Sabine Kraus

Gevangen vrouwen; isolement en afstomping


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, december, 1990, nr. 37
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Wat moeten we doen met wetsovertreders?
Uitgelezen moorden
Ravachols verboden toespraak

Weinig mensen weten hoe het in een gevangenis of huis van bewaring werkelijk toegaat. Met verontwaardiging lezen we in geschiedenisboeken en in kranten over onmenselijke straffen in de middeleeuwen of in Iran. Maar gevangenisstraf wordt nog altijd gezien als een normaal, beschaafd verschijnsel. Misschien komt dat wel omdat de gevangenisstraf zich niet in het openbaar afspeelt. Het afhakken van handen, het nagelen aan de schandpaal, het hangen aan de galg, dat gebeurde en gebeurt met publiek. Iedereen kan zien hoe wreed het is. Maar gevangenissen zijn afgesloten gebouwen, waar het publiek nooit komt. Wie tot gevangenisstraf wordt veroordeeld, wordt uit de maatschappij verwijderd. En wat er verder gebeurt in die gevangenis ziet bijna niemand. Daarover gaat dit artikel van advocate Sabine Kraus. Wat gebeurt er met die gevangenen? Wat betekent gevangenisstraf in de praktijk? Het artikel gaat met name over vrouwen. Veel van hun gevangenisellende gaat ook op voor mannen – maar vrouwen worden extra hard getroffen door gevangenisstraf.

Op dit moment zijn er in Nederland ongeveer 250 vrouwen gedetineerd (in voorlopige hechtenis of als gevangenisstraf). Dat is zo’n vier procent van het totaal aantal gedetineerden. Over de oorzaken van het feit dat er relatief zo weinig vrouwen gedetineerd zijn, bestaan verschillende theorieën. Waarschijnlijk speelt mee dat vrouwen door hun maatschappelijke conditionering eerder geweld plegen tegen zichzelf dan tegen anderen (zodat vrouwen eerder in de psychiatrische hoek belanden dan in gevangenissen). Ook denkt men dat rechters en psychiaters bij een vrouw die een ernstig strafbaar feit pleegt, eerder geneigd zijn te denken dat ze niet helemaal toerekeningsvatbaar is (omdat een vrouw zoiets toch ‘normaal’ niet doet). Bij een man zouden ze eerder hetzelfde gedrag als normaal strafbaar gedrag zien. Verder kan een rol spelen dat rechters het moeilijk vinden om een vrouw met kinderen gevangenisstraf te geven, omdat de kinderen dan zonder moeder komen te zitten.

De gemiddelde duur van de gevangenisstraf is bij vrouwen iets meer dan drie jaar. Meer dan de helft van de vrouwen zit in de gevangenis wegens het bezitten of verhandelen van drugs. Ongeveer een kwart zit wegens diefstal en ongeveer vijftien procent wegens een ernstig geweldsdelict.

Het feit dat er relatief weinig vrouwen gedetineerd zijn, brengt voor deze vrouwen grote nadelen met zich mee. Zij hebben daardoor veel minder mogelijkheden dan manlijke gedetineerden. Voor mannen bestaan er allerlei types huizen van bewaring en gevangenissen, en daarbinnen zijn er weer allerlei soorten paviljoens. Vrouwen worden meer op één hoop gegooid, omdat ze met minder zijn. Doordat er maar een paar inrichtingen voor vrouwelijke gedetineerden zijn, zitten vrouwen ook vaak verder van huis. Dat is vooral vervelend in verband met bezoek. Het komt nauwelijks voor dat een man die in Den Haag woont in Maastricht vast zit, maar bij vrouwen is dat wel normaal. Door de wrange omstandigheid dat het aantal vrouwelijke gedetineerden de laatste jaren sterk is toegenomen, zijn de mogelijkheden wel aanzienlijk verbeterd. Tot 1978 waren er nog maar 50 plaatsen voor vrouwelijke gevangenen, allemaal in Rotterdam. In de jaren daarna nam het aantal plaatsen voor vrouwen aanzienlijk toe. Het duurde echter tot 1985 voordat er ‘open’ plaatsen voor vrouwen kwamen en tot 1987 voordat er ‘halfopen’ plaatsen kwamen.[1]

In Nederland bestaan bijna alle plaatsen voor gedetineerden uit individuele cellen. De meeste gevangenen willen dat ook het liefste, om alleen te kunnen zijn. Ruim een kwart van de door het WODC[2] geënquêteerde vrouwen zou echter misschien wel een cel willen delen. “Ik hou ervan om te praten, alleen heb je meer verdriet” en “ik voel me nu vaak erg eenzaam”, zeggen deze vrouwen.

