Ernesto Che Guevara

De betekenis van de Cubaanse revolutie


Bron: La Gauche nr. 23, 4 juni 1960
Vertaling: Valeer Vantyghem
Oorspronkelijke titel: La signification de la révolution cubaine
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive

Laatste bewerking: 14 oktober 2009


Met genoegen publiceren wij hier een artikel exclusief geschreven voor ‘La Gauche’ door Ernesto ‘Che’ Guevara, voorzitter van de Nationale Bank van Cuba, het hoofd van de economische planning en de ‘nummer twee’ van de Cubaanse revolutie.
Moge zijn oproep tot solidariteit van alle syndicalisten ter wereld gehoord worden door allen en vooral door de kameraden van het ABVV
. – La Gauche

Het castristische experiment, we moeten het benadrukken, is in de eerste plaats een revolutionaire beweging die is losgebarsten in een onderontwikkeld land met een economie van het koloniale type.

Het onvermijdelijke gevolg van die situatie was, dat we van de landbouwhervorming de basis hebben gemaakt van de Cubaanse revolutie.

De Europese socialistische beweging en de Europese arbeidersvakbonden moeten inzien dat het hier, op Cuba, gaat om de eerste structureel ingrijpende verandering die, in Latijns Amerika, in een kapitalistisch land plaatsvindt, want eerdere pogingen (ware het in Mexico, Guatemala, het Venezuela van Betancourt), hadden als kader naties met een feodale economie.

Ongetwijfeld zou men de situatie van onze tabakindustrie kunnen opwerpen. Doch deze laatste verschaft slechts werk aan een uiterst beperkte arbeidskracht, terwijl de grote massa van onze boeren (en campesinos) verbonden is aan de cultuur van suikerriet. Een productie die gedomineerd wordt door de Amerikaanse trusts en enkele grote binnenlandse kapitalisten en ons bijna exclusief uitvoerartikel vormt.

Wat betreft de kleine boer, met een kleinburgerlijke geest, enkel in beslag genomen door zijn klein lapje grond, heeft het huidige bewind er zich toe verbonden om het stichten of het vormen van coöperatieven aan te moedigen.

Zo telt men heden – in de 28 zones die het land aansnijden – 540 landbouwcoöperatieven, terwijl onze teelt aan suikerriet wordt georganiseerd in een duizendtal suikercoöperatieven.

De enige zones die nog geen grote coöperatieven hebben zijn de provincies Canaguey (waar de veestapel de overheersende rijkdom vormt) en de bergstreken (Sierra Maestra).

Het is dringend noodzakelijk om onze bevolking te voorzien van fatsoenlijke voeding wat de belangrijkste reden vormt voor onze organisatie in coöperatieven.

Ons doel is dat de productie en de productiviteit wordt opgevoerd opdat de kostprijs zou dalen, en bijgevolg ook de prijs van de meest noodzakelijke producten voor levensonderhoud.

Is het niet veelbetekenend dat, verre van een scherpe daling van de productie, het verdelen van de latifundia in de handen van de boeren en de landarbeiders en het stichten in heel het land van coöperatieven, het mogelijk heeft gemaakt dat tegelijkertijd het rendement van de Cubaanse gronden verhoogd en gediversifieerd werd?

Economische doelstellingen

Welk doel hebben wij voor ogen?

Dit is de eerste vraag waarop we dienen te antwoorden.

Mikken wij op een productie die enkel op de uitvoer is gericht of bekommeren wij ons erom op Cuba zelf de voedingswaren en andere te produceren die we verplicht zijn in het buitenland aan de kopen?

Het is natuurlijk de tweede hypothese die beantwoordt aan het belang van ons volk, slachtoffer en gevangene van haar situatie als leverancier van grondstoffen en van haar kapitalistische monocultuur (suikerriet).

Onze inspanning moet vooral slaan op de ‘vervangende’ industrie.

We hebben deze volgens zes sectoren gerangschikt,
1. Metaal en staal;
2. Chemische industrie;
3. Suikerchemie;
4. Mijnbouw (nikkel, koper, magnesium);
5. Steenkool en petroleum;
6. Voedingsproducten voor de veestapel.

In ieder van deze sectoren zal er een samenwerking komen tussen privaat kapitaal en de Staat die de controle moet behouden over de strategie voor onze economische ontwikkeling, die dus de leverancier moet blijven van de grondstof.

Het ritme van deze ontwikkeling vastleggen vormt het tweede probleem.

Het Cubaanse experiment kan niet identiek zijn aan de Russische en Chinese voorbeelden die de richting van de zelfvoorziening zijn ingeslagen daar alles in deze landen diende te worden opgebouwd.

Bij ons hebben we te maken niet met een bevolking die het slachtoffer was, niet van een ellendige toestand, maar eenvoudig van een slechte verdeling.

De fundamentele tegenstelling tussen kapitalisme en communisme maakt dat het slagen van de Russische revolutie een zaak was van leven of dood.

Voor Cuba daarentegen gaat het er om betere levensomstandigheden te verzekeren van een volk dat werd uitgebuit en niet ten volle gebruik kon maken van haar mogelijkheden.

De beweging van 26 juli die een unieke en volledig nieuwe test vormt voor het geheel van de Latijns Amerikaanse bevolking botst op de onmiddellijke vijandschap van het Amerikaanse kapitalisme.

De volkse Hispano-Amerikaanse solidariteit verhoogt zonder twijfel de kansen op succes van onze revolutie, doch deze vergt een totale adhesie van de massa’s aan de revolutionaire idealen.

Ook dient het ritme van onze economische ontwikkeling sterk opgedreven te worden zonder al te brutale vormen van versnelling.

Het is nodig dat we onze buitenlandse commerciële relaties uitbreiden

Een eerste balans die slaat op het eerste jaar van onze revolutie (1959 is hoe dan ook nog een overgangsjaar) toont dat waar in 1958, 75 % van onze buitenlandse handel verliep met de USA, men 1959 zag dat het percentage van de import afkomstig van de Republiek van de sterren dalen tot 69 % van het totale bedrag, wat betekent dat voor de eerste keer sinds tien jaar de handelsbalans gunstig is wat betreft onze betrekkingen met Washington.

Wij streven ernaar om betrekkingen aan te knopen met alle landen, zonder iets of iemand uit te sluiten en zonder welk onderscheid dan ook.

De eerste twee belangrijkste resultaten die tot op heden werden behaald zijn onze akkoorden met Moskou en Tokio.

De USSR heeft voor ons een krediet geopend van 100 miljoen dollar bestemd voor onze investeringen en heeft een contract ondertekend omtrent de jaarlijkse aankoop van een miljoen ton suiker gedurende een periode van vijf jaar, waarvan 20 % wordt betaald in dollar en de overige 80 % in waren.

Met Japan hebben we een overeenkomst afgesloten – persoonlijk ben ik weinig voorstander van dit soort akkoorden – dat voorziet in de verkoop van 450.000 ton suiker tegen aankoop van Japanse waren voor een bedrag van 18 miljoen dollar, het overschot moet geregeld worden in Nippon producten.

Er zijn voor het ogenblik onderhandelingen bezig met de Verenigde Arabische Republiek, Tsjecho-Slowakije, Joegoslavië, India, Polen en tenslotte met Indonesië ter gelegenheid van het verblijf van Soekarno te Havana.

Het probleem in onze relaties met het Westen (USA en West-Europa) ligt hem in de beperkende eis dat de winsten naar het moederland terugkeren, wat het Cubaanse bewind heden moeilijk kan aanvaarden.

Wij hebben een politiek van soberheid ingevoerd en, zonder te raken aan de essentiële behoeften van ons volk, streven we ernaar om enkel de aankoop van investeringsgoederen en duurzame consumptiegoederen toe te laten.

Zo is het particulier niet toegestaan om zich een televisietoestel aan te schaffen. Het blijft beperkt tot de coöperatieven en de arbeidersverenigingen, terwijl de radio niet aan dezelfde belemmering onderworpen is, gezien zijn educatieve rol en als middel om informatie te verspreiden.

Waar de handel en distributie volledig vrij is worden de prijzen en winsten van de ingevoerde producten vastgelegd en het surplus gaat naar de kas van de Staat die dit aanwendt voor basisinvesteringen.

Op het platteland heeft de regering goedkope volkswinkels opgericht die aan de boeren (die buiten de coöperatieven zijn gebleven) krediet verschaffen en hun oogst opkopen.

Deze winkels willen we uitbreiden tot de gehele handel op het platteland en ze hangen af van de INRA (Nationaal Instituut voor de Hervorming van de Landbouw).

Kortom, onze economische politiek, in zijn huidige overgangsfase, is erop gericht om plaatselijk de vervangende economie te ontwikkelen en gaat voorbij aan niet onontbeerlijke invoer.

Tot op het einde van 1961, ziet de revolutionaire regering zich genoodzaakt om enkel korte termijnvoorzieningen uit te werken.

Dan pas zal de organisatie van de statistieken, de uitbreiding van onze mijnbouw … het mogelijk maken om een authentiek programma van een economische planning op te stellen.

Elektrificatie en het tekort aan werkgelegenheid

Het probleem van de elektrificatie moeten we bekijken vanuit een dubbele optiek.

Deze is tegelijk onmisbaar om een harmonieuze en aangehouden industriële ontwikkeling toe te laten, gezien de geringe hydro-elektrische capaciteit van het eiland, en om een intensieve landbouwproductie te waarborgen.

En dat men denke aan de 21/2 miljoen arbeiders die onze kracht uitmaken en aan de 530.000 arbeiders die onder tewerkgesteld zijn en gedurende slechts vier maanden in het jaar werk hebben!

De verplichting om werk te bezorgen aan een half miljoen individuen en de noodzaak om het rendement van onze oogsten op te drijven vereisen een plan tot elektrificatie van de landelijke gebieden.

Het uitvaardigen van een wet betreffende dit belangrijke aspect van de economische infrastructuur valt zeer binnenkort te verwachten.

De internationale solidariteit van de arbeiders

De toestand van de Cubaanse Revolutie wordt gekenmerkt door de groeiende druk uitgeoefend door een regering in Washington, in dienst van de trusts, op de buitenlandse handel van het land, speciaal op de betrekkingen met de Europese landen.

De leiders van de Verenigde Staten, niet tevreden met de onderhandse steun aan de contrarevolutionaire pogingen van de aanhangers van de vroegere dictator Batista, die naar het buitenland gevlucht zijn, nadat ze het bloed van de arbeiders hadden vergoten en het nationaal patrimonium hadden geplunderd, evenals de dictaturen van Trujillo, Somoza en Udigoras, spannen zich in om, met de medeplichtigheid van sommige vakbondsleiders en in goede verstandhouding met de FBI of Wall Street, de aanzet te geven tot boycot van de revolutionaire Cubaanse volksbeweging.

In naam van het volk van Cuba doe ik een oproep voor een eenheid van de gesyndiceerde arbeiders van alle landen, tegen de Amerikaanse en internationale kapitalistische pogingen om de strijd van een natie te smoren, die zoekt zich te bevrijden van het economische juk, van de ellende en van de half kolonialistische uitbuiting.

Het Cubaanse volk streeft ernaar om te leven, bevrijd van zijn kettingen, in een authentieke democratie.

Ernesto Guevara


Zoek knop