normaal economisch leven. Men kan zich een gedachte vormen van het overwegend belang van de buitenlandse handel, wanneer men vaststelt dat in 1929 evenals in 1937 40 % van gans

[blz. 26 en 27 ontbreken]

andere beschouwing ondergeschikt te maken aan de volstrekte noodzakelijkheid de uitvoer van onze afgewerkte producten snel en in belangrijke mate te verhogen.

Het verdwijnen van twee onzer voornaamste concurrenten, Duitsland en Japan, vormt een gunstig element, waaruit wij profijt moeten halen. Deze landen leverden ons onder andere producten meer, in grote hoeveelheden potloden, vlakgommen, stiftpotloden, speelgoed, sokken, rayonnekousen, tandenborstels, spiegels, elektrisch materieel, uurwerkmaterieel. Waarom zouden wij deze artikelen zelf niet produceren?

Waarom zouden wij in België de scheikundige nijverheid niet ontwikkelen, waarvan de mogelijkheden quasi onbegrensd zijn? Vóór de oorlog stelden wij ons tevreden, ruwe en half afgewerkte producten te fabrikeren, onder meer zuren met een betrekkelijk lage zuiverheidsgraad.

Waarom zouden wij uit de kolen geheel het gamma van kleurstoffen en farmaceutische producten niet halen?

Voor wat betreft de synthetische producten, zijn wij niet heel ver. We kopen in Amerika grote hoeveelheden synthetisch hars, hetzij in poeder dat wij bewerken, hetzij onder de vorm van afgewerkte producten, zoals stoffen, onbreekbaar glas, enz.

In België worden de huiskolen op ruime schaal gebruikt. Dat is een onvergeeflijke verspilling. Door de kolen te bewerken volgens de methoden van de moderne nijverheid, bekomt men een geheel gamma van bijzonder belangwekkende bijproducten. Het omvormen tot cokes, door verbranding van de kolen in de put zelf, veroorlooft de rendabele uitbating van gedeeltelijk uitgeputte mijnen, van bijzondere ongezonde of gevaarlijke putten.

De valorisatie van de steenkolen zou voor België een bron van rijkdom zijn. Welnu, tot heden toe is er één Belgische fabriek, la Carbo-Chimique de Tertre, die de kolen bewerkt — volgens nieuwe procédés.

Met recht kan men zich afvragen hoe het komt dat in ons land, waarvan de kolenhoudende ondergrond de voornaamste rijkdom uitmaakt, de kolenbarons en de grootfinancie slechts een beperkte aandacht hebben geschonken aan het rationeel gebruik van de steenkool.

De tendens van de trusts, de brevetten in hun schuif te steken, zich te verzetten tegen de toepassing van nieuwe technieken, is een overbekend feit, dat herhaaldelijk werd aangeklaagd in het verleden. Deze behoudsgezinde geest van de trusts wordt verklaard door de wens, concurrenten uit te schakelen en nieuwe beleggingen te vermijden. Het is een politiek die de dividenden beschermt, maar die zich geenszins bekommert om de belangen van de gemeenschap.

De trusts remmen de vooruitgang op economisch gebied. Sedert verschillende jaren staat de elektrificatie van het spoorwegnet aan de dagorde. Behoudens het voordeel van een snel vervoer en reinheid, zou zij een ernstige besparing van brandstof voor gevolg hebben wat, zoals we gezien hebben, van kapitaal belang is. Maar de Société Générale is er steeds in gelukt deze ontwerpen te doen mislukken. Zij vreest dat de besparing van brandstof haar belangen zou schaden in de kolennijverheid.

En dit brengt mij er toe over uranium te spreken, bron van atomische kracht. Congo bezit de rijkste lagen aan uraniumerts. Maar deze lagen worden gecontroleerd door de Belgische trusts en sedert het begin van de oorlog gaat al het Congolees uranium naar de Verenigde Staten die het ten andere tegen lage prijs aankopen. Onze Belgische geleerden beschikken zelfs niet over het nodige uranium om hun laboratoriumarbeid voort te zetten.

De nucleaire kracht is in een min of meer nabije toekomst geroepen de voornaamste energiebron te worden. België geniet van het geweldig voordeel in overvloed over uraniumerts te beschikken, maar de trusts beletten ons land dezen bevoorrechte toestand ten profijt te maken. Onze trusts stellen zich tevreden uranium te verkopen en schijnen zich volledig niet te interesseren aan de nucleaire kracht, evenals van de geweldige vergezichten welke zij voor de moderne techniek opent.

Deze moderne techniek vereist een hoog gekwalificeerde handenarbeid, die hoge lonen verrechtvaardigt, alzo zal de kwalitatieve ontwikkeling van onze productie een herwaarding van de handenarbeid voor gevolg hebben. Deze moderne techniek veronderstelt een geperfectioneerd technisch onderwijs. Dat is een vraagstuk dat de ganse aandacht van de overheden en de bevoegde organismen moet gaande houden. Het gaat er niet alleen om, het technisch onderwijs te verruimen en te volmaken, men moet ook en voornamelijk er over waken, dat alle jonge arbeiders er zonder hindernis van kunnen genieten.

* * *

Elke nieuwe oriëntatie van onze economie moet noodzakelijkerwijze gepaard gaan met een volledige herziening van onze buitenlandse handel, wij moeten ons een nieuwe cliënteel scheppen, nieuwe stromingen van ruilhandel ontwikkelen, ten einde zo snel mogelijk onze handelsbalans te herstellen, waarin de invoer nog steeds ruimschoots de uitvoer overtreft.

België heeft handelsverdragen op punt gesteld met vele landen, inbegrepen Portugal en Spanje. Hoe kan men dan de weinige haast verklaren, om niet meer te zeggen, waarmee men de verbindingen met Oost-Europa, de Balkanstaten en de USSR wil heraanknopen? Wij kunnen van deze streken van Europa niet de aanstaande oogst graangewassen en veevoeder bekomen, evenals talrijke grondstoffen en andere producten, welke wij ons op het ogenblik elders moeten aanschaffen, tegen betaling van ponden, dollars en escudos.

Hetzelfde geldt voor Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Bulgarije,

[blz. 30 en 31 ontbreken]

het te laat weze, een einde stellen aan het blokkeren der lonen. De werkers moeten profiteren van de verhoging van die productie voor de progressieve aanpassing van de lonen aan de levensduurte.

Het herstel van het land vereist een algemene herklassering van de handarbeid, gegrondvest op de tak en de specialisering. Een dergelijk herklassing is onmisbaar om de snelle vorming van ruime categorieën van gekwalificeerde en hoog gekwalificeerde arbeiders tot stand te brengen.

De verhoging der lonen betekent niet alleen een uitzicht van de eisenstrijd die uitsluitend de loontrekkenden interesseert. De verhoging van de koopkracht der wedden en lonen is een hoofdelement van het economisch herstel.

Alhoewel wij partijgangers zijn van de verhoging der lonen, staan wij geenszins vijandig tegenover prijsdaling. We zijn integendeel overtuigd dat een krachtdadige politiek van prijsdaling zich opdringt.

Inderdaad, een dergelijke politiek is onmisbaar om de toestand gezond te maken en een einde te stellen aan de praktijken van de zwarte markt.

Aan de andere kant zal niemand loochenen dat de prijsdaling die koopkracht van de frank ontegensprekelijk zou verhogen, wat een bijkomende waarborg zou vormen tegen alle devaluationistische drijverijen.

Maar een prijsdaling, hoe gewenst zij ook weze, kan niet alleen bekomen worden door de toverkracht van besluiten. Prijsdaling, moet gegrondvest zijn:
a) op een doelmatige en systematische controle van de kostprijzen, die de economische terugslag veroorzaakt door het vaststellen van woekerprijzen, zou uitschakelen.
b) op de snelle aangroei van de productie;
c) op de wederuitrusting en het technisch perfectioneren van onze nijverheid.

De strijd voor de prijsverlaging moet niet alleen geleid worden tegen de schelmen en de verdachte tussenpersonen maar ook en voornamelijk tegen degenen die de kostprijs trukeren, de productie trukeren en verkiezen uit te voeren, of hun kapitalen op te potten, in plaats van ze te gebruiken voor de wederuitrusting van de natie.

4. — De hernieuwing van de landbouw

De economische hernieuwing is niet alleen een industrieel vraagstuk, zij boezemt de landbouw evenveel belang in.

In ons land is de landbouw ontegensprekelijk de meest achterlijke sector, die het onbekwaamste is aan onze behoeften te voldoen.

In vergelijking met andere landen, zoals Denemarken, Holland en Zwitserland bijvoorbeeld, brengt de Belgische boer over het algemeen een duurder product van slechter hoedanigheid voort.

Ondanks de winsten die tijdens de oorlog door zekere categorieën van de boerenstand werden verwezenlijkt, is de toestand van de boer, in zijn geheel genomen, op het ogenblik ongunstiger dan in 1939. De grond is verarmd bij gebrek aan meststoffen, de veestapel heeft veel geleden, voornamelijk wat de hoedanigheid betreft, de gebouwen zijn onttakeld en de machines versleten. De officiële prijzen aan de landbouw opgelegd, zijn, betrekkelijk gezien, veel lager dan de prijzen op de hoeven toegestaan.

Vóór de oorlog kochten wij in het buitenland ongeveer 75 % om onze behoeften te dekken in granen en veevoeder en de regering was zeer karig met haar toelagen voor een bloedloze landbouw. Vandaag betalen wij aan de landbouwer prijzen die hem niet toelaten de twee eindjes aaneen te knopen, zonder dat hij een beroep doet op de zwarte markt. En wij geven ruime toelagen voor onze invoer uit het buitenland.

Het is zeker dat de chaos noch van ver noch van dichtbij iets gemeen heeft met een gezonde landbouweconomie. Om te vermijden dat de landbouw uitsterft, stelt men zich tevreden zijn toevlucht te nemen tot lapmiddelen. Maar de toestand is zo ernstig dat men zich niet langer met halve maatregelen kan tevreden stellen.

Het regime van het grondeigendom in België verstikt de landbouw. De pachtwaarde van de grond en bijgevolg zijn huurwaarde is veel te hoog. Een hectare goede grond die vóór de oorlog ongeveer 40.000 fr. waard was, bedraagt nu 100.000 fr. De huurwaarde van de grond schommelt tussen 4 en 9 zakken per hectare. Welnu, het gemiddeld rendement van goede grond bedraagt ongeveer 25 zakken. Men kan dus zeggen dat de huur alleen grosso mode het vierde van de oogst opslorpt.

Welnu, 65 tot 66 % van de bewerkte grond in België wordt geëxploiteerd in een onrechtstreeks ten waarde maken, dat wil zeggen door een huurder. Degene die de grond huurt is geenszins beschermd door de huurovereenkomst, zodanig dat het hem praktisch onmogelijk is een rationele uitbating onder ogen te nemen, of grond- en immobilaire verbeteringen aan te brengen die gewenst zijn. Er bestaat inderdaad gevaar dat men de kosten der onderneming niet zou delgen.

De uitgestrektheid van onze uitbatingen is zeer beperkt gemiddeld 4 tot 5.5 hectare, wat reeds een ernstige handicap uitmaakt op landen als Denemarken, waar de gemiddelde uitgestrektheid 10 tot 15 ha. benadert, wat nog verergerd wordt door het feit van de versnippering der percelen. Het komt niet zelden voor dat een gemiddelde boer het gebied van 4 gemeenten moet doorlopen om een rondgang van zijn magere uitbating te doen.

De ongunstige factoren welke ik zo juist kom op te sommen, beletten in zeer grote mate de toepassing van de moderne landbouwtechniek in België. Tijdens de laatste halve eeuw is onze landbouw er praktisch niet op vooruitgegaan. Hij heeft een belangrijke achterstand op het merendeel van de West-Europese landen.

