Herman Gorter

De Algemene Arbeiders Bond [1]

(Revolutionaire Bedrijfsorganisaties)
Uitgave van de “Allgemeine Arbeiter-Union”

Bron: De Nieuwe Tijd, 26e jaargang, 1921 - Via: kb.nl
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
Grondbeginselen der communistische productie en distributie
De economische grondslagen van de radenmaatschappij
De Groep van Internationale Communisten

I

Wereldcrisis van het kapitaal en wereldrevolutie

Met de wereldoorlog en de hem volgende ontzettende weeën van een enorme crisis der kapitalistische wereldhuishouding, is, voor allen zichtbaar, die periode van proletarische afweer- en aanvalsgevechten begonnen, die met recht het begin der wereldrevolutie wordt genoemd. De crisis zal verder gaan en zij zal de sterkste drijfkracht van het groeiende revolutioneren van het wereldproletariaat zijn. Uit de chaos, die het kapitalisme geschapen heeft en die het voortdurend vergroot, bestaat maar één uitweg: Opbouw van een communistische wereld of ondergang in barbaarsheid. Er kan geen vrede meer komen tussen communisme en imperialisme.

Het proces van deze wereldrevolutie, dat zijn eerste en tot nu toe belangrijkste uitdrukking in Rusland gevonden heeft, dat in Centraal-Europa huizenhoge golven slaat, en ook de landen van de “overwinnende” Entente reeds zwaar schokt, blijft niet tot Europa, tot Europa en Amerika beperkt. Het heeft ook Azië reeds aangegrepen, Azië met zijn bevolking van 800 miljoen, de helft der mensheid. Zal het ook onder overheersende agrarische vormen een andere gestalte aannemen dan in de landen van de grootindustrie, zo zal toch ook daar de noodzakelijkheid de kapitalistische productiewijze te vernietigen de doorslag geven. Deze strijd zal in altijd hogere graad en altijd verdere omvang het proletariaat der wereld tot een eenheid samensmeden. In de periode die wij nu doormaken, belichamen zich in Rusland en de met Rusland mentaal verbonden proletariërs aan de ene, het Engels-Amerikaans geld- en handelskapitaal aan de andere zijde de tegenstellingen in wereldhistorische omvang.

In West-Europa, in het bijzonder in Duitsland en Oostenrijk, is de maatschappelijke ineenstorting reeds catastrofaal. Het verdrag van Versailles, de overeenkomsten van Spa, Brussel, Parijs enz. zijn voor Duitsland niet na te komen. Zij zijn door de kapitalisten der Entente ook reeds als onuitvoerbaar erkend, ofschoon hun eigen landen, als zij niet uitgevoerd worden, het bankroet tegemoet gaan. De Duitse staat van zijn kant werkt voortdurend met passief. Zijn bestaan rekt hij voorlopig nog alleen door een krankzinnige opstapeling van papiergeld. De werkloosheid neemt geen einde. Er bestaat geen uitweg uit de cirkel: loonsverhoging en daarmee overeenkomend stijgende duurte, of verlaging der prijzen, maar daaraan voorafgaande verlaging der lonen. Staatssocialisme (d.w.z. socialisme bij regeringsbesluit in de hand van een kapitalistische bureaucratie) betekent slechts vergroting der uitbuiting.

Het verdrag van Versailles kan door de Duitse bourgeoisie ten dele worden uitgevoerd. Verbreken kan zij het niet, omdat de bourgeoisie weet, dat dit of een hopeloze oorlog met de Entente of de binnenlandse revolutie betekent, of beide; in elk geval het verlies van haar bestaan als heersende klasse.

Betekent op deze wijze de politiek der Entente tegenwoordig een hulpeloos worstelen en een immer sterker dreigende scheuring, zo is de buitenlandse politiek der regeerders van Duitsland afwisselend die van bluf of van kruiperij, de binnenlandse van voortdurende proefnemingen, laffe brutaliteit en sluwe sluikhandel. Dwangmaatregelen van iedere soort, staking- en verenigingsverboden, stukwerk en georganiseerde moord onder de bescherming van een veile justitie moeten hun tactiek dienen. Beide evenwel, Entente-kapitalisten en Duitse, zijn het in één ding eens: de uitbuiting en de ellende van het proletariaat tot op het uiterste te verhogen. Alleen daardoor is hun verdere bestaan nog mogelijk.