Het is niet zo dat de gedetineerden de hele dag op hun cel zitten, laat staan dat de celdeur de hele dag op slot zit. Een groot deel van de tijd wordt besteed aan gezamenlijke activiteiten buiten de cel, zoals arbeid en sport. Er zijn echter wel periodes dat vrouwen langere tijd achter slot en grendel moeten zitten, bijvoorbeeld ’s nachts en in het weekend. Dat is vreselijk zwaar en eenzaam. De vrouwen zitten dan vaak te ‘tuchten’, zoals dat heet in het jargon. Dat wil zeggen dat ze het erg moeilijk hebben; ook wel genoemd ‘zwaar zitten’.

Sharon: “Hoe het voelt om opgesloten te zitten in een cel is moeilijk uit te leggen. Je moet het meemaken om echt te weten hoe het is. Laat ik maar vertellen wat ik deed, als ik opgesloten was in m’n cel. Je zit daar en dan sta je op en je loopt naar de ene kant van je cel, wat niet ver is, je staat daar een tijdje en dan loop je terug, je kijkt uit het raam en alle gedachten gaan door je hoofd – was ik maar buiten, de kinderen, vrienden, wat je zou doen als je buiten was. Dat is echt deprimerend en je moet ophouden erover na te denken, want anders word je emotioneel en ga je huilen en je zegt bij jezelf: nee, ik moet ophouden met denken, ik moet iets doen. Dus dan ga je je wassen en daarna ga je wat kleren wassen, je slipjes of je bh of zo, en dan ruim je je cel op. Dat heb je al duizend keer gedaan, maar je doet het nog een keer om wat te doen te hebben. Dan begin je een boek te lezen, maar je kan er niet inkomen, dus je staat op en je gaat je cel weer opruimen, weet je wel, alleen om je geest bezig te houden, want anders. ..ik kan het niet onder woorden brengen.”

Gevangenissen zijn bedompte, vaak vieze gebouwen. Omdat er geen ramen open kunnen, stinkt het er altijd min of meer. De nieuwe moderne gevangenissen zijn in sommige opzichten wel wat beter dan de oudere, maar ze hebben ook nadelen. De bewaking gaat er grotendeels met camera’s. Je voelt je voortdurend bespied, zonder dat je weet of er echt iemand kijkt en wie dat dan is. Als je je binnen het gebouw moet verplaatsen, loop je (na verkregen toestemming) in je eentje door de gangen. Deuren gaan voor je open als je er bent. De lift gaat open en brengt je naar de verdieping waar je heen moet. Knopjes zijn er niet. Dat wil zeggen dat je permanent in de gaten gehouden wordt door iemand aan een bedieningspaneel, die de deuren voor je opent en de lift in werking zet.

De gedetineerden hebben er recht op elke dag minimaal een half uur te luchten. Verder hebben ze recht (en als ze veroordeeld zijn de plicht) om arbeid te verrichten. Het werk dat wordt aangeboden is saai en geestdodend. Het lijkt een cliché, maar er worden nog altijd gewoon wasknijpers in mekaar gezet (bijvoorbeeld voor Sorbo). Voor vrouwelijke gevangenen is de aangeboden arbeid bovendien heel traditioneel-vrouwelijk. Naast huishoudelijk werk voor de inrichting zelf is het vooral textielarbeid. De verdiensten zijn schandalig laag; met halve dagen werk verdien je een paar tientjes per week.

Kinderen

Voor vrouwen met kinderen is gevangenisstraf natuurlijk extra moeilijk. Ongeveer 60 procent van de gevangen vrouwen heeft kinderen. Meestal zitten de kinderen, zolang moeder in de gevangenis zit, bij hun vader of bij familie. Anders wordt het een tehuis of een pleeggezin. Baby’s tot ongeveer negen maanden mogen bij hun moeder blijven. Tijdens het WODC-onderzoek waren er drie moeders met een baby in de gevangenis.