Om de landbouw te vernieuwen, moet men voor alles de landbouwprijzen herwaarden, de kostprijs verlagen, de productie verhogen en de hoedanigheid verbeteren.

Men zal er toe komen de kostprijs te verlagen en de productie te verhogen door:
a) de vermindering van de huurwaarde van de grond en de verdediging van het boereneigendom;
b) het aanmoedigen van het aankopen van de grond door hen die hem bewerken;
c) het tot stand brengen van een normale verhouding tussen de landbouw- en de nijverheidsprijzen;
d) het verhogen van de technische basis van de landbouw, door hem de noodzakelijke uitrusting te verschaffen;
e) technische opvoeding van de boerenjeugd;
f) het hergroeperen van de percelen;
g) een politiek van landbouworiëntatie gegrondvest op het rationeel gebruik van de grond en het voortzetten van renderende speculaties;
h) door de keuze van zaaigranen en het verbeteren van de veestapel, georganiseerd en gesubsidieerd door de Staat;
i) de ontwikkeling van boerencoöperatieven.

De hernieuwing en de verjonging van de landbouw, die hem zullen in staat stellen in groter mate aan onze behoeften te voldoen en tevens overvloediger kwaliteitsproducten uit te voeren.

De ongunstige factoren die ik zo-even opsomde beletten in grote mate in België de toepassing van een moderne landbouwtechniek. In de loop van de laatste halve eeuw, is onze landbouw er praktisch niet op vooruitgegaan. Hij heeft een belangrijke achterstand op het merendeel van de Europese landen.

Veel hervormingen dringen zich op om de landbouw te vernieuwen, vóór alles moet men de landbouwprijzen herwaarden, de kostprijzen verlagen, de productie verhogen en de hoedanigheid verbeteren.

5. — De vernieuwing van het land en de middenstand

Wat ik hier kom te zeggen betreffende de wankelbaren toestand van de boeren, geldt eveneens in ruime mate voor de middenstand en de ambachtslieden. Zeker, het aantal personen dat werkzaam is in de sector der distributie, is te hoog, maar dat is het gevolg van een toestand waarvoor de middenstand niet verantwoordelijk is. De volstrekt onvoldoende lonen, de slechte arbeidsvoorwaarden, het gemakkelijk gewin, gevolg van de huidige wanorde, drijven vele lieden naar de handel en zijn buitenkansjes. De nieuw gekomen dringen wettelijk of onwettelijk binnen in een sector die reeds verschrikkelijk overlast is. De concurrentie wordt sterker, het gemiddeld zakencijfer vermindert, de last der algemene onkosten verhoogt en het leven wordt nog harder voor de ambachtslieden en de kleinhandelaars.

Zij ook, zoals u ziet, zijn slachtoffers van de politiek der lage lonen en van het goedkoop leven, die hun zakencijfer vermindert en hun winstmarge soms uitermate samendrukt.

De kleinhandelaars verdedigen zich steeds moeilijker tegen de enkele grote ondernemingen, die alleen een belangrijk gedeelte van de distributie verzekeren. Deze “grote firma’s” die soepeler zijn en financieel steviger, hebben meestal minder te lijden van de reglementen en de huidige bestraffingmaatregelen dan de kleinhandelaar.

De druk door de trusts op de middenstand uitgeoefend, wordt steeds sterker en de winkelier ziet zijn onafhankelijkheid — waaraan hij zo hevig gehecht is — elke dag meer afbrokkelen. De tijd is hard voor hem, maar de toekomst schijnt nog somberder.

Sommigen trachten vandaag de verantwoordelijkheid van deze wanorde zonder onderscheid af te wentelen op de tussenpersonen, die beschuldigd worden de hoofdverantwoordelijken en de grote profiteurs van de zwarte markt te zijn. Het opzet is duidelijk, het gaat er om de aandacht van de ware schuldigen af te leiden, met aan de lampist de rol van zondebok te laten spelen.

Deze lastercampagne is slechts een uitzicht van de strijd die de verdelingstrusts voeren tegen de kleinhandelaars en het ambachtswezen. Ten overstaan van dit toenemend gevaar moet de middenstand zich nauw verenigen. Het is alleen op die wijze dat hij kan weerstaan aan de aanvallen van een machtige vijand. Door hun eendracht alleen zullen de kleinhandelaars een meer rechtvaardige verdeling bekomen van de winstmarge, de erkenning van het handelseigendom en een doelmatige bescherming tegen de schraapzucht waarvan het merendeel der eigenaars het bewijs leveren.

6. — De economische inzinking, gewild en in het leven gehouden door de geldmachten, dient als rem voor de sociale vooruitgang

De zieken, de invaliden, de oudjes, de oorlogsslachtoffers bevinden zich in een bijzonder pijnlijke toestand. Men beweert dat men in de huidige toestand niets méér voor hen kan doen.

Sociale zekerheid. Deze twee woorden omvatten een geheel programma en helaas, men heeft soms misbruik van de formule gemaakt.

Welke zijn de doelstellingen waarop de sociale zekerheid werkelijk moet gericht zijn?
a) Aan iedereen de mogelijkheid verschaffen, een activiteit uit te oefenen die hem voldoende inkomsten bezorgt;
b) Iedereen waarborgen tegen ongevallen, ziekte en invaliditeit;
c) De arbeiders waarborgen tegen werkloosheid;
d) Voor iedereen het recht op rust en pensioen waarborgen. Het systeem van sociale zekerheid dat op het ogenblik in voege is, is verre van het doel te bereiken.

Zeker, de verplichte verzekering betekent een ernstige vooruitgang, maar de voordelen die het huidig regime aan de arbeiders verschaft, zijn niet in verhouding met de lasten die zij dragen.

De inkomsten zijn onvoldoende omdat de bijdragen begrensd zijn tot het taxeren van een maximumloon van 4.000 fr. per maand.

Aan de andere kant heeft de nieuwe wetgeving het ongezonde princiep niet uitgeschakeld, waarbij winst wordt verwezenlijkt door private organismen bij gelegenheid van het toepassen der sociale wetten. Het is nochtans onmisbaar de sociale zekerheid te onttrekken aan de honger van de ontelbare private maatschappijen, evenals aan de gevaarlijk drukkende greep van het patronaat.

De sociale zekerheid houdt eveneens de verdediging van de familie in. Sedert verschillende jaren neemt de bevolking van België voortdurend af.

De daling van de geboorten woedt niet alleen in Wallonië en Brussel, maar ook in de steden van Vlaanderen. In ons land hebben 50 % der gezinnen geen kind af slechts één kind. Onder de werkers, arbeiders en bedienden, is de toestand nog rampzaliger: op 460.000 families die kindertoelagen ontvangen, zijn er 250.000 die slechts één kind hebben. Wij zijn getuige van een verschrikkelijk ouder worden van de bevolking.

Ziehier enkele bijzonder sprekende cijfers:

+ dan 60 jaar- dan 20 jaar
1910619.9142.953.940
1920758.7752.577.205
1930954.8432.519.085
19421.187.0082.411.782

Om aan het gevaar dat ik hier onderlijn, een einde te stellen, stelt de Kommunistische Partij een volledige hersamensmelting van het systeem der kindertoelagen voor. Deze hebben voor het dienstjaar 1945 een totale winst gelaten die het miljard benadert. Dat belangrijk bedrag wordt beheerd door een centraliserend organisme: de Nationale Kas die onder de invloed staat van het patronaat, en zulks zonder dat de gebruiksmodaliteiten der beschikbare fondsen duidelijk omschreven zijn.

Wij stellen voor dit boni te gebruiken:

a) om te helpen aan de oprichting van de familie en de geboorte in de hand te werken door het toestaan van huwelijkspremies (leningen) en door het verbeteren van de geboortepremie;

b) om de familie te ontwikkelen: 1) door het toestaan van een speciale toelage aan de moeder, aan de haard tijdens de eerste geboortejaren; 2) door het oprichten van kinderkribben en bewaarplaatsen, van sociale diensten en werken van bijstand en hulp.

* * *

De oorlog en zijn vernielingen hebben voor gevolg gehad, dat op het huidig ogenblik tienduizenden van onze medeburgers, voor het merendeel oorlogsslachtoffers, van hun onderdak beroofd zijn en in betreurenswaardige voorwaarden gehuisvest.

Er is in de huizenbouw een vertraging van ongeveer 70.000 woningen. Aan de andere kant werden ongeveer 50.000 gebouwen vernietigd tijdens de oorlog, terwijl meer dan 80.000 ernstig beschadigd werden. Dat verklaart aan de ene kant de duizelingwekkende stijging van de huur en aan de andere kant de beperkte ruimte van het merendeel der woongelegenheden.

Te Brussel bijvoorbeeld hebben 12 % der huisvestingen slechts één plaats, 23 % zijn samengesteld uit 2 plaatsen en 22 % uit 3 plaatsen.

Wij stellen voor aan deze catastrofale toestand een einde te stellen, door een gedurfde bouwpolitiek, maar wij stellen ons niet tevreden met voorstellen te doen. Wij verwezenlijken. Kameraad Terfve, Minister van Wederopbouw, kondigde zo juist de aanbouw aan van 10 tot 12.000 woningen die vóór de winter ter beschikking moeten gesteld worden van de meest beproefde geteisterden. (Toejuichingen.)

7. — De hernieuwing van het land en de culturele vooruitgang

Ik weet niet meer welk buitenlands diplomaat die lange tijd in België verbleef van ons zegde: “De Belgen zijn uitermate slim, zeer verstandig, maar weinig beschaafd.”

Indien de gemiddelde Belg over het algemeen weinig beschaafd is, kan men niet zeggen dat hij er voor verantwoordelijk is. De cultuur heeft over het algemeen onze regeringen maar matig bezig gehouden. En ze hebben zich steeds zeer karig betoond wanneer het er op aankwam, de geest van hun medeburgers te bemeubelen. Ten titel van vergelijking zien wij dat Zweden vóór de oorlog ongeveer het dubbele per inwoner uitgaf van wat in België werd uitgegeven.

Men heeft dikwijls het beeld opgeroepen van de grote nood onzer laboratoria, van de onwaarschijnlijke voorwaarden in dewelke onze geleerden en onze zoekers moeten arbeiden.

Onze musea, onze bibliotheken, onze schouwburgen zijn een volk onwaardig dat in het verleden een overheersende rol speelde op het gebied van kunst en wetenschap.

Het misprijzen voor de kunst en voor de wetenschap gaat vergezeld van een totale onverschilligheid ten overstaan van de opvoeding en het volksonderwijs. Deze schuldige onverschilligheid ten overstaan van de volksopvoeding wordt op pijnlijke wijze geïllustreerd door de standvastige achteruitgang van het officieel onderwijs ten voordele van het vrij onderwijs. In de loop van de periode 1939-1944 heeft het officieel onderwijs 20 % van zijn leerlingen verloren.

We hebben in onze hoedanigheid van kommunisten en democraten veelvuldige redenen om de officiële school te verdedigen, daar ze het jonge verstand moet vormen, het de liefde voor het vaderland en het volk moet inplanten, het moet leren verkleefd te zijn aan het openbaar onderwijs.

De officiële school vernieuwen is de beste manier om haar te verdedigen.

* * *

De lokalen en het schoolmeubilair moeten verbeterd worden. Een nauwe samenwerking moet tot stand worden gebracht tussen de onderwijzer, de kinderen en de ouders, bewaarplaatsen en internaten moeten worden opgericht.

De onderwijsmethoden, de programma’s moeten gemoderniseerd worden en hun inachtname in alle scholen worden gecontroleerd.