In zulk een positie, waarin de verhoudingen waarlijk roepen om de overname der heerschappij door het proletariaat en om de verandering der productiewijze in een communistische, bestaat de macht van het kapitaal ten slotte nog slechts in de geestelijke overheersing over het proletariaat.

Deze dus op te heffen, het proletariaat te leiden uit zijn stompheid tot zelf denken en zelf handelen, het te brengen tot het bewustzijn van zijn proletarische klasse-saamhorigheid en de daaruit volgende eigen proletarische politiek, eigen proletarische methoden en organisatievormen, dat is het eigenlijke probleem der revolutie in Duitsland, in West-Europa.

Daarbij moet het inzicht aanwezig zijn, dat de overgang van het kapitalisme naar het communisme, niet schematisch behoeft te verlopen, bv. niet naar het vaste schema: verovering der politieke macht, radenstelsel, communistische productie. In het proces van zulk een geschieden zullen voortdurend nieuwe vormen ontstaan, vormen, waarin zich reeds een deel van het toekomstige belichaamt, omdat het bewustzijn daarvoor voorhanden is, maar zich binnen de nog bestaande oude wereld niet rein en onvervalst kan verwerkelijken. Het proletariaat moet door een moeilijke overgangstijd. In razende strijd, door misdaad en ellende, door nevel en moeras, door terreur en heldenverering, door frase en filosofie nadert het door overwinningen en nederlagen zijn doel. Honderden en duizenden zullen sterven, moede worden en zich afwenden. De omwenteling is een meedogenloos vagevuur. Niets zal evenwel het totaal proces kunnen tegenhouden. De sterkste hindernis op deze weg zullen niet de kapitalistische machten zijn, maar die oude organisatievormen van de arbeiders zelf, partijen en vakverenigingen, die, onder het kapitalisme ontstaan, als macht boven het proletariaat staan. De sterkste voorwaarts drijvende kracht zullen betekenen die nieuwe levende proletarische vormen, die de bedrijfsorganisaties (Arbeidersbonden) vormen, waarin zich, voortdurend groeiend, het proletarische klassenbewustzijn altijd reiner kristalliseert.

II

Wat is organisatie?

Organiseren betekent iets tot werktuig inrichten, tot werktuig vormen. Organisatie noemt men dus bv. de partijen, de vakverenigingen, het leger, de kerk, de staat, de Volkenbond, enz.

Bestonden er altijd zulke organisaties als heden? Ieder weet, dat dat niet zo is. Bij de zwervende oude Germanen waren zij anders dan enige eeuwen later in de zogenaamde “middeleeuwen” in de gilden en bij de onder de feodale heren lijfeigene boeren. Een andere organisatie had Duitsland toen het in vele dozijnen vorstendommen, hertogdommen, vrije steden enz. verdeeld was, dan later in “het Duitse Rijk”. De uiterlijke, zonder meer zichtbare vormen van een tijdperk zijn niet een hulsel, dat men naar believen aan- en uittrekken kan. Dat, wat ons heden bv. in de trust tegemoet treedt kan men van het totaal der toestanden even weinig scheiden, als de boomkroon van stam en wortels. Zij vormen een geheel. Organisatie is dus een bepaald gebouw op een bepaalde grondslag. Met de verandering van de grondslag verandert de organisatie, zoals de huid zich verandert, spant of rimpelt met de wisselende toestand van het gehele lichaam. De ondergrond der menselijke maatschappelijke verhoudingen vormen de productieverhoudingen, de verhoudingen der maatschappelijke huishouding, vormt de manier waarop de mensen de producten voor hun behoeften vervaardigen. De moderne productievorm is die van het kapitalisme. De moderne organisatie hangt dus onafscheidelijk met het wezen van het kapitalisme samen, zij is zijn resultaat. Natuurlijk blijft zij niet altijd dezelfde, zo min als het kapitalisme stil staat. Er is een onophoudelijk stromen, groeien, oud worden, sterven, geboren worden. Een historisch, een revolutionair proces heeft plaats. Het ontstaan van een nieuwe organisatie verwikkelt zich, in een lang, dikwijls smartvol worden, met de nog mogelijke levensuitingen en met de doodstrekkingen der oude. Een beslissende rol in zulk een proces speelt natuurlijk het inzicht, dat de strijdende mensen er in hebben. Men kan te lichter het oude doen springen en ruimte maken voor het nieuwe, hoe doeltreffender men de ontploffingspatroon te leggen weet.