Slechts ongeveer de helft van de moeders krijgt bezoek van de kinderen. Het WODC heeft aan de vrouwen gevraagd of zij er voor zouden zijn dat kinderen tot de schoolgaande leeftijd bij hun moeder zouden mogen blijven. Ruim de helft was daarop tegen, omdat ze de sfeer in de gevangenis te slecht vonden voor kinderen. Zij zouden veel liever zien dat de mogelijkheden voor contact met de kinderen wat beter zouden worden.

In de meeste inrichtingen mogen de vrouwen één keer per week een uur bezoek hebben. Daarbij zijn altijd bewaarders aanwezig (alleen langgestraften mogen soms eens per maand een uur bezoek zonder toezicht ontvangen). Telefoneren gebeurt op eigen kosten en mag (afhankelijk van de inrichting) één, twee, of drie keer per week, in totaal maximaal 10 of 20 minuten. Ook hierbij zijn bewaarders aanwezig.

Sue, moeder van vier kinderen tussen twee en veertien jaar: “Ik werd elke zes maanden een paar dagen overgeplaatst naar een gevangenis in de buurt van mijn kinderen, zodat ze op bezoek konden komen. Ik was altijd ziek voordat ik zou gaan, ik rookte sigaretten, ik was misselijk en had diarree. En dan kwam het bezoek. Je moet je voorstellen, ik zat daar maar en ze wilden me allemaal al het nieuws van de afgelopen zes maanden vertellen. Ik moest naar drie conversaties tegelijk luisteren, Rebecca wilde dat ik haar voorlas en spelletjes met haar deed en de jongens wilden me alles vertellen. Ze zeggen wel eens dat het je eigen schuld is als je in de gevangenis komt. Oké, maar mijn kinderen hoeven er toch niet onder te lijden?”

Sharon, moeder van een dochter van twee: “Ik maakte me zorgen: hoe gaat het met m’n dochtertje? Ze wordt groot en ik ben er niet bij. Maar tegelijk wilde ik niet dat ze naar de gevangenis werd gebracht. Want hoewel ik haar dolgraag wilde zien, was ik vastbesloten dat ze me niet in de gevangenis moest zien. Ik denk dat zoiets bij een kind blijft hangen en daarom wilde ik niet dat ze kwam.”

Seksualiteit en relaties

Het ligt voor de hand dat seks een belangrijk probleem kan worden voor wie lang gevangen zit. Meestal zijn gevangenen immers niet (of maar heel zelden) in de gelegenheid met iemand te vrijen. Bij langgestraften bestaat soms wel de mogelijkheid om zonder toezicht een uur per maand bezoek van hun man of vriend te krijgen (dat verschilt per inrichting) en tegen het eind van hun straf krijgen Nederlandse langgestrafte vrouwen ook af en toe weekendverlof. Maar voor de meeste gevangen vrouwen is er geen mogelijkheid om seksueel contact te hebben met een partner buiten de gevangenis.

Regelmatig ontstaan er lesbische relaties tussen de gedetineerde vrouwen onderling. De inrichtingen zijn hier niet blij mee en proberen het tegen te gaan met bijvoorbeeld de regel dat een gevangene nooit bij een andere gevangene in de cel op bezoek mag gaan. Ook vertellen veel vrouwen in het WODC-onderzoek dat zij overgeplaatst zijn omdat ze een relatie hadden met een vrouw op hetzelfde paviljoen.

Sue: “Als je naar de wc wilt moet je het eerst vragen en als er al iemand naar de toiletten is, dan moet je wachten tot zij terug is, zodat er geen L.A. (lesbische activiteiten) voorkomen in wc’s. Ik zei altijd: als ik een relatie met een vrouw wil dan doe ik dat gewoon en niemand mag daar wat van zeggen. De rechter heeft me levenslang gegeven, maar hij zei er niet bij dat ik geen relatie met een andere vrouw mocht hebben.