Op het gebied der wetenschappelijke opzoekingen en van de kunst hebben wij vertraging op het merendeel van de beschaafde landen. Onze wetenschapsmensen en onze kunstenaars vinden slechts weinig aanmoediging in hun land en helaas, zij die naar het buitenland uitwijken, en daar met open armen ontvangen worden, worden steeds talrijker en talrijker.

8. — De hernieuwing van het land en de fiscaliteit

De hernieuwing van het land en het herstel der oorlogsschade zullen belangrijke beleggingen eisen, die grotendeels door de Staat zullen moeten verzekerd worden. Alleen de oorlogsschade wordt op ongeveer 90 miljard geschat, waarde van 1939.

Voegen wij hier aan toe dat gedurende de oorlog er weinige beleggingen zijn gebeurd, men heeft geen nieuwe gebouwen opgetrokken, de nijverheidsuitrusting werd niet vernieuwd. Indien men rekening houdt met het normale ritme der investeringen, komt men tot een bijkomend verlies van 25 miljard frank in 1939, hetzij in totaal voor deze twee posten alleen ongeveer 115 miljard. Indien wij het coëfficiënt 2.5 toepassen, wat niet overdreven is, komt men tot 287,5 miljard.

Wij bevinden ons hier voor een financieringsvraagstuk van uitzonderlijke omvang. Om het op te lossen, zal het onmisbaar zijn, te beschikken over overvloedige financiële middelen, steviger openbare financies en een stabiele munt.

Om de wederuitrusting van de nijverheid te financieren, staan de kapitalistische kringen het onttrekken aan de belasting voor van het gedeelte van de winst dat zou worden belegd, het beoefenen van een fiscale politiek die de integriteit eerbiedigt van het patrimonium der ondernemingen.

Deze methode zou de magnaten van de nijverheid in staat stellen hun bedrijven weer uit te rusten, alleen rekening houdende van hun belangen en zonder dat zij in hun zak moeten schieten. Kortom, de werkers zouden de wederuitrusting financieren, niet ten gunste van de natie, maar voor het beter welzijn van de industriëlen. Inderdaad, de belasting door deze laatsten niet betaald, zou moeten verhaald worden op de arbeidende massa’s waarvan de fiscale lasten aldus belangrijk zouden verzwaard worden.

Het is zeker dat een fiscaliteit gegrondvest op een dergelijke paradoxale verdeling van de belasting het risico zou scheppen, het land in weinig tijd naar de afgrond te drijven.

Het is voor niemand een geheim dat men in zekere kringen tegen de frank complotteert. Wij willen niet van een devaluatie weten, waarvan de werkers eens te meer de kosten zouden betalen.

Het zijn niet degenen die in het bezit zijn van goederen en aandelen, die gebouwen en machines bezitten, maar wel de loon- en weddetrekkenden, de kleine renteniers, de gepensioneerden die door de devaluatie worden getroffen. We zijn de tijd niet vergeten dat in Duitsland de koopkracht van wedden en lonen elke dag met 50 % daalde.

Wij zijn noch niet vergeten hoe in 1926 de democratische regering Poulet-Vandervelde er toe gedwongen werd ontslag in te dienen ingevolge een schandelijke perscampagne en een manoeuvre in grote stijl van de banken die, allen tezamen, plots weigerden de schatkistbons te hernieuwen. Het was M. Franqui, gouverneur van de Société Générale, die Eerste Minister werd en zich haastte te devalueren en de spoorwegen aan de grote banken over te leveren.

Wij zijn nog niet vergeten hoe in 1945 de heer Van Zeeland, Eerste Minister, geplaatst voor de keuze de frank of de banken te redden, niet aarzelde de frank te laten vallen.

We willen aan het land de terugkeer van dergelijke sinistere avonturen besparen, die een oneindig kleine minderheid toelaten fortuinen te verwezenlijken door het onteigenen van de rest der natie.

Op gebied van fiscaliteit evenals elders moet men met de traditie breken. Sedert jaren neemt het begrotingsbedrag van de onrechtstreekse belastingen voortdurend toe. In 1912 vertegenwoordigde deze belasting 20 % van het totaal der ontvangsten tegen 52 % in 1939. Aan de andere kant vertegenwoordigde de aanvullende personen belasting (de supertaks) de meest democratische belasting welke wij in België kennen, 5.5 in 1912 tegen 2.5 in 1939.

Deze noodlottige fiscale politiek veroorzaakt een verhoging van de levensduurte en bijgevolg een inkrimping van de binnenlandse markt. In de plaats van deze antidemocratische en ingewikkelde fiscale politiek, willen wij een meer rechtvaardige en een eenvoudiger fiscaliteit plaatsen die de onduldbare lasten die op het ogenblik op de werkers en de middenstand drukken, verlicht, dat wil zeggen: wij vragen een democratische fiscaliteit.

Om het systeem te vernieuwen, is het noodzakelijk te beginnen met de oorlog te verklaren aan de fiscale ontduiking, die een werkelijke plaag is. Het zijn de werkers niet die de ontduiking toepassen, voor hen wordt de belasting aan de bron afgehouden; de fiscale ontduiking is het “voorrecht” van de begoede stand en meer in het bijzonder van de grote inkomsten.

Wij stellen voor, behoudens de controle op de kostprijzen en het strenge nazicht van de balansen, een kadaster der fortuinen in te voeren, dat ons zou in staat stellen de fiscale ontduikingen in belangrijke mate te verminderen en aldus verschillende miljarden per jaar terug te winnen.

Wij zijn eveneens van oordeel dat het gepast zou zijn een speciale taks te heffen op de maatschappijen die van een monopolie in rechte of in feite genieten, op de winsten van de verzekeringsmaatschappijen en de portefeuillemaatschappijen.

Een democratische fiscaliteit zou in grote mate bijdragen om de almacht der trusts, hoofdzakelijke hinderpalen voor de vernieuwing van het land, te vernietigen.

9. — Om het land te hernieuwen moet men de almacht der trusts breken

In België controleren enkele trusts praktisch de gehele nationale economie. Door het spel der portefeuillemaatschappijen beschikken zij over:
67,5 % van de kolenmijnen;
83 % van de hoogovens;
85 % van de metaalnijverheid;
100 % van ruw koper en tin;
88 % van de stikstofhoudende meststoffen;
90 % van de suiker;
95% van de elektriciteit.

Die grote trusts controleren 82,4 % van het totaal der bankdeposito’s.
De mannen van de trusts bezetten al de overheersende posities wat hen instaat stelt hun belangen te doen triomferen op economisch gebied evenals op sociaal en cultureel gebied, en dit ten nadele niet alleen van de arbeidende lagen, maar van de ganse gemeenschap.

De trusts zijn de vijanden van de vooruitgang, zij hebben over het algemeen geen belang bij het integraal gebruik van de productie. Het minder gebruik van de productiemiddelen is regel geworden in zekere nijverheidstakken.

De elektriciteit vormt een typisch voorbeeld van deze ik-zuchtige politiek. Geweldige mogelijkheden bestaan op het gebied van de elektriciteit, waarvan het gebruik in grote mate zou kunnen uitgebreid worden, maar daarvoor zou men moeten overgaan tot investeren en het verlagen der tarieven. En dat valt niet in de smaak van de trustmagnaten der elektriciteit. Zij verkiezen niet vooruit te marcheren. Wat gaat het hen aan indien ze minder verkopen, van het ogenblik dat ze duurder verkopen. De winst blijft dezelfde en het risico is kleiner.

Het is hun mogelijk geweldige winsten te verwezenlijken ten koste van de werkers en de verbruikers, de boeren en de middenstand te brandschatten.

In feite zijn de trusts de grote schuldigen van de stilstand, van de achteruitgang van het land tijdens de laatste tientallen jaren.

Gedurende de oorlog hebben de trusts wat men noemt “een politiek van de arbeid” toegepast, in het merendeel der gevallen een politiek van collaboratie met de vijand, op grond van laaghartige belangen.

Een derde ongeveer van de Belgische nijverheidsondernemingen hebben uitsluitend of gedeeltelijk voor de Duitsers gewerkt, maar deze ondernemingen bezigden 3/4 van het totaal personeel van het geheel der bedrijven, wat bevestigt dat het hier in hoofdzaak ging om belangrijke firma’s.

Gedurende de oorlog, hebben de trusts niet geaarzeld de steun en de bescherming van de bezetter in te roepen, zij hebben zich aan de zijde van de vijand geschaard, aldus eens te meer bewijzend dat er voor hen geen vaderland bestaat.

De nationalisaties zijn zonder twijfel de meest doelmatige middelen om de geduchte macht der trusts te breken. De nationalisatie welke wij voorstaan, is een democratische structuurhervorming en geenszins socialistisch.

De nationalisatie van de voornaamste nijverheden, vandaag door de trusts gecontroleerd, zou de verruiming van de productie verzekeren, evenals een versterking van de democratie. Daarbij zou deze hervorming ons helpen onze onafhankelijkheid te bewaren.

Het voorbeeld van verschillende landen, waar er geen socialistisch regime bestaat, bewijst dat de nationalisatie van de monopoliehoudende ondernemingen een economische noodzakelijkheid is geworden waarvan de ontwikkeling der industrie, de economische en sociale opbloei van de natie, afhangen.

De resultaten in Frankrijk bekomen, dankzij de nationalisatie van de kolenmijnen, zijn betekenisvol. De wekelijkse productie van de kolen is er gestegen van 288.000 ton in juli 1945 tot 927.000 ton in januari 1946.

* * *

[blz. 42 en 43 ontbreken]

IV. — De eendracht van de democraten zal de vernieuwing van het land verzekeren

Het land ten spoedigste uit zijn puin oprichten, het een voorspoedige en gelukkige toekomst verzekeren, is dat niet de wens en de wil van de arbeiders, evengoed als van de intellectuelen en de boeren, evengoed als van de middenstand?

Maar de reactie verspert de weg aan de vooruitgang. Sedert de bevrijding heeft zij niet opgehouden, de vernieuwing met alle middelen te remmen.

Om vooruit te gaan, moet de democratie triomferen over de reactie. Maar deze overwinning zal niet uit de hemel vallen, zij moet behaald worden door een onverbiddelijke strijd, zonder ophouden noch verzwakken gevoerd.

De sombere krachten van het verleden beschikken in ons land nog over een gevaarlijk instrument dat we de CVP noemen.

Niemand twijfelt er aan dat de trusts op de CVP wedden, voor wie zij zowel hun morele als financiële steun over hebben. Reeds voor de oorlog had de Katholieke Partij op gevaarlijke wijze met het fascisme geflirt. De geldmachten die de CVP financieren, konden moeilijk aanvaarden dat de politiekers in hun dienst voorstanders zouden zijn van de zuivering. Men heeft dan ook gezien dat de CVP reeds heel vroeg een voorzichtige houding aannam die er toe bestemd was, de spons vroeg of laat over alles te vagen, “voor alle zonden bestaat er vergiffenis” zegt zij en zij is bereid vergiffenis te schenken aan degenen die verkeerd liepen op voorwaarde dat zij aanvaarden in hun stal terug te keren.

Wat de mogelijkheid schiep te zeggen dat, indien al de kiezers van de CVP geen verraders of collaborateurs zijn, integendeel al de incivieken voor haar hebben gestemd. (Toejuichingen.)

De groeperingen en organen met neofascistische tendens ontbreken in België niet. Zij wonden openbaar of stilzwijgend door de CVP ondersteund en genieten min of meer rechtstreeks van de vrijgevigheid der trusts.

Het zogezegd democratisch programma van de CVP bedriegt niemand. Het heeft voor doel de zuivering te liquideren, de ongestraftheid van de economische collaborateurs en de verraders te verzekeren. Het heeft voor doel het behoud van de voorrechten der geldmachten te verzekeren.

De “cultus” van Leopold III is ontegensprekelijk handig, vermits al de incivieken verwachten dat hij hun de vergetelheid en vergiffenis zal brengen, Leopold III wiens autoritaire gevoelens hem de sympathie hebben bezorgd van al de vijanden van de parlementaire democratie, partijganger van de sterke arm.

Evenzo handig is het gebruik dat de CVP heeft gemaakt van de godsdienstige gevoelens van een belangrijk gedeelte van onze bevolking. Getrouw aan een reeds oude traditie en ruimschoots profijt trekkend van het gezag van de clerus, stelt de CVP zich aan de naïeve gelovigen voor als de kampioen van de christelijke beschaving, van de haardstede, van de familie, van de “schone ziel van het kind”.

De CVP vertegenwoordigt een macht die men tevergeefs zou willen onderschatten. Zij is er in gelukt, dankzij haar demagogie, het vertrouwen te winnen van een belangrijk gedeelte van de bevolking, voornamelijk in Vlaanderen. Zij heeft gebruik en misbruik gemaakt van de invloed die de Kerk bij ons uitoefent in het onderwijs, evenals in het politieke leven.

Nochtans is deze partij er verre van af, een homogene partij te zijn, gebaseerd op een werkelijke belangengemeenschap. In de schoot van de CVP vindt men de slechtste reactionairen evenals de eenvoudige arbeiders van de fabriek of van het land, gaande over alle sociale lagen van de bevolking. De doelstellingen die de CVP zich heeft voorgeschreven, zijn deze, haar opgelegd door de reactionaire kliek die haar leidt; zij komen in niets de belangen en de verzuchtingen van de zeer grote meerderheid der katholieken tegemoet.

De CVP levert zich ten overstaan van haar leden en van haar kiezers aan een werkelijke zedelijke afzetterij over. Het is door het aanklagen van dat bedrog dat de democratie er zal in slagen, de reactionaire rechterzijde los te maken van de gelovige democraten die zeer talrijk zijn in het land.

Wij doen een beroep op de gelovigen om ons te helpen een einde de stellen aan de voorrechten waarvan de Kerk gebruik maakt om in het politieke leven op een onduldbare wijze tussen te komen, ten andere geenszins in overeenstemming te brengen met haar uitsluitend geestelijke rol.

De verkiezingen van 17 februari hebben de democratische meerderheid bevestigd. Maar laten wij het bekennen, deze meerderheid is zwak en de elementen die haar samenstellen, zijn onder elkaar over verschillende punten verdeeld.

De verantwoordelijkheid van deze verzwakkende geschillen is vooral toe te schrijven aan de reactionaire elementen die actief zijn in zekere democratische partijen. Hun taak wordt trouwens vergemakkelijkt door de houding van vele democraten, die duidelijk vrees voor de massa’s hebben.

Maar het is voornamelijk het antikommunisme dat de democratie verzwakt en vele democraten in de war stuurt. Het antikommunisme, geliefkoosd wapen van de reactie, veroorzaakt ontegensprekelijke verwoestingen en zij die het beoefenen, op welk kamp zij zich ook beroepen, benadelen de zaak van de democratie.

Het gebrek aan verstandhouding onder de democraten is in de kaart van de reactie. Laten wij ons de laatste ministeriële crisis herinneren, die zo moeilijk op te lossen was, en eveneens het overheersend aandeel door onze Partij genomen bij de samenstelling van een linkse regering, in overstemming met de wil van de meerderheid van het kiezerskorps.

Wij beweren niet dat de regering Van Acker beantwoordt aan de wensen van de kommunisten. Haar samenstelling geeft op verre na geen getrouw beeld van de democratische meerderheid, zoals zij te voorschijn kwam bij gelegenheid der verkiezingen.

Het minste dat men van haar programma kan zeggen, is dat het niet geheel beantwoordt aan de hoop die zij had doen geboren worden in de arbeiderswereld.

Dat men deze appreciatie nu niet gebruikt om ons eens te meer te beschuldigen, de regeringssolidariteit over het hoofd te zien. Het is voornamelijk tegenover zijn vrienden en verbondenen dat men een bewijs van openhartigheid moet leveren. We weten dat een heel stel lieden in de meest verscheiden kringen zich opblazen en in de weer zijn, ten einde ons uit de regering te doen treden, opdat de mannen van de CVP er zouden kunnen intreden, die zich sedert weken zenuwachtig maken met hun antichambreren.

We betreuren de intriges die aangeknoopt worden tussen de CVP en zekere elementen van de regeringsmeerderheid en wij zijn ons bewust van het gevaar dat zij vertegenwoordigen. Maar wij weigeren ons te laten provoceren en het ligt niet in onze bedoeling de regering te verlaten; integendeel, wij willen onze deelname behouden, evenals onze steun, zolang ze haar weliswaar zeer beperkt, maar nochtans democratisch programma, zal eerbiedigen. (Toejuichingen.)

We zullen voortgaan de arbeiders en de democraten op te roepen om de regering te steunen. Indien wij aldus handelen, dan is dat geenszins omdat wij verleid worden door ministeriële portefeuille of dat wij op de weg zijn van het verzaken.

Indien wij aan het bewind deelnemen, dan is dat alleen omdat wij de overtuiging hebben de zaak van de arbeiders, de zaak van de democratie en de vrede te dienen.

Wij verkiezen Van Acker, en ruimschoots, boven M. Van Zeeland. (Toejuichingen.)

* * *

De taak der democraten is niet gemakkelijk. Nieuwe moeilijkheden rijzen op bij elk ogenblik: de reactionaire krachten zijn geenszins te verwaarlozen.

Hoe konen wij de hinderpalen te boven komen en de vijand overwinnen?

Op deze vraag antwoorden wij, alleen de eenheid, de nauwe eenheid der democraten kan de overwinning van de democratie verzekeren. (Toejuichingen.)

Sedert jaren, zonder ophouden, met een verbeten vasthoudendheid, hebben de kommunisten zich zonder onderscheid gegeven
om ons te verenigen tegen de oorlog;
om ons te verenigen tegen het fascisme;
om ons te verenigen tegen de trusts en de reactionairen
.

Wij hebben elke andere beschouwing zonder aarzelen aan deze noodzakelijke eenheid ondergeschikt gemaakt. Wij zullen op die weg volharden. Krachtdadiger dan ooit zullen wij onze krachtinspanningen voortzetten om de eendracht te verwezenlijken voor de onafhankelijkheid, de democratische vernieuwing en de sociale vooruitgang.

Met misprijzen wijzen we de laaghartige aantijgingen af van degenen die beweren dat onze oproepen voor de eenheid machiavellistische drijverijen verbergen en tezelfdertijd noyauteerplannen op grote schaal.

De eendracht die wij verwezenlijken, heeft niets kunstmatig, zij is gegrondvest op een onloochenbare belangengemeenschap.

Het land mooier, gelukkiger en voorspoediger opbouwen. Een partij kan een dergelijke grootse taak niet volbrengen; om haar tot een goed einde te brengen, moet de ganse natie er aan verbonden zijn.

Indien wij hartstochtelijk voor de eenheid zijn, dan is dat omdat wij weten dat de macht der reactie voornamelijk schuilt in die verdeeldheid der democratische krachten, die overal in de wereld in verspreide slagorde strijden en aldus de schone zaak waarvoor ze strijden in gevaar brengen.

Dat is de reden waarom wij, vóór de oorlog, vastbesloten partijgangers waren van het front van de vrede, van de nauwe eendracht van alle antifascistische krachten.

Wie zou het wagen te goeder trouw te ontkennen dat indien men naar de kommunisten geluisterd had, er middel ware geweest de oorlog, zoniet te beletten, dan toch flink te verkorten?

Indien men naar ons geluisterd had, zou men de fascistische organisaties, zoniet uitgeroeid, toch minstens in ruime mate geneutraliseerd hebben, fascistische organisaties die tijdens de oorlog haarden van verraad werden.

Het is omdat we geloof in de eendracht hebben, dat we na de bevrijding hebben gestreden, opdat de concentratie van alle democratische krachten zou tot stand komen.

Wij zijn er fier over, de voornaamste bewerkers te zijn geweest van de eendracht der democratische krachten. En het hing zeker niet van ons af dat deze eendracht niet nauwer, niet loyaler en bijgevolg niet doelmatiger is.

Zou de koningskwestie die voortgaat de atmosfeer te vergiftigen, niet sedert lang geliquideerd zijn geweest, indien de andere democratische groepen onze voorstellen voor een gemeenschappelijke actie tegen de leopoldistische avonturiers hadden aanvaard?

Zou de reactie er in gelukt zijn haar posities op 17 februari te versterken, indien de democraten met onze oproep te beantwoorden, hun krachten hadden verenigd in één enkel verkiezingsblok?

Is het niet klaar dat de actie voor prijsverlaging minder weerstand zou ontmoet hebben en meer beslissende en snellere resultaten zou gegeven hebben, indien de democratische partijen zich met elkaar verstonden om samen een campagne te voeren tegen de profiteurs van de zwarte markt.

Bij gelegenheid van dit congres, in naam van onze grote Partij, doen wij een nieuwe en plechtige oproep voor de eendracht van alle democraten, om samen te werken aan de wedergeboorte van het vaderland, in het teken van de democratie en de sociale vooruitgang. (Toejuichingen.)

Wij roepen de Vlamingen en de Walen en de Brusselaars op, zich broederlijk te verenigen, omdat hun eendracht het hoofdelement is voor het behoud van de onafhankelijkheid van België, omdat hun verdeeldheid ten goede komt aan de vijanden van het land.

Wij willen de nauwe eendracht verwezenlijken tussen de arbeidende klasse, de boeren en de middenstand die de reactie al te lang tegen elkaar heeft opgesteld, ondanks de talrijke en machtige belangen die hun gemeenzaam zijn.

Wij hebben de overtuiging dat er in het land een stevige democratische meerderheid bestaat om de veiligheid en de onafhankelijkheid te verzekeren, de zuivering te voltrekken, over te gaan tot de structuurhervormingen die zich opdringen, de fiscaliteit te democratiseren, onze democratische instellingen gezond te maken, de maatschappelijke zekerheid te ontwikkelen.

Een dergelijk programma, gesteund en verdedigd door al de democratische groeperingen, zou ons in staat stellen, tezamen een vrij, onafhankelijk en gelukkig België op te bouwen.

Wij willen bij dit werk de christendemocraten betrekken, waarvan we weigeren ons te laten scheiden. Zeker, verschillende wijsgerige opvattingen scheiden ons, maar hebben wij aan de andere kant geen veelvuldige redenen, om ons te verenigen, gemeenschappelijk te strijden, om gemeenschappelijk te overwinnen. Worden wij niet door dezelfde wens van vrijheid en van sociale gerechtigheid bezield. Hebben wij geen gemeenschappelijke eerbied voor de overtuiging van anderen en voor de vrijheid van geweten? Communiceren wij niet in gemeenschappelijke liefde voor het vaderland, in gemeenschappelijke haat voor zijn vijanden?

Al te lang heeft de godsdienst in België gediend als een vals voorwendsel om de democraten te verdelen. Het is dankzij deze verdeeldheid dat de reactie zich gedurende 60 jaar aan het bewind heeft kunnen handhaven. Alleen deze verdeeldheid laat haar toe te hopen, haar despotische tirannie in ere te herstellen.

* * *

Opdat deze brede democratische eendracht zou tot stand komen, waarover ik zo juist sprak, is het onmisbaar dat de arbeiderseenheid gesmeed wordt.

Wij denken niet dat het nodig is hier terug te komen op de verbitterde strijd door onze Partij geleid voor en gedurende, evenals na de oorlog.

Op onze unitaire krachtinspanning werd destijds met misprijzen geantwoord door leiders die zich beriepen op het nationale socialisme. Velen onder hen liepen sedertdien over naar het kamp van de nazi’s, die hun het antikommunisme hadden ingeblazen.

De oorlog en de bezetting hebben de eenheidsstroming onder de massa’s en voornamelijk onder de socialistische werkers, belangrijk versterkt, het is aan deze factor dat wij alleen de vooruitgang danken na de bevrijding op het gebied van de eenheid verwezenlijkt.

Onder deze vooruitgang is zonder twijfel de meest belangrijke deze van de syndicale eenheid verwezenlijkt in de schoot van het ABVV. Deze overwinning was niet gemakkelijk, men moest de koppige weerstand overwinnen van zekere leiders. En de overwinning is niet volledig, want te talrijk nog zijn de intriges en de manoeuvres tegen de unitaire militanten uitgespeeld. Maar nochtans schrijdt de syndicale eenheid onweerstaanbaar voort en dat is een feit dat wij met vreugde begroeten. (Toejuichingen.)

De broederlijke samenwerking der kommunistische en socialistische syndicalisten, de standvastige ontwikkeling van de syndicale- en eisenactie en de versterking der bedrijfsafdelingen zullen ons toelaten in een nabije toekomst de hinderpalen die een snelle uitbloei van het ABVV in de weg staan, te overwinnen.

We geven onze volledige steun aan het ABVV, maar dat mag ons niet uit het oog doen verliezen dat een andere syndicale organisatie, het Christen Vakverbond, een belangrijk aantal werkers groepeert, en meer in het bijzonder in het Vlaamse gedeelte van het land.

Wij mogen niet vergeten dat de gelovige werkers evenals de anderen, werkers zijn, die ondanks zekere schijn dezelfde verzuchtingen hebben en dezelfde gemeenschappelijke belangen. Zekere onder onze kameraden nemen ten overstaan van de christen gesyndiceerden een afwijzende zoniet een minachtende houding aan. Een dergelijke houding is geenszins gerechtvaardigd, zij speelt in de kaart van degenen die zich zeer handig van de godsdienst bedienen, om de arbeiders te verdelen.

Indien wij unitaire successen boeken op het syndicale plan, kunnen wij helaas hetzelfde niet zeggen op politiek gebied.

We ontmoeten van zekere socialistische leiders nog veel onbegrip, veel tegenkanting, ja zelfs blinde vijandschap, maar dat mag geen verslapping van de unitaire activiteit vanwege onze militanten verrechtvaardigen. Wij vergeten niet dat de massa der socialistische werkers en een groot aantal militanten van de BSP oprecht de verwezenlijking van de eenheid wensen.

Besprekingen werden aangevat met de leiding van de BSP, maar de socialistische leiders die er aan deelnamen, verbergen hun wens niet ze te zien mislukken.

Bij vele gelegenheden, kwam de unitaire drang tot uiting door gemeenschappelijke acties op het plaatselijk of gewestelijk plan verwezenlijkt. Maar verre van dergelijke acties aan te moedigen, die nochtans de weg vormen langs waar onze beide proletarische partijen het zekerste en het snelst opstappen naar de organische eenheid, hebben de socialistische leiders ze voortdurend geremd en belet.

Wanneer zij er om gevraagd wordt, verwerpt de leiding van de BSP de eenheid van actie, onder voorwendsel dat men moet beginnen met de organische eenheid te verwezenlijken. En wanneer wij voorstellen het vraagstuk der organische eenheid aan te vatten, ontdekken dezelfde socialistische leiders onoverkomelijke geschillen die volgers hen deze eenheid onmogelijk maken.

Ze beweren de eerbied voor de democratie binnen in onze Partij in twijfel te kunnen trekken en de onafhankelijkheid van deze te overstaan van elke buitenlandse regering.

Wij voelen ons geenszins beklemd over dat onderwerp uitleg te verschaffen. Inderdaad, wie zich de moeite getroost bij voorbaat het gegronde van deze beweringen te onderzoeken, kan er zich rekenschap van geven dat de inwendige organisatie van de Partij de meest strikte regels van de democratie eerbiedigt.

In onze Partij worden de besluiten genomen na een vrije bespreking en deze besluiten, eens genomen, worden van toepassing op allen, en de democratie sluit, voor zover wij weten, de vrij aanvaarde tucht niet uit.

Zeker, wij verbergen onze gehechtheid aan de USSR niet en wij erkennen graag dat wij met geestdrift haar buitenlandse politiek ondersteunen. Wij zullen deze geestdriftige steun geven zolang als de belangen van de Sovjet-Unie samen vallen met de belangen van de werkers, zolang de Sovjetpolitiek de zaak van de vrijheid der volkeren, van de democratie en van de vrede dient (Toejuichingen).

Waarom klagen zovele socialistische leiders een dergelijke politiek aan als in tegenstelling met de belangen der werkers?

Dat komt omdat er onder de socialistische leiders mannen zijn die er niet toe kunnen besluiten te breken met de Belgische en internationale reactie. De Man is vertrokken, maar zijn theorieën en zijn politiek hebben sporen nagelaten.

De geschiedenis van de laatste tientallen jaren, de ondervinding opgedaan door de arbeidersbeweging, bewijzen de juistheid van de marxistische theorie, gegrondvest op de klassenstrijd. Nochtans zijn er socialistische leiders die weigeren rekening te houden met de lessen der geschiedenis, der eenheid gegrondvest op het wetenschappelijk socialisme, en een vage en slecht omlijnde eendracht verkiezen gegrondvest op een “smokkelsocialisme”.

Deze inzichten hebben in de schoot van de BSP stromingen in het leven geroepen ten voordele van een labourisme, ten gunste van een links centrum, enz. De ideologische grondslag van deze stromingen betekent het verloochenen van het wetenschappelijk socialisme, terwijl hun politiek verlengstuk fataal moet leiden naar nieuwe verdeeldheid van de arbeidende klasse en de democratie.

Moge de ophefmakende nederlaag van de UDB en de jongste nederlaag van de Partij van de Arbeid in Holland als les dienen.

Waarom er koppig aan vasthouden, slaafs het Engels travaillisme nabootsen, waarvan de zwakheden, de tekortkomingen en de vergissingen onbetwistbaar zijn? Waarom koppig blijven vasthouden aan een links centrum, dat bij voorbaat tot een lamlendige mislukking is gedoemd?

De toekomst behoort aan de arbeiderswereld. Het blok van de homogene arbeid, zonder scheuren, zal het machtige wapen zijn dat ons de overwinning zal schenken.

Marx, in de inleidende rede bestemd voor het Internationaal Verbond der Werkers, te Londen in 1864 opgericht, schreef in verband met de eenheid:

“Het is een element van succes dat deze Partij (de Partij der Werkers) bezit: zij heeft het aantal, maar het aantal weegt niet in de balans, dan wanneer ze één is door de verbondenheid en groot geworden door de kennis.”

Wij beweren niet dat geen enkel meningsverschil ons van de socialisten scheidt, dat zou gelijk staan met het loochenen van de waarheid. Meningsverschillen bestaan, zowel op ideologisch gebied als op het gebied der organisatie. Maar we verklaren eens te meer dat deze meningsverschillen de voorrang niet hebben op de diepgaande gemeenschap van belangen en verzuchtingen die de socialistische en kommunistische arbeiders verenigen.

Wij hebben meer dan genoeg gemeenzaam om van heden af de grondslagen te leggen van een blok van de arbeid, dat, rekening houdende van de nog bestaande meningsverschillen, voorlopig de zelfstandigheid der toetredende partijen zou eerbiedigen.

De oprichting van een dergelijk blok zou ons in staat stellen
- een gecoördineerde leiding tot stand te brengen van de verschillende werkerorganisaties;
- de eenheid van actie van hun mandatarissen in het Parlement en in de schoot van de regering;
- het indienen van gemeenschappelijke lijsten en een verkiezingscampagne, gemeenschappelijk gevoerd ter gelegenheid van de aanstaande verkiezingen.

Een dergelijk blok zou een machtig aantrekkingscentrum vormen voor de werkergroeperingen en organisaties die nog niet bevrijd zijn van de invloed van reactionaire elementen.

Wij keren ons naar u, leiders en militanten van de BSP, naar u, socialistische werkers, naar u allen, die gisteren en morgen onze strijdbroeders waart en zult zijn. Weest u bewust van de broederlijke banden die ons verenigen en zullen blijven verenigen, wat er ook gebeuren (Toejuichingen).

We roepen u op u bij ons te voegen om het Blok van de Arbeid te smeden, dat ons zal in staat stellen alle democratische elementen van het land te verenigen. Tezamen zullen wij de weg afsnijden aan de reactie, wij zullen voor dat vaderland dat ons eveneens duurbaar is, een toekomst van democratische en sociale vernieuwing opbouwen.

De laatste verkiezingen hebben aan de democraten de definitieve overwinning op de CVP niet gegeven en zulks in hoofdzaak, omdat de democratische krachten in verspreide orde streden en een groot gedeelte van hun energie gebruikten in onderlinge strijd. Dat is een fout die niet meer mag herhaald worden.

Een achteruitgang van de democraten in oktober aanstaande, zou gevolgen kunnen hebben die het gemeentelijk kader verre zouden kunnen overschrijden.

Maar opdat het aldus weze, is het noodzakelijk dat de democraten deze maal, en meer in het bijzonder de werkers, de rangen sluiten en tegenover de reactie het eenheidsfront van de democratie stellen en overal gemeenschappelijke lijsten indienen.

Alleen de arbeiderseenheid, de eenheid der democraten zullen ons de overwinning brengen. Het nieuwe België zal voor alles het werk van de arbeiders zijn, nauw verbonden met de boeren en de middenstand. Het is daarom dat wij allen tezamen blok moeten vormen.

V. — De Partij

Sinds haar laatste Congres heeft de Partij haar weg gemaakt, zij is gegroeid en een belangrijke factor van het openbare leven geworden. Haar effectieven bereikten niet de 10.000 leden vóór de oorlog, terwijl zij heden de 100.000 overtreffen. Gedurende dezelfde periode is de maandelijkse verspreiding onzer pers van 300.000 op 3 miljoen exemplaren gestegen.

In 1939, stemden 125.000 Belgen kommunist, in 1946 oogstten wij 300.000 stemmen. Het aantal onzer parlementairen steeg van 12 tot 40.

Men weet thans dat de kommunisten niet enkel vurige en onbaatzuchtige militanten zijn, maar ook realistische staatslieden en constructieve leiders.

Sinds haar geboorte, en dit gedurende 25 jaar, is de Partij in de oppositie gebleven. Met andere democratische partijen is zij heden deelachtig aan de democratische coalitieregering. Wij weten zeer goed dat deze medewerking alleen ons niet zal toelaten de kapitalistische uitbuiting en haar nasleep te doen afschaffen.

Wij weten dat slechts twee, of zelfs vier kommunistische ministers, niet in staat zijn de verwezenlijking van ons programma, tegen de wil van 15 niet-kommunistische ministers, door te drijven.

Daar we realisten zijn, hebben wij niet de pretentie mirakels te verrichten.

Maar wij zijn van mening dat het juist is deel te nemen aan de regering en dit zolang die medewerking de arbeiders en het land dient. En wij zijn ervan overtuigd dat tot heden onze medewerking positieve resultaten heeft opgeleverd. Zij heeft ons dikwijls in staat gesteld genomen maatregelen, strijdig met de belangen van het volk, te niet te doen; zij heeft ons geholpen verschillende verwezenlijkingen, ten voordele der arbeiders, door te voeren.

Wij hebben niet de gewoonte te bluffen en wij willen steeds nederig blijven, maar dit moet ons niet weerhouden te zeggen dat, indien de ravitaillering in België beter is dan in hetzij gelijk welk bevrijd land, de kommunisten er het hunne toe bijgedragen hebben.
De gezondheidstoestand in België is beter dan deze in vele andere landen van Europa.
De pensioenen der ouderlingen werden reeds tweemaal verhoogd in de loop der laatste maanden.
De politieke gevangenen hebben reeds een reeks noemenswaardige voordelen bekomen.
De belastingen welke op de arbeiders drukken zullen verminderd worden.
De beroepsraden, de controle op de kostprijzen treden in het domein der verwezenlijkingen.

Voor de eerste maal sinds het einde van de oorlog worden werkelijk concrete vooruitzichten aan de geteisterden gesteld.
Zoveel overwinningen, gedeeltelijke misschien, maar niettemin werkelijke.

Wie zal bestwisten dat deze overwinningen voor een groot gedeelte te wijten zijn, niet enkel aan de actie der kommunistische ministers, maar ook aan die der partij in haar geheel? Zij zijn te wijten aan de actie gevoerd door de arbeiders, welke gehoor gaven aan de oproep der organisaties van de Partij. Zij zijn te wijten aan de vele gemeenschappelijke acties welke op initiatief der kommunisten gevoerd werden.

Dit is de werkelijke zin, dit is de werkelijke concrete draagwijdte van onze medewerking aan de regering, medewerking welke zo vaak slecht begrepen werd niet enkel door onze vijanden; maar zelfs door sommige onzer vrienden.

Wij weten dat wij niet volledig bevredigd kunnen zijn en dat wij ons nog ver van het einddoel bevinden. Maar wij weten ook dat om meer te bekomen, om onze invloed in het land, in het Parlement en in de regering te vergroten, men moet beginnen de Partij te versterken en haar activiteit te ontwikkelen door haar nog steviger aan de massa’s te binden.

Wij zijn thans de derde partij van het land. Maar de kracht onzer theorie, de juistheid onzer politiek, het overwicht onzer organisatieprincipes, de steeds grotere rijpheid der massa’s, moeten ons toelaten de grootste en sterkste partij van België te worden.

Sinds de oorlog hebben wij steeds rijke oogsten binnengebracht, maar er blijft nog veel te ontginnen. Wij zijn er nog ver van af, al de actieve krachten van de arbeid te groeperen, nog ver van het vertrouwen van de meerderheid der arbeiders gewonnen te hebben.

Het is vanzelfsprekend dat het in het arbeidersklasse is dat onze Partij het sterkst wortel heeft geschoten. En nochtans, hoeveel fabrieken bestaan er nog waar geen kommunistische organisatie in het leven geroepen werd, waar geen systematische kommunistische activiteit wordt aan de dag gelegd. Dit is een toestand waaraan zo spoedig mogelijk moet verholpen worden. In de komende maanden, moeten tientallen groepen en afdelingen tot stand komen, en vóór alles in de grote metaalbedrijven van Luik, Henegouwen, Antwerpen en Gent, in de textielfabrieken van Vlaanderen en de streek van Verviers, in de kolenmijnen, niet alleen van het oude bekken, maar ook in deze van Limburg.

Om de bedrijven binnen te dringen, om er steeds steviger wordende stellingen te bezetten, moet men ten alle tijde en in alle omstandigheden de verzuchtingen en de eisen der arbeiders, hoe klein ze ook mogen wezen, verdedigen. Men moet de arbeiders kunnen leiden in hun strijd; zonder zich te laten verlokken door gemakkelijke demagogie en de provocatorische manoeuvres, waar vandaan zij ook komen mogen, verijdelen.

Het is door daden te stellen dat wij de arbeiders zullen bewijzen dat wij de actie voor de verhoging der productie kunnen binden aan de ontwikkeling van de eisenstrijd en aan de verbetering van het lot der arbeiders.

Kommunistische arbeiders en bedienden, de Partij roept u op uw syndicale actie kracht bij te zetten, duizenden nieuwe aangesloten bondsleden aan te werven en voor elke onderneming nieuwe syndicale afdelingen in het leven te roepen.

Maakt deel van uw syndicaat, welke de post ook zij die u er bekleedt of de rol die u er speelt; wees eerlijke syndicalisten; toegenegen en actief (Toejuichingen).

* * *

In de loop dezer laatste jaren mochten wij onze eerste successen boeken onder de boerenstand, voornamelijk in het Walenland.

Evenwel, op meer dan 250.000 landbouwers die het land telt, hebben slechts een klein aantal zich bij de Partij aangesloten. In de meeste landbouwstreken, stemt de overgrote meerderheid der landbouwers nog altijd voor de reactie, die de vijand is van de boerenstand.

Wij moeten, vooral in Vlaanderen, ons nog veel nauwer aansluiten bij de boeren; wij moeten hun eisen leren kennen alsmede de vraagstukken die zich voor hen stellen. Zo gewapend zullen wij bewijzen aan de arbeiders van het land, dat wij besloten zijn hun belangen te behartigen tegen hun vijanden, die ook de vijanden van de arbeidende klasse zijn. Voor de boerenbelangen zullen wij de stadsarbeiders winnen, zodoende wordt het verbond tussen werkers en boeren een levende realiteit.

Reeds sedert ettelijke tijd, heeft onze invloed bij de middenstand flink veld gewonnen en wij verheugen ons over het toetreden tot de Partij van duizenden kleinhandelaars en ambachtslieden. Wij vormen geen Partij uitsluitend uit werklieden bestaande, maar wel een Partij waarin alle lagen der arbeidende klasse te vinden zijn. Daarom verheugde het ons dat in de grote centra en o.m. te Brussel, een tamelijk belangrijk aantal kiezers, tot de middenstand behorende, op 17 februari hun stem aan de Kommunistische Partij gaven.

Zulke uitslagen moet ons er toe brengen ons nog meer in te spannen om onze invloed in deze sector vlug uit te breiden. Bij de werklieden en bij de lieden van de middenstand bestaan gemeenschappelijke belangen: is er geen rechtstreeks verband tussen het loon der arbeiders en de ontvangsten van de winkelier? Het ligt aan ons deze gemeenschappelijke belangen duidelijk in het licht te stellen.

Waar gemeenschappelijke belangen bestaan en waar tegen een zelfde vijand gestreden wordt moet de strijd ook gemeenschappelijk zijn.

* * *

De laatste toetreding van verschillende geleerden en kunstenaars van naam was voor de Partij een blijk van eervolle waardering. Zulke toetredingen bewijzen dat de Kommunistische Partij de Partij van de toekomst is, die aan het mensdom niet alleen materiële welvaart zal brengen, maar ook een vrije en volledige ontplooiing van de cultuur.

De intellectuelen die de beschaving willen dienen hebben hun plaats naast het volk in onze gelederen. Voorzeker bestaan er nog tussen hen en ons heel wat vooroordelen, die de vrucht zijn van laster en leugen. Het ligt aan ons die misverstanden uit de weg te ruimen en te bewijzen dat de kommunisten zich niet alleen met stoffelijke noden bezig houden. Onze taak is te bewijzen dat wij ook het scheppend verstand kunnen waarderen en dat wij het willen vrij maken van de zware banden die het huidig regime, nog doordrenkt van onwetendheid en reactie, op dat scheppend verstand blijft leggen.

* * *

In twee lagen van de bevolking, liet het werk van de Partij nog veel te wensen over. Wij bedoelen, zoals u het waarschijnlijk hebt geraden de vrouwen en de jeugd.

De vrouwen vertegenwoordigen ongeveer 54 % der bevolking in België, maar nauwelijks 15 % van onze effectieven. Dit geeft ons op slag een idee van de weg die wij nog af te leggen hebben.

Ongeveer 15.000 vrouwen zijn lid der partij, welnu in de textielindustrie alleen worden 124.500 arbeidsters gebezigd.

Sommigen zeggen: de vrouwen stellen geen belang in de politiek. Laat ons even kijken. De voorbeelden zijn talrijk dat ook zij vatbaar zijn voor de ruime ideeën van het kommunisme. Indien zij niet talrijker tot ons toetraden, dan is het omdat wij tot nog toe nog geen systematische methode hebben uitgewerkt onder de fabriekarbeidsters, de verkoopsters in de grootwarenhuizen, de bureelbedienden en de bedienden der administraties. En naast al deze arbeidende vrouwen, zijn er de ontelbare huisvrouwen die wij verwaarlozen en die nochtans de openbare mening meer zullen beïnvloeden dan de meeste onzer kameraden het zich voorstellen.

Over de vrouw bestaan er nog heel wat vooroordelen. Zij zou minder intelligent zijn dan de man, minder in staat een reeks activiteiten uit te oefenen, onverschillig ten opzichte van de openbare zaak, zeer geschikt om een invloed der kerk te onder gaan. Zulke simplistische opvattingen zijn uit den booze in de Kommunistische Partij.

Vernielen wij de schuttingen die te lang onze werking hebben belemmerd. Het werk onder de vrouwen mag niet meer worden beschouwd als een specialiteit die wordt toevertrouwd aan specialisten, en waarover men alleen onder vrouwen spreekt. Het moet een centrale opdracht worden van het geheel der Partij. (Langdurige toejuichingen.)

* * *

In de loop van dit verslag hebben wij steeds onze wil ons land weder op te bouwen, een betere wereld op te bouwen onderlijnd en geïllustreerd.

Is het niet begrijpelijk dat deze wens om naar een stralende toekomst te marcheren bij de jongeren een nog geestdriftiger bijval moet kennen dan waar ook?

De jeugd heeft de blik gericht naar de toekomst die haar toebehoort, en nochtans, eigenaardige tegenstrijdigheid, in België waren tot nog toe de reactionaire organisaties met klerikale strekking de enige om spectaculaire resultaten te bekomen in de sector der jongeren. Daarentegen blijven de democratische organisaties soms zeer zwak en steeds ver ten achter.

Daar is dus een toestand die een zekere onrust wekt en die ons verplicht aan de jongeren meer aandacht te schenken dan in het verleden. Methoden die geen resultaten opleverden moeten herzien worden. Onze actie, onze propaganda, onze agitatie moeten meer aangepast worden aan de geest en de verwachtingen der jongeren.

De zwakheid van de democratische jeugdorganisaties berust vooral in het feit dat zij te veel de navolging zijn der politieke partijen. Op dit gebied begroeten wij in de laatste tijden de inspanningen geleverd door de Volksjeugd met het oog op de groepering der vooruitstrevende jeugd, niet alleen om ze te verdedigen, maar ook om haar ontwikkeling en ontspanning te verzekeren.

Maar de Partij zelf heeft haar eigen werk, een zeer belangrijk werk, te leveren onder de jeugd.

Lenin zegde ons:

“Wij zijn een partij die met zelfverloochening een oud rot regime bestrijdt, en de jeugd zal steeds de eerste zijn in zulk een strijd.”

De verwachtingen en eisen der jeugd verdedigen, duizenden jonge mannen en jonge meisjes voor de Partij werven, dat is niet zoals velen denken, de taak van een kommunistische jeugd die een oppervlakkige kopij is van de Partij, maar wel een essentiële taak der Partij zelf. (Toejuichingen.)

De verkiezingen van 17 februari lieten brutaal het contrast blijken tussen Vlaanderen, burcht der reactie en Wallonië, gewonnen voor de democratie.

Wij dragen ons deel der verantwoordelijkheid in deze toestand. Inderdaad, onze Vlaamse organisaties groeperen nauwelijks 20 % onzer effectieven.

Wij moeten kost wat kost een oplossing brengen aan deze toestand, en aan Vlaanderen een groot deel onzer inspanningen wijden. Het gaat er niet alleen om onze Partij in Vlaanderen te versterken, maar er eveneens de stevigste positie der reactie aan te vallen.

Sommigen hebben beweerd de slechte verkiezingsresultaten in Vlaanderen te kunnen verklaren door het mysticisme van de Vlamingen die ze ondoordringbaar maakte voor de kommunistische ideologie. Dat is een willekeurige verklaring die hoogstens kan dienen om het slechte werk te dekken van dezen die deze uitvlucht gebruiken.

Andere beweren alles te kunnen verklaren uit de sociale samenstelling van Vlaanderen, die volgens hen heel anders is dan in Wallonië. Zij vergeten dat Vlaanderen zich snel geïndustrialiseerd heeft gedurende de laatste decaden en dat er op het ogenblik meer Vlaamse dan Waalse industriearbeiders zijn.

Het terrein is niet slechter in Vlaanderen dan in Wallonië, maar om op te brengen moet de grond bewerkt worden. Dat is de taak die de Vlaamse kommunisten, met de steun van de Partij in haar geheel, kunnen en zullen volbrengen. Zij zullen zich meer en nauwer met de massa’s verbinden, zich niet beperken tot een algemene en abstracte propaganda, maar zich nog meer interesseren aan de vele vraagstukken die het dagelijks leven voor de Vlaamse arbeiders biedt. In plaats van zich terug te trekken zullen zij alles in het werk stellen om acties op touw te zetten, even talrijk als verschillend.

Zij zullen het broederlijk verband tussen de werkers en de Vlaamse boeren nauwer toehalen. Zij zullen hen tonen dat ze de gewetensvrijheid en de godsdienstige overtuiging weten te eerbiedigen.

De Vlaamse communisten moeten zich laten leiden door de sterke democratische tradities van Vlaanderen en de belangen van hun volk verdedigen zoals vroeger Jan Breydel, Pieter de Coninck en Artevelde het deden.

* * *

Ik zou nu enkele woorden willen zeggen over onze pers. Het is niet omdat we een grote partij geworden zijn dat we het recht zouden hebben ons daar niet meer mee bezig te houden. We moeten er toe bijdragen haar inhoud te verbeteren door het vormen van een net van correspondenten. We moeten haar verspreiding uitbreiden door haar in een steeds breder wordende kring te doen binnendringen, door haar grondig te laten binnendringen in die streken waar de partij pas doorgedrongen is.

De collectieve verkoop, die te veel verwaarloost wordt, moet terug in eer hersteld worden. En in dit verband wil ik een eresaluut brengen aan de eerste Jacquemottebrigades, die op het ogenblik nog slechts een paar pioniers groeperen, maar die weldra, ik ben er van overtuigd, door duizenden militanten zullen vervoegd worden.

Ik doe beroep op al de mandatarissen, op al de gekozenen, op al de bestendigen van de partij, opdat zij, bewust van hun verantwoordelijkheid, in de eerste rangen zouden staan van onze propagandisten voor de pers. (Langdurige toejuichingen.)

Als we degenen die ons hun vertrouwen schonken niet willen ontgoochelen, als we degenen die tot ons kwamen willen behouden, als we de invloed van de partij willen vergroten, is het noodzakelijk het innerlijk leven te intensifiëren, het werk der verschillende onderafdelingen te verbeteren evenals hun onderlinge verbinding.

Zeker, de oorlog en de illegaliteit waren een uitstekende scholing, en zowel tijdens de bezetting als na de bevrijding, zijn we erin geslaagd duizenden nieuwe militanten te vormen, waarop we met recht fier zijn. Maar het is daarom niet minder waar dat tientallen duizenden leden, die tot ons zijn gekomen tijdens de laatste jaren, niet voldoende in de partij werden opgeslorpt, en onvoldoende in haar werking betrokken werden.

Waar schuilt de oorzaak van dit kwaad?

In de zwakte van vele onzer basisgroepen, in de dikwijls onvoldoende verbinding tussen de groepen en de afdelingen, tussen de secretarissen het comité van de groep en haar leden.

Onze groepen vergaderen niet met de gewenste regelmatigheid. De dagorde der vergaderingen mist dikwijls het nodige belang.

Dit moet verbeterd worden. Regelmatige bijeenkomsten houden, ze aantrekkelijk maken door besprekingen over concrete onderwerpen, betrekking hebbend op het bedrijf, de gemeente of de wijk.

Ook de verdeling der taken in de schoot der Partij moet herzien worden. We kunnen inderdaad een ongunstige neiging vaststellen tot het zich vormen van twee categorieën leden: een kleine minderheid overladen met werk en een grote meerderheid die weinig of niets doet.

Ook hier dient verbetering aangebracht te worden door duizenden leden aan het werk te zetten, die in waarheid niet beter vragen.

Onze Partij is en blijft een Communistische Partij die zich steunt op de onderrichtingen van het wetenschappelijk socialisme. Om zich bewust te zijn van zijn taak moet elk lid zich de voornaamste regels van deze theorie eigen maken. We hebben een opvoedingssysteem georganiseerd dat goede vruchten heeft afgeworpen voor de hogere trappen.

Maar er blijft ons nog een grote taak te vervullen: aan de basis, het is te zeggen aan het geheel onzer leden, de mogelijkheid geven zich te vormen, zich politiek op te voeden. Om dit doel te bereiken, hebben wij veelvuldige volksvoordrachten op het oog, alsmede elementaire cursussen welke gemakkelijk te volgen zullen zijn en gegeven in verband met de hedendaagse vraagstukken.

Onze Partij heeft zich omgevormd; wij spelen een veel voornamere rol dan voorheen en wij hebben sommige onzer arbeidsmethoden veranderd. Maar ons Partij is gebleven wat zij was sinds haar geboorte: een arbeiderspartij, een partij in dienst van het volk, een partij welke strijdt om een nieuwe maatschappij op te bouwen. (Toejuichingen.)

Daarin verschillen wij met de andere partijen, dit legt de tucht, de onbaatzuchtigheid, de toewijding onzer militanten uit, wat zelfs onze vijanden niet kunnen betwisten.

We zijn een regeringspartij geworden maar het is ons doel de massa’s te mobiliseren en niet hen in slaap te wiegen.

Onze Partij heeft prachtige verkiezingssuccessen kunnen boeken en wij zijn er van overtuigd dat zij er nog grotere zal behalen.

Maar dit betekent geenszins dat zij zich gaat omvormen in een verkiezingsmachine.

De Partij is en zal een strijdorganisatie blijven, voor dewelke de verkiezingen een middel en geen doel betekenen.

In onze rangen is geen plaats voor het electoralisme en zijn weinig aantrekkelijke combinaties.

De effectieven der Partij zijn vertienvoudigd sinds de bevrijding, onnodig te zeggen dat deze geweldige ontplooiing het opstellen van een veel groter apparaat, dat hetgeen bestond vóór de oorlog, heeft noodzakelijk gemaakt. Maar het mag niet zijn dat de ontwikkeling van dit apparaat aanleiding geeft tot een zogezegde “bureaucratisatie” of “functionarisatie”.

De activiteit der Partij was steeds gegrondvest op de vrijwillige arbeid en niet op een apparaat samengesteld uit bestendigen. (Toejuichingen.)

Dit was het geval tot heden en het zal zo blijven in de toekomst.

Onze Partij geeft blijk van een realisme dat dikwijls onze tegenstanders in verwarring brengt, maar dit realisme is juist de weerkaatsing onzer trouw aan het wetenschappelijk socialisme.

Wij zeggen met Joseph Jaequemotte:

“Onze unitaire houding, onze vurige strijd voor de organische eenheid der arbeidersklasse, betekent geenszins dat wij de kommunistische princiepen, deze van Marx, Engels, Lenin en Stalin de rug toekeren.” (Toejuichingen.)

Sinds een kwarteeuw van haar bestaan heeft de Partij menig zware slag geleverd. Hoe dikwijls hebben onze vijanden niet triomfantelijk onze nederlaag, onze aftocht, onze liquidatie verkondigd? Wij hebben zegevierend het hoofd geboden aan de hevigste wanvallen en wij hebben de handigste valstrikken welke men ons stelde, vermeden. Noch de nederlagen, noch de successen hebben ons het hoofd doen verliezen.

Heden wordt een belangrijk hoofdstuk der geschiedenis onzer Partij afgesloten, wij kunnen met fierheid op het verleden terugblikken en de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.

Indien wij heden onvergelijkelijk sterker zijn dan vóór 7 jaar, is dit vooral omdat, in alle omstandigheden, wij, trouw aan ons ideaal, met volstrekte toewijding de zaak van het volk gediend hebben.

Geen enkel ogenblik hebben wij het contact met de massa’s verbroken, wij hebben steeds bij hen gestaan in hun strijd en in hun smart en hun vreugde.

Het is in het volk dat wij ons geloof en onze kracht putten.

Het is met het volk dat wij de zaak der arbeiders zullen doen zegevieren; dat wij een nieuw, onafhankelijk, vrij, voorspoedig en gelukkig België zullen opbouwen. (Langdurige toejuichingen. Ovatie.)

Na de bespreking van de verslagen heeft Edgar Lalmand de besluiten getrokken uit het 8ste congres in een redevoering, die wij hieronder afdrukken:

LAND EN VOLK DIENEN
DE WERKERS VERDEDIGEN

dat is het streven van de kommunisten

Wat het duidelijkste tot uiting kwam tijdens deze bijzonder belangwekkende besprekingen, welke wij deze laatste dagen konden bijwonen, is de onwrikbare wil die ons allen bezielt om ons land, ons volk en de werkers te dienen.

Inderdaad, in elk der veelvuldige tussenkomsten welke wij hier gehoord hebben, kwam bestendig de vurige wens tot uiting, steeds en overal de getrouwe dienaars van de natie en de beste verdedigers der werkers te zijn.

In de loop van de vijf en twintig jaar van ons bestaan, hebben wij nooit opgehouden onder alle omstandigheden en overal de werkers te dienen. (Toejuichingen.)

Steeds aan de spits van de strijd

Dat het me toegelaten weze, er u eens te meer aan te herinneren, dat tijdens de bezettingsjaren de kommunisten hun plicht met fierheid volbracht hebben aan de spits van de strijd.

De kommunisten waren de beste strijders voor de bevrijding van het grondgebied, voor de onafhankelijkheid van het land, voor de vrijheid van het volk. Na de bevrijding werden nieuwe taken gesteld, de taak voor de wederopbouw van het land, deze van de vernieuwing. Het puin moest opgeruimd worden, de wonden geheeld. Er moest orde in het huishouden komen, het mooier en aangenamer maken. Eens te meer eisten de kommunisten de eer op, in de eerste rijen te staan bij het vervullen dezer taken.

De omstandigheden zijn veranderd. Wij hebben soms onze tactiek en onze werkmethoden gewijzigd. Gisteren leefden wij illegaal, wij moesten ons verbergen, wij durfden de tram niet nemen, wij deden mee aan de zwarte markt en het gebeurde ons, rantsoeneringzegels te bemachtigen.

Vandaag gebeurt het dat wij auto rijden, wij zitten in de regering, wij bestrijden de zwarte markt.

Gisteren, evenals vandaag nochtans, zijn wij kommunisten gebleven, de beste zonen van het volk, de verdedigers van de werkers.

Maar omdat wij kommunisten zijn, zijn wij realisten en zeggen we: men dient de zaak van de werkers niet, men dient de zaak van het volk niet door hun ordewoorden te geven die niet te verwezenlijken zijn en bijgevolg vals en gevaarlijk.

De reactie steekt de kop op

In het land heerst een ontevredenheid onder de arbeidende lagen. Deze ontevredenheid is ongelukkig gewettigd. Wij hopen op betere tijden. Meer dan achttien maanden zijn verlopen sedert de bevrijding en de werkers zijn terecht van oordeel dat zij niet in voldoende mate genieten van de economische herneming. Men had gehoopt een rechtstreekse slag aan de reactie te hebben toegebracht. Welnu, zij steek de kop reeds op. Dat alles verklaart de gewettigde ontevredenheid van de arbeidende massa’s die te goeder trouw de volgende vraag stellen: vergissen de kommunisten zich niet op het huidige ogenblik, dienen de kommunisten de zaak der werkers nog, door aan de regering deel te nemen?

Deze vraag werd nog dringender toen de beslissingen van de Nationale Conferentie van de Arbeid bekend werden. We waren met de syndicaten, met het ABVV, partijgangers van een loonsverhoging van 10 %.

De Eerste Minister stelde op de Nationale Conferentie van de Arbeid voor, en deed het ook aanvaarden de lonen te stabiliseren, de prijzen met 10 % te verlagen, de strijd tegen de zwarte markt te voeren tegen de trafikanten, dit alles met de steun der werkers.

Ik stel de vraag: hebben wij de werkers gediend door ons akkoord te verklaren? Zouden wij de zaak van de werkers gediend hebben door de voorstellen te verwerpen, die aanvaard werden door de Nationale Conferentie van de Arbeid? Zouden wij de zaak van de werkers gediend hebben met door onze oppositie tegen deze beslissing de ontbinding van de regering en de verdeeldheid der arbeiders uit te lokken? (Toejuinchingen.)

Wanneer de termijn verlopen is, moeten wij poolshoogte nemen

Wij hebben aanvaard aan deze proefneming deel te nemen. Wij hebben de werkers opgeroepen de regering te steunen in haar strijd tegen de zwarte markt en voor de prijsverlaging. Maar wij hebben er aan toegevoegd: het betreft niet een proefneming en wanneer het tijdstip verstreken is, moeten wij elkaar weerzien, poolshoogte nemen en het vraagstuk van de verhoging der koopkracht van de lonen opnieuw stellen.

De Eerste Minister heeft ten andere verklaard dat men in een nabije toekomst zou moeten overgaan tot zekere aanpassingen van lonen, die zich opdringen.

Moesten wij onmiddellijk na de Nationale Conferentie van de Arbeid de regering verlaten? Moesten wij aldus voldoen aan de wensen van de reactie en zekere democraten die op het huidige ogenblik op gevaarlijke wijze flirten met de leiders van de Christen Volks Partij?

Opvallende provocaties

Welnu, indien men een ogenblik had kunnen twijfelen over het antwoord dat op deze vraag te geven is, zouden de gebeurtenissen die plaats grepen na de Nationale Conferentie van de Arbeid volstaan hebben om alle twijfel weg te nemen. Wat is er gebeurd? Overal zijn zo wat stakingen uitgebroken in het land, en reeds voor ze uitbraken, stelde men de kommunisten er voor verantwoordelijk. Wie zette er aan tot staking? In vele fabrieken was de provocatie opvallend. De patroons deden beroep op de Rijkswacht, alleen met het doel de arbeiders te provoceren.

Wij woonden een geweldig laster- en leugenconcert bij, waaraan het grootste deel van de Pers deelnam.

De toestand is ernstig

Wij moeten de toestand zien zoals hij is, en zonder overdrijven, maar ook zonder de ontegensprekelijke ernst van het huidige ogenblik trachten te verbergen. Er bestaat op het ogenblik een ernstig en werkelijk reactionair gevaar, niet alleen op het nationale plan, maar ook op internationaal gebied. Ik zou u van deze overtuiging willen doordringen. Dat voor ons allen die de zaak van het volk, de zaak van de werkers willen verdedigen, de hoofdzakelijke taak van het ogenblik, de taak waarvan alles afhangt onder de huidige omstandigheden, er in bestaat de weg af te snijden aan het geweldig reactionair offensief dat zich in België en in het buitenland ontwikkelt.

In België is het gevaar des te groter, daar wij te doen hebben met een machtige reactie, terwijl het democratisch blok zwak is bij gebrek aan samenhorigheid. Welnu, wij zijn getuige van drijverijen vanwege elementen die zich op de democratie beroepen, die trachten de ontbinding van het democratisch blok uit te lokken, ten einde de verstandhouding met de CVP te verwezenlijken.

Men moet de CVP buiten de regering houden

Wat zou het deelnemen van de CVP aan het bewind betekenen, wat zou voor ons volk, voor de werkers van ons land, een regering betekenen in de schoot waar de CVP, partij der reactie, wat men er ook van zegge, een overwegende invloed zou uitoefenen?

Dat zou voor een nabije toekomst betekenen: de devaluatie en al de ellende die er uit voortvloeit voor de werkers, voor al degenen die van hun loon leven; dat zou een bijzonder ernstige bedreiging betekenen voor de onafhankelijkheid van ons land, een werkelijk gevaar voor de democratische instellingen, en dat zou eveneens betekenen de weg te openen voor het neofascisme.

Laten wij aan de spits van de strijd blijven!

Laten wij de werkers verenigen in een machtig Blok van de Arbeid

Laten wij de werkers leiden in hun acties, laten wij de eenheid en de samenhang in hun rangen bewaren.

Laten wij de werkers verenigen in een machtig Blok van de Arbeid, waartegen het offensief van de reactie zal te pletter lopen.

Alleen de nauwe eendracht der werkers zal ons in staat stellen de definitieve overwinning van de democratie te verzekeren.

Eendrachtig en met geestdrift vooruit! (Langdurige toejuichingen.)

Ondanks de drijverijen en de aanvallen van onze vijanden, hebben wij belangrijke overwinningen behaald.

De syndicale eenheid die in ons land verwezenlijkt werd, is een overwinning van onze Partij op de vijanden van de eenheid.

Wij hebben bij de verkiezingen een groot succes geboekt. De verkiezingen hebben bewezen dat wij een grote Partij zijn geworden, die overal in het land is doorgedrongen en in al de lagen van de bevolking.

De jongste onzer overwinningen is dit prachtig Congres waarvan het schitterend succes op definitieve wijze het pessimisme en het ongeduld, waarvan zekeren blijk geven, veroordeelt.

Onze Partij heeft zich gehard tijdens de strijd, in de illegaliteit gevoerd, zij is gerijpt bij het vervullen van de nieuwe taken die haar zwaardere verantwoordelijkheden oplegden. Alhoewel wij ons dikwijls tegenover zeer moeilijke toestanden bevonden, zijn wij er in gelukt de eenheid en de tucht in onze rangen te bewaren.

Ik ben gelukkig en fier te kunnen onderlijnen dat ondanks het lijden en de opofferingen, ondanks de laster en de hinderlagen van onze vijanden, wij de Partij van een nieuw type zijn gebleven.

Wij zijn een leger, sterk door zijn geest van onthechting, zijn geestdrift en zijn tucht. Maar wij zijn ook een grote familie die innig verenigd is.

Dat verklaart waarom wij hartstochtelijk aan onze Partij zijn gehecht.

Dat verklaart waarom er voor ons kommunisten geen groter streven bestaat dan het land en het volk te dienen in de rangen van onze glorierijke partij.

Eens te meer staan de congressisten recht om de beminden leider langdurig toe te juichen, de leider die aan hun hoofd stond gedurende de ondergrondse strijd en die hen vandaag leidt in de strijd voor de hernieuwing van het land.

Besluit

in verband met het Politiek Verslag door kameraad Lalmand op het 8ste Congres uitgebracht
Het Congres

1° Keurt de politieke lijn en de besluiten van het verslag van kd. Lalmand goed.

2° Onderlijnt voor het land, het kapitale belang van de vestiging van een juiste et stevige vrede, gesteund op de volledige denazificatie van Duitsland en zijn medeplichtigen, op de eensgezindheid van alle democratische staten en in het bijzonder deze van de drie zegevierende grootmachten.
De veiligheid en de onafhankelijkheid van België eisen een buitenlandse politiek gesteund op de vriendschappelijke betrekkingen en de solidariteit onder alle mogendheden, zonder enige uitsluiting.

3° Onderlijnt de onontbeerlijke economische, politieke en sociale hernieuwing van het land en eist voor alles de bestendige ontwikkeling van de productie en haar oriëntering naar de vervaardiging van kwaliteitsproducten. Deze hernieuwing van het land wordt verhinderd door de almacht van de trusts die de bijzonderste hinderpaal vormen voor de ontwikkeling van de economische, politieke en sociale democratie. Daarom roept het Congres alle werkers op zich te verenigen, om een programma van nationalisaties, beperkt tot de sleutelposities ingenomen door de trusts, te doen zegevieren, hetgeen aan het land zal toelaten zijn hernieuwing op stevige economische grondvesten te verzekeren en de democratie te verbeteren.

4° Meent dat de werkers recht hebben op een rechtmatiger deel van de verhoogde productie. De stabilisatie van de lonen, zelfs wanneer zij als tegengewicht een prijsverlaging heeft, kan slechts een voorlopige maatregel zijn. Het congres roept alle werkers op hun krachtsinspanningen te richten op een verhoging van de productie en aldus een van de voornaamste basissen voor de verhoging van hun levenspeil nogmaals te versterken.

5° Meent dat het land er alle belang bij heeft de CVP die de voornaamste vertegenwoordiger der reactie is, te beletten weer aan de macht te komen.

6° Besluit alles in het werk te stellen om de manoeuvres, die er op gericht zijn zekere democratische elementen in het reactionaire vaarwater te trekken, ten einde de huidige regeringscoalitie te ontwrichten, schipbreuk te doen lijden.

7° Herinnert er aan dat de regeringsdeelname van de kommunisten uitsluitend is ingegeven door de wil de zaak der werkers en der democratie te dienen en begroet de werking ontplooid door de kommunistische ministers.

8° Waarschuwt alle democraten tegen de laster en de provocaties, die de reactie vermenigvuldigt met het doel hen te verdelen. Nodigt hen uit de banden die hen verenigen in hun gemeenschappelijke wil het land weer op te richten te versterken, en de reactie de pas af te snijden.

9° Is van oordeel dat de aan het land en de werkers gestelde taken dringend de vorming van een “Blok van de Arbeid” eisen, blok dat de mogelijkheid biedt de arbeiders naar de volledige eenheid en de samenballing van hun krachten te leiden.

10° Stelt met fierheid de geweldige toename van de partijeffectieven vast en zulks ondanks de zware verliezen geleden in de strijd tegen het fascisme en voor de onafhankelijkheid van het land.
Het komt er nu op aan niet alleen de partijorganisaties te verstevigen, maar deze tevens te ontwikkelen door een steeds engere verbinding met al de lagen van het werkende volk.

11° Herinnert eraan dat de Partij niet slechts sterk is door het aantal maar ook door de geest die haar bezielt, door haar bekwaamheid de massa’s aan te voeren en te leiden in de dagelijkse strijd voor een hernieuwd België.

12° Roept de arbeiders op, de werking van de Kommunistische Partij te steunen, eraan deel te nemen, haar rangen te versterken, ten einde in een nabije toekomst de hernieuwing van het land en de onontbeerlijke eenheid der werkers te verzekeren, die hen naar het socialisme kan voeren, hetgeen de hogere bestaansrede van de Kommunistische Partij is en blijft.


Zoek knop