III

De oude organisatie

a. De Staat

De organisatie van het kapitalistisch stelsel heeft haar voorlopig hoogste en sterkste uitdrukking gevonden in de moderne klassenstaat. Of zij daar boven uit haar allerhoogste doel in het vast aaneengesloten wereldhuishoudingssyndicaat en in de Volkenbond bereikt, hangt van de strijd, de tegenstand en de overwinning van het wereldproletariaat af, van de mate waarin dit vooruitgaat.

Voor het proletariaat is de kapitalistische staat de vertegenwoordiging der heersende klassen. Hij is de beschermer der private economie en van het privaateigendom. Hij is de keten van de uitgebuiten. Zijn rechtspraak is klassenjustitie. Zijn inrichting en bestaan (trust, syndicaat, bureaucratie, militarisme, parlementarisme, opvoeding op school enz.) is kneveling en onderdrukking van het proletariaat. Zij betekenen het regeren van een klein aantal bezitters en hun geestelijke dienaren over een overgrote meerderheid van onderdanen. Zij verlagen het proletariaat tot een deel der machine. Aan de spits leiders, ternauwernood verantwoordelijk, afhankelijk van het grootkapitaal, en beneden de van rechten beroofde massa’s die men brokken toewerpt of de teugel aanlegt al naarmate men het wilde dier het gemakkelijkst meent te kunnen bedwingen.

b. Partijen

Tot de kapitalistische staat behoort, als een der vormen waarin hij zich uitdrukt, als deelorganisatie, het parlement. Het parlementarisme is een der meest kentekenende vormen waarin de kapitalistische wereld werkt, d.w.z. een wereld van uitgebuiten en uitbuiters, een wereld van ecomisch-politieke ongelijkheid, een wereld van klassentegenstellingen. Onder parlementarisme moet men niet alleen verstaan de arbeid in het “officiële” zichtbare parlement, dat tegenwoordig nog slechts een bureau van het kapitalisme is, een coulisse, waarachter gewerkt wordt, een veiligheidsklep van het kapitalisme, maar parlementarisme (als stelsel waarbij enkelen alles doen, terwijl de massa niets doet) is een symbool van het kapitalisme in het algemeen. Het is de uitdrukking van het wezen, de bouw, de fundamentele organisatie van het kapitaal, van zijn tactiek en zijn methoden in deze periode.

Met het parlementarisme hangt samen de vorming der politieke partijen. Tengevolge daarvan dragen partijen volkomen het karakter der kapitalistische organisatie. Zij zijn opgebouwd volgens het beginsel: leiders en massa. De leiders boven de massa; zij zijn een organisatie van boven naar onder. De leider beveelt, de massa gehoorzaamt. Boven één of enkele regerenden, beneden een leger van geregeerden, enige sluwen en miljoenen ezels. Het volgen van een belhamel is, evenals bij de schapen, het principe. De massa is het object der politiek, d.w.z. zij is een ding dat men, al naar de behoeften van “leiders”, gebruikt. Het werktuig van zulk een partij is de tactiek, en wel de kapitalistische ondernemerstactiek, dat is dus: het bedrog. De leider is de ondernemer, de partij zijn eigendom. De andere ondernemer zijn concurrent. Het komt er op aan ten eerste het eigen eigendom te bewaren, ten tweede de concurrent te vernietigen. Beide geschiedt door de tactiek, door de altijd meer verfijnde middelen en methoden van kapitalistische zakensluwheid. Voor niets deinst men terug. Partijman zijn betekent: de moed hebben tot beperkt-zijn, tot engheid, de moed tot de frase die de markt met haar geschreeuw vervult, de moed tot het doden van het menselijke in de mens.