Alle meiden in de gevangenis schrijven elkaar stiekem brieven. Dat is vooral om je hersens levend te houden. Ze schrijven elkaar dat ze van elkaar houden. Nou, dat is natuurlijk ook zo – als je eenzaam bent, dan is het heel belangrijk om van iemand te houden. Ik heb ook een vriendin gehad; we zaten elkaar vaak te knuffelen. We hadden geen lesbische relatie, maar we knuffelden elkaar omdat dat zo belangrijk was: iemand die je vasthield.”

Ongewenste toenaderingen door gevangen vrouwen onderling komen voor, maar niet veel. Het WODC schrijft dat veel vrouwen vertellen dat zij wel eens door medegedetineerden benaderd zijn, maar dat een eenvoudig ‘nee’ dan voldoende was om verder met rust gelaten te worden.

Intimiteiten tussen gedetineerde vrouwen en gevangenispersoneel komen ook voor, zowel gewenst als ongewenst. Tegenover het WODC hebben drie gedetineerde vrouwen geklaagd over ongewenste intimiteiten door personeelsleden. En, zoals het WODC het formuleert: “Af en toe geeft de houding van vrouwen ten opzichte van mannelijk personeel wel eens problemen in de inrichting.”

Buitenlandse vrouwen

Er zitten vrij veel buitenlandse vrouwen in de gevangenis. Ten tijde van het WODC-onderzoek in 1987 woonde 37 procent van de gedetineerde vrouwen niet in Nederland en had 41 procent van de gevangen vrouwen niet de Nederlandse nationaliteit.

Als racistische clubs als de Centrum Democraten beweren dat er veel buitenlanders in de gevangenis zitten, is dat op zichzelf wel waar. Ze ‘vergeten’ er echter bij te zeggen dat dat maar weinig buitenlanders zijn die in Nederland wonen. Het zijn voor het grootste deel mensen die alleen naar Nederland reizen om drugs te smokkelen. Het slaat dus nergens op om het percentage buitenlanders in de gevangenis te vergelijken met het percentage buitenlanders dat in Nederland woont en dan te zeggen dat het percentage buitenlandse gevangenen in verhouding hoog is.

Van de buitenlandse vrouwen in de gevangenis woont de helft in Zuid-Amerika (vooral in Colombia). Dat zijn bijna allemaal vrouwen die uit bittere financiële noodzaak als drugskoerierster naar Nederland zijn gereisd en die hier gepakt zijn.

Verscheidene problemen komen bij buitenlandse vrouwen in de gevangenis minder voor dan bij hun Nederlandse medegevangenen. Bijvoorbeeld is slechts 13 procent van de buitenlandse vrouwen aan drugs verslaafd, terwijl dat bij de in Nederland wonende vrouwen 46 procent (!) is.

Maar daar staan andere problemen tegenover. Die komen voor een groot deel doordat de buitenlandse vrouwen geen Nederlands spreken. Dat maakt het voor hen moeilijker om zich in de gevangenis te redden. Dat geldt natuurlijk vooral voor degenen die een taal spreken die niemand anders in de gevangenis kent. De Engels- en Duitstaligen hebben het voordeel dat veel medegevangenen en bewaarders die talen wel een beetje kennen. Zij kunnen dus wel individuele gesprekken voeren. Maar in de groep wordt er toch Nederlands gesproken en dan voelen deze vrouwen zich buitengesloten.

De Spaanstalige kunnen moeilijker praten met bewaarders, hulpverleners en Nederlandse gevangenen. Maar zij hebben het voordeel dat ze met een grote groep zijn, dus zij kunnen met veel medegevangenen wel goed praten.

Naast de taal zijn er nog diverse andere extra problemen voor buitenlandse gevangenen. Omdat familie en vrienden in het buitenland wonen, krijgen ze zelden of nooit bezoek. Ook bellen is moeilijker, want bellen naar het buitenland is meestal te duur. De zorgen om hoe het gaat met de kinderen zijn voor deze vrouwen dus nog groter dan voor de in Nederland wonende vrouwen.

Een ander groot probleem is dat Justitie bang is dat in het buitenland wonende vrouwen eerder geneigd zullen zijn om te ontsnappen. De meeste in Nederland wonende vrouwen willen niet ontsnappen. Het gevolg zou immers zijn dat ze de rest van hun leven ‘op de vlucht’ in eigen land zouden zijn. Als je geen vreselijk lange straf hebt, is het dan beter je straf uit te zitten. Voor in het buitenland wonende vrouwen geldt dat natuurlijk minder. Als zij erin slagen naar hun eigen land te vluchten zijn ze relatief veilig.

Bij de Engelse feministische uitgeverij Virago Press is een boek verschenen onder de titel Insiders, Women’s Experience of Prison. Het boek bevat interviews met elf vrouwen die gevangen zitten of gevangen hebben gezeten. De langere citaten van vrouwen uit dit artikel zijn uit dat boek afkomstig. (Hoewel de omstandigheden in Engelse gevangenissen anders zijn dan in Nederland – meestal slechter – zijn de citaten zo gekozen dat ze ook op de situatie in Nederland zouden kunnen slaan).

De vrouwen worden in het boek zonder commentaar aan het woord gelaten. Dat leidt ertoe dat je bij sommige stukken uit de interviews wel wat vraagtekens zet. Een vrouw vertelt bijvoorbeeld dat haar moeder haar op haar negende jaar aangaf bij de politie, omdat ze haar moeders portemonnee had gestolen. Daardoor bracht zij de rest van haar jeugd in tuchtscholen door. Verderop in het verhaal vertelt ze hoe ze haar moeder opbelde toen ze voor de eerste keer in de gevangenis belandde: “Mijn moeder zei: ‘Wat? Mijn lieve kindje in de gevangenis?’ Ik was altijd haar lievelingetje geweest, en ze begon te huilen. Ik voelde me heel schuldig.”

Een andere vrouw vertelt eerst over de vele strafbare feiten die ze heeft gepleegd. Daarna vertelt ze hoe ze een vrouwelijke medegevangene, waaraan ze een hekel had, in de val lokte en vervolgens met een gebroken fles ernstig verwondde en haar daardoor blijvend oogletsel bezorgde. Dat de psychiater haar daarna bestempelde als een ‘agressieve psychopate’ vindt ze belachelijk en ze suggereert dat het komt omdat ze tijdens het onderzoek niet meewerkte.

Het feit dat de interviewsters alle verhalen zonder commentaar hebben genoteerd maakt het boek echter wel heel aangrijpend. De vrouwen vertellen misschien niet steeds ‘de’ waarheid, maar ze vertellen hoe het door hun is ervaren, wat het voor hun heeft betekend. Daardoor krijgt de lezer een heel duidelijk beeld van de gevolgen van gevangenisstraf voor vrouwen.

Het gevolg van deze redenatie is dat de buitenlandse vrouwen nooit in aanmerking komen voor strafonderbreking, verlof en plaatsing in een (half-)open gevangenis. De straf is daardoor voor hen aanmerkelijk zwaarder. Dit zou bijvoorbeeld gecompenseerd kunnen worden door deze vrouwen wat eerder voorwaardelijk in vrijheid te stellen. Maar dat gebeurt niet.

Een andere oplossing zou zijn om de straf in eigen land te laten uitzitten. Het WODC heeft gevraagd of vrouwen dat zouden willen. Zestig procent van de vrouwen wilde dat absoluut niet, want “hier word je niet gemarteld” en “vergeleken met de gevangenissen in mijn land is het hier een hemel”.

Alles is immers relatief. Ondanks de ellende in Nederlandse gevangenissen en ondanks het feit dat die ellende voor buitenlandse vrouwen nog groter is, zijn de gevangenissen in de meeste andere landen inderdaad nog erger.

Het resultaat: afstomping

Gevangenschap is ontzettend geestdodend. Je bent geïsoleerd van de rest van de wereld, letterlijk en figuurlijk. In de meeste gevangenissen kan je nauwelijks naar buiten kijken; vaak zie je alleen maar de lucht, of een muur.

Sue: “Ik kan Durham altijd alleen maar beschrijven als een onderzeeër – ik ben nooit in een onderzeeër geweest, maar zo stel ik het me voor. Je zag geen daglicht. Het was alsof je levend begraven was. Het was net alsof de buitenwereld niet bestond. Als ik op mijn bed stond en door de tralies naar buiten keek, zag ik alleen een grote hoge muur met een klein stukje boom dat er bovenuit kwam. In de wasruimte klommen we vaak op de wastafels, om door een klein raampje te kijken, dan zag je de heuvels in de verte en soms zag je een klein autootje rijden. Je had er echt behoefte aan om af en toe de buitenwereld te zien, zodat je wist dat die nog bestond.”

Ginger: “Weet je wat ik miste? De maan. Ik heb al die tijd de maan niet gezien. Niemand staat daarbij stil, maar als je de lucht niet kan zien, vogels, gewone dingen, beesten, bomen... Je moet je voorstellen wat dat is, als je vijf jaar of langer geen boom ziet. Je weet niet eens welk jaargetijde het is.”

Je hebt na een tijdje geen idee meer wat er buiten gebeurt. Niet alleen omdat je niet naar buiten kan, maar ook omdat je je geestelijk afsluit voor de buitenwereld. Anders is het helemaal moeilijk te verdragen.

Daar komt bij dat je niets zelf kunt beslissen. Je kunt niet beslissen wanneer je een kopje koffie drinkt of een sigaret opsteekt, naar welk tv-programma je kijkt, wat je eet, hoe laat je naar bed gaat. Alles wordt voor je geregeld.

Willekeur is een onlosmakelijk onderdeel van het leven in de gevangenis. Je bent volslagen afhankelijk van gunsten van bewaarders en ander personeel. Rechten heb je als gedetineerde nauwelijks. Allerlei kleine dingen worden zonder reden niet toegestaan en zonder toestemming kan je natuurlijk niets doen; je wordt voortdurend in de gaten gehouden.

Sharon: “Het is net alsof je weer kind wordt. Iedereen wordt als een kind behandeld, ongelofelijk: iedereen, jonge meisjes, oude vrouwen, de hele gevangenis. Het is één grote tuchtschool gewoon. Het gaat om de vernedering die ze je laten voelen. Je gaat naar de gevangenis omdat je iets misdaan hebt, dat is je straf, maar daarom hoeven ze je nog niet zo te vernederen.”

Ginger: “Je mag geen puntenslijper hebben en geen pincet, geen nagelvijl, geen spons. Waarom we geen spons mochten weet ik niet. Met kerstmis kregen we een keer allemaal een spons en badzout en zeep van het Leger des Heils, maar twee dagen later moesten we de sponzen weer inleveren, die waren niet toegestaan.”

De meeste gevangenen raken na een tijdje elk initiatief kwijt. Ze passen zich aan, ze verzetten zich niet meer. Dat maakt de straf makkelijker te ondergaan, maar aan de andere kant gaat je persoonlijkheid er natuurlijk aan kapot.

Sue: “Op een vrijdag werd ik overgeplaatst naar een halfopen gevangenis. Op zondag daarna kwam er een vriendelijke bewaarster van middelbare leeftijd naar me toe. Ze zei: ‘Je mag naar buiten gaan hoor, en rond het gebouw lopen.’ Ik had toen twee jaar in de gevangenis gezeten en het kwam niet eens in mijn hoofd op dat ik nu gewoon naar buiten kon. Alle andere vrouwen liepen gewoon in en uit, maar totdat die bewaarster het zei kwam het niet in me op om dat ook te doen.”

Veel vrouwen gebruiken kalmerende middelen om het allemaal wat meer langs zich heen te kunnen laten gaan. Uit het WODC-onderzoek bleek dat bijna de helft van de vrouwen slaappillen of kalmerende middelen kreeg. Psychische problemen komen in de gevangenis heel veel voor. Zeventien procent van de gedetineerde vrouwen komt bij de medische dienst in verband met nervositeit, vijftien procent in verband met depressiviteit, elf procent met slaapproblemen, elf procent met psychosomatische klachten.

Vaak nemen de psychiatrische problemen zeer ernstige vormen aan. Volgens de medische dienst hoort maar liefst acht procent van de vrouwelijke gedetineerden eigenlijk niet in een huis van bewaring of in een gevangenis te zitten, omdat zij ernstig psychisch gestoord en/of gedragsgestoord zijn. Dat is voor die vrouwen zelf verschrikkelijk en ook voor de medegedetineerden is het vaak erg belastend. Er is echter geen speciale afdeling voor ernstig gestoorde vrouwelijke gedetineerden. Voor mannen is zo’n afdeling er wel.

Naar huis

Het is duidelijk dat het leven in de gevangenis geen voorbereiding is op terugkeer naar ‘de maatschappij’. Officieel is het ‘resocialiseren’ van gevangenen wel een doel van het gevangenissysteem, maar in de praktijk gebeurt het tegendeel. Na een gevangenisstraf kan je je alleen nog maar slechter handhaven dan voorheen.

Je bent elk gevoel van verantwoordelijkheid voor je eigen leven kwijt. Je hebt verleerd je dag in te delen. Je hebt verleerd met geld om te gaan. Je weet niet meer hoe het openbaar vervoer werkt. Je weet niet meer hoe mensen buiten met elkaar omgaan. Je huis en je eventuele relatie ben je vaak kwijt na een gevangenisstraf.

Het is geen wonder dat veel mensen telkens weer in de gevangenis terecht komen. Van de Nederlandse vrouwen die in de gevangenis zitten, heeft 34 procent al eens eerder een gevangenisstraf gehad (zeven procent zelfs al meer dan vijf keer).

Sue: “Toen ik in de gevangenis zat kwamen sommige vrouwen steeds terug met een nieuwe straf en ik dacht: Grote god, stel je voor, waarom doen ze dat? Er waren er die zeiden: ‘Het was daarbuiten zo eenzaam’. Ik begreep daar niks van, maar nu wel. Ik was de eerste zes maanden buiten heel depressief, ik werd huilend wakker en ik wist niet waarom. Ik ben niet het type dat depressief wordt. Soms zit ik te piekeren, de touwtjes aan mekaar te knopen en dan denk ik: Ik kan het me voorstellen, ik kan me voorstellen dat zij teruggingen. In een moment van zwakte kan ik het me voorstellen.”

Sharon: “Volgens mij Leer je niks van gevangenisstraf, hoewel ik er wel heb leren inzien dat ik even goed ben als een bewaarder, zo niet beter. Ze zeggen altijd tegen je dat je slecht bent en ze steunen je niet als je vrij komt. De dag voordat ik vrijkwam was het: ‘Nou, we zien je wel weer als je terugkomt’, in plaats van: ‘Veel succes, zorg dat je niet terugkomt’. Omdat ik twee keer gezeten heb, dachten ze natuurlijk dat ik wel weer terug zou komen. Maar wat de gevangenis me heeft geleerd, is sterk zijn, en dat ik een waardevol mens ben. Niemand wil graag haar vrijheid kwijtraken, maar al het lelijks dat ze tegen me zeiden – daar ben ik alleen maar sterker van geworden. Ik dacht bij mezelf: Het kan me geen bal schelen wat ze zeggen. Ik weet dat ik daarbuiten een eigen leven heb en dat er mensen om mij geven. Ik weet dat ik er deze keer iets van zal maken als ik vrijkom. Natuurlijk kan ik zo één-twee-drie niet alles in orde brengen, gezien de omstandigheden. Mijn dochtertje is door de kinderrechter van me afgepakt en ik heb geen huis. Maar op ’n dag heb ik weer een huis en dan heb ik m’n dochter weer en dan kan ik normaal leven zoals iedereen. Dat is mijn hoofddoel nu.”

_______________
[1] ‘Open’ wil zeggen dat er nauwelijks beveiliging is en dat je overdag buiten de gevangenis bij een normale werkgever mag werken. ‘Halfopen’ betekent iets meer beveiliging. Het werk gebeurt onder leiding van een gevangenisfunctionaris (maar dat kan wel buiten de gevangenis zelf zijn).
[2] Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum van het Ministerie van Justitie, dat in 1988 een rapport over Vrouwen in Detentie publiceerde.
Literatuur:
- Insiders, Women’s Experience of Prison; Una Padel and Prue Stevenson; Virago Press 1988.
- WODC-rapport Vrouwen in Detentie; M. Brouwers en M. Sampienom; SDU uitgeverij 1988.
- Vrouwen in Detentie, net als thuis; Atje Zwering; Nemesis 1989, p. 48 e.v.