Aan de ontwikkeling van het kapitalisme als een maatschappelijk politiek systeem, met de daarmee overeenkomende organisatie, tot zijn laatste en hoogste vorm in de centrale beheersing der wereld door een kapitalistisch wereldsyndicaat, staan voorlopig nog als hinderpalen in de weg zijn ongelijkmatige ontwikkeling in de verschillende landen, de concurrentie der volken, ook als cultuur- en rasgemeenschappen, en, sinds de tweede helft der 19de eeuw, de groeiende georganiseerde afweer- en aanvalsstrijd der onderdrukte klasse van het proletariaat. Die tijd, in welke uit het inzicht in het kapitalistische proces het bewustzijn van het proletariaat als klasse ontstond en omgekeerd het instinctieve bewustzijn tot dit inzicht leidde, namelijk tot het inzicht in de noodzakelijkheden van de klassenstrijd, de proletarische solidariteit, de internationale samenhorigheid, met de richting naar de klasseloze maatschappij als doel –, die tijd is de tijd der geboorte van het moderne communisme.

Daar evenwel natuurlijk noch het kapitalisme aan het einde van zijn krachten was, noch het proletariaat als klassenbewuste massa klaar stond, maar beider ontwikkeling als een proces verderging, zo is het duidelijk, dat niet zonder meer – in het bijzonder vóór de politieke overwinning der tot nu toe onderdrukte klasse – een proletarische organisatie kon ontstaan, die als lijnrechte tegenstelling tot de kapitalistische, in de eerste plaats proletarisch klassekarakter toonde en tot de aanwending der daaruit volgende proletarische methoden (strijdwijzen) komen kon. Een begin daartoe is meermalen gemaakt geworden. De strijd tussen Bakoenin en Marx toont er tekenen van. Maar zij kwam natuurlijk slechts zwak, of misvormd aan het licht. Het proletarische klassenbewustzijn ontwikkelde zich slechts zeer langzaam (het getal alleen der leden van socialistische organisaties betekent niets) en het karakteristieke van de overgangstijd van toen tot de tijd van nu, is het samenstromen van scharen uitgebuiten in het stuwbekken der sociaaldemocratische partijen en vakverenigingen. De strijd van deze organisaties op de bodem van het kapitalisme eiste natuurlijk niet het “prediken” van een doel, maar het wijzen van de weg daarheen, en het gebruik van alle burgerlijke “bolwerken” of “strijdposities”. Zo was de strijd der vakverenigingen om verhoging van het loon, de strijd in het parlement een politieke noodzakelijkheid in een tijd toen bv. de leus van het algemeen kiesrecht revolutionaire energie kon wekken en vrij maken. Maar in de loop van deze strijd werd zelfs het naaste doel: “ontwikkeling van het proletarisch klassenbewustzijn” uit het oog verloren. De tactiek die daarop zich richtte, dat “de bevrijding der arbeidersklasse slechts het werk der arbeiders zelf zijn kan”, dat dus de ontwikkeling van het zelfbewustzijn van het proletariaat geen ogenblik uit het oog verloren worden mag, die tactiek verdween meer en meer. Socialistische organisaties werden, hoe langer hoe meer, organisaties met kapitalistisch karakter en kapitalistische methoden. Zij werden “leidersorganisaties”, eigendom in de hand van trekkers aan de touwtjes, die zelf nog diep in de ban van kapitalistisch-burgerlijke opvattingen stonden. Zij werden doel, niet meer middel. In de hand van enkele personen, die losgemaakt waren van de behoeften van het proletariaat, lag de “leiding” van de klassenstrijd. Het parlementarisme, met zijn noodzakelijk gevolg de revolutionaire activiteit der massa’s te verlammen, overwon. De klassenstrijd, de revolutie werd de bezigheid, het “Geschaft”, de “zaak” van een leidende ondernemersbond. Deze ontwikkeling is nog niet voorbij. Het “socialistische” partijwezen of liever partijonwezen kwam juist eerst in de revolutie sinds 1918 tot de walgelijkste ontplooiing. Van de oude sociaaldemocratische partij tot de “verenigde communistische partij “ loopt, wat dit betreft, een rechte lijn, die zelfs nog stijgt hoe nader zij komt bij de VKPD.

c. Vakverenigingen

Brutaler nog dan de partijen openbaren de vakverenigingen, dat zij organisaties geworden zijn van volkomen kapitalistische natuur. Ontstaan in de tijd van de kleine oorlog tegen een nog niet al te sterk gekartelleerd ondernemersdom, waren zij oorspronkelijk de noodzakelijke vorm voor het proletariaat om te vechten tegen de “verelendende” werking van het kapitalisme.

“Daardoor dat zij deze beperkte, en voor de arbeidersklasse het bestaan mogelijk maakte, vervulde de vakbeweging haar rol in het kapitalisme en werd zelf een lid der kapitalistische maatschappij.

“Zoals het parlementarisme de geestelijke macht der leiders over de arbeidersmassa’s vertegenwoordigt, zo vertegenwoordigt de vakbeweging hun materiële macht. De vakverenigingen zijn onder het kapitalisme de natuurlijke organisaties voor de aaneensluiting van het proletariaat en als zodanig heeft Marx al in de vroegste tijd hun betekenis in het licht gesteld. In het ontwikkelde kapitalisme en nog meer in het imperialistische tijdperk zijn de vakverenigingen steeds meer geworden tot reusachtige verbonden, die in hun ontwikkeling dezelfde tendens openbaren als vroeger de burgerlijke staatslichamen zelf. Zij hebben een klasse van ambtenaren, een bureaucratie, voortgebracht, die over alle machtsmiddelen van de organisatie beschikt, over de geldmiddelen, de pers, de benoeming der lagere beambten; vaak reiken hun bevoegdheden nog verder, zodat zij in plaats van dienaren der massa, haar meester geworden zijn en zichzelf met de organisatie hebben geïdentificeerd. En ook daarin stemmen de vakverenigingen met de burgerlijke staat en zijn bureaucratie overeen, dat, niettegenstaande de democratie, die daar zogenaamd heerst, de leden nooit in staat zijn hun wil tegenover die der bureaucratie door te zetten; tegen het kunstig opgebouwde apparaat van statuten en reglementen van orde breekt elk verzet, elke beweging wordt gesmoord, vóór zij hogere regionen bereikt.

De organisatie treedt tegenover hen als een vreemd lichaam op, als een macht buiten hen, waartegen zij in opstand kunnen komen; die evenwel boven hen staat, ofschoon deze macht toch uit hen zelf ontspringt. Dus weder evenals de staat.” (Pannekoek).

Deze vakverenigingen zijn, alles bij elkaar gerekend, een bureaucratische organisatie uit de wereld van het privékapitaal, waarmee de leiders als vast aangestelden op leven en dood verbonden zijn. In hun bestaan van het bestaan der vakverenigingen afhankelijk, staan zij noodzakelijk onder de dwang van deze verhouding en worden zij op zijn minst – het gunstigste geval aangenomen – in hun besluiten bemoeilijkt en vertraagd.

De vakverenigingen zijn naar beroepen verdeelde organisaties. Zij gingen er meer en meer toe over zich van de onverbiddelijke scherpte van de klassenstrijd af te wenden en zich te beperken tot het verkrijgen van betere loon- en arbeidsvoorwaarden voor de enkele beroepen. Zij schiepen en bevorderden de beroepsconcurrentie. Zij scheidden de werkende van de werkloze, de geleerden van de niet-geleerden, de jeugdige van de oudere arbeider, de man van de vrouw. Door het steeds machtiger in trusts en syndicaten verbonden ondernemersdom, werden zij tot het defensief (de verdediging) gedrongen en vervielen tot het onbeperkte reformisme. Zij vermeden zoveel maar mogelijk was grote stakingen. Algemene staking, massastaking werd van te voren al als algemene onzin aan de verachting prijsgegeven. Zij zou immers ook de vakverenigingen vernietigen! Een paar getallen zullen dat bewijzen[2]:

Voor 1919 werd het totaal vermogen der Duitse vrije vakverenigingen bij 7.1 miljoen leden geschat op 140-150 miljoen mark, dus per hoofd op ongeveer 20 mark. Bij de algemene staking zou deze som, zonder kindergeld en stakingskosten, geen drie dagen voldoende zijn.

De vakverenigingen stelden zich tevreden met verhandelingen en compromissen over tarieven, collectief-contracten enz. Hun loonstrijden enz. werden doel in plaats van middel tot het doel: het socialisme. Door hun ondersteuningsinrichtingen namen zij de kapitalisten zelfs een last af; door hun tarief- en loonpolitiek leverden zij direct werk voor het kapitalisme. Want in een ogenblik, waarin het kapitalisme economisch is ineengestort, waarin zijn voortbestaan slechts door het sneller of langzamer wegsterven van, 15 miljoen proletariërs mogelijk is, waarin elke loonsverhoging dadelijk er na, of zelfs van te voren, door prijsverhoging wordt opgeheven, betekent zulk een politiek: aan het kapitaal een tijd tot herademing geven, het hulp verlenen voor zijn herstel.

Deze politiek bevorderde een klassenscheiding binnen het proletariaat, verscheurde het eenheidsfront en verlamde de klassenstrijd. Het doel, tegenover het kapitaal, de staat, het ene gesloten front van het proletariaat als geheel te stellen, verloor men gaandeweg uit het oog. De versterking van de bureaucratie van elke bond, het ophopen van geld, de vangst der massa’s ter wille van hun contributie kwam op de voorgrond.

De vakverenigingen hielden op, moesten op grond van hun bouw

ophouden klassenstrijdorganisaties te zijn. Van de opgestapelde gelden werden dus voor eigenlijke strijd slechts naar verhouding kleine sommen gebruikt. Van 1892 tot 1918 bedroeg het totale inkomen van de vrije vakverenigingen 851 miljoen mark. Daarvan zijn voor eigenlijke strijd slechts 17.1, voor ondersteuning 35.8 procent uitgegeven, en het overige gedeelte, men kan zeggen de helft, voor de troep van parasieten.

Oorlog en revolutie hebben met de verschrikkelijke scherpte, waarmee zij alle zwakheid, halfheid, onklaarheid, oneerlijkheid en alle zelfbedrog met ongehoorde snelheid aan het licht brachten, tot ontmaskering en eigen ontwikkeling dwongen, ook het vakverenigingswezen in zijn gehele naaktheid onthuld. De vakverenigingen werden de steunpilaren der bourgeoisie tijdens de oorlog en de revolutie. Zij sloten de godsvrede met de bourgeoisie en vernietigden daarmee het stakings- en verenigingsrecht. Reeds in november 1914 vroeg de algemene commissie der vakverenigingen bij de vereniging van werkgeversbonden aan of zij bereid was tot een samenkomst. En in oktober 1918 stichtten zij met de christelijke vakverenigingen enz. “de arbeidsgemeenschap der arbeidgevers en arbeidnemers van Duitsland”. Tijdens de oorlog dreven zij een ophitsende oorlogspolitiek, verdedigden annexaties en weigerden zelfs iedere actie tegen de verscherpte duikbootoorlog.

Als bewijzen hier slechts twee documenten:

Het bestuur van de Mijnwerkersbond schrijft in het overzicht over 1914: “Er kan geen twijfel bestaan, dat ook de loonarbeiders belang hebben bij de verovering van nieuwe afzetgebieden. In zover bestaat tussen arbeiders en ondernemers een gemeenschap van belangen.”

Het bestuur van de boekdrukkersbond schrijft in het jaarbericht van 1914, dat “in de zware nationale strijd geen ruimte meer bestaat voor strijd van economische of politieke aard.”

Verder hielpen de vakverenigingen bij het doorvoeren van de wet op de hulpdienst, die de proletariërs door overwerk en rechteloosheid totaal uitmergelde. Zoals zij ook revolutionaire arbeiders bij de justitie aanbrachten en aan de loopgraven, d.w.z. aan de dood overleverden. Zij verklaarden zich “neutraal” in de staking van januari 1918 en droegen daarmee het meeste bij tot de verlenging van de oorlog. En nog op 9 november 1918 werkte het Correspondentieblad der algemene Vakverenigingscommissie de revolutie tegen.

Het is duidelijk, dat deze vakverenigingen langs deze weg tot de beste politieke wapens van de contrarevolutie werden. Zij zijn door hun ophitsing de medeschuldigen aan de moord op de revolutionairen in januari 1919; zij werden de steun van Noske.

In de dienst der contrarevolutionaire reactieregering onthulden zij hun gehele brutaliteit, reactionaire lafheid en laagheid bij de algemene staking van maart 1920, in het bijzonder tegenover de stakers van het Ruhrgebied. Zij boden zich als helpers aan de officieren der witte garden in de krijgsraden tot de doodvonnissen over proletariërs aan. Waar ook de keus was tussen verbond met de bourgeoisie of met de revolutionaire proletariërs, stelden zij zich aan de zijde der bourgeoisie.

Toen bij de opmars der Russen tegen Warschau en Oost-Pruissen in augustus 1920 het gevaar der proletarische revolutie in Duitsland brandend werd, ondersteunden de vakverenigingen met alle kracht de schijnleuze der Duitse regering: “Neutraliteit” en helpen de contrarevolutie indirect bij het smokkelen van wapens en transporten van troepen (der geallieerden) naar Polen. Het verbond van spoorwegarbeiders liet alle treinen, die de regering voor de Entente doorliet, eveneens door, eveneens die voor de Duitse regering zelf, het beval zijn leden uitdrukkelijk samenwerking met directie en regering.

Dit zijn enige daden der vakverenigingsbureaucratie, die zich internationaal in de gele Internationale van Amsterdam verenigd heeft. Tot de “daden” van deze behoren de boycot tegen Hongarije in 1920, die op de belachelijkste manier in haar frases stierf, en de oprichting van het internationale arbeidsbureau in Genève, dat in verbinding met de Volkenbond, de officiële regeringen van het kapitaal, tot een agentuur, een vakverenigingsfiliaal der contrarevolutie geworden is.

Deze gele vakverenigingsinternationale is tegen alle revolutie.

IV

De radenorganisatie als proletarische organisatie

Met de ondergang van het kapitalistisch tijdperk gaan ook de organisatievormen van dit tijdperk ten gronde. En het zal duidelijk geworden zijn uit de karakterschets van partij en vakbeweging, dat hun organisatievorm van kapitalistische natuur is of ten minste is geworden. Deze organisatievormen berusten economisch op privaatbezit en winstbejag, in een hogere ontwikkeling op een hogere vorm van het privaatbezit: op het staatskapitalisme. Uit hen volgt ideologisch (d.w.z. als geestelijke weerspiegeling van de maatschappelijke onderbouw) de verheerlijking van de persoonlijkheid, van de “leider”, de autoriteit, de verhoging van het individualisme en egoïsme.

Met het worden en groeien der proletarische klasse ontstaan natuurlijk vormen, organisatievormen, die met deze klasse overeenkomen. Zoals vanzelf spreekt eerst dan, wanneer in de proletariërs het volle bewustzijn aanwezig is, dat zij een klasse zijn met bijzondere, aan het kapitalisme tegengestelde belangen. Zij ontstaan niet van vandaag op morgen, ook niet reeds terstond in volle reinheid; zij ontwikkelen zich met het groeien der geestelijke klaarheid en met het toestromen van altijd grotere massa’s. En zij kunnen eerst geheel en al tot rijpheid komen, wanneer de proletarische grondslag daar is, d.w.z. wanneer geen op privaatbezit en winstbejag gegronde, maar een proletarische communistische maatschappij bestaat.

Het is gemakkelijk te begrijpen, dat het proletariaat, wanneer het als één maatschappij, als één gemeenschappelijk geheel de bezitter van alle productiemiddelen (mijnen, fabrieken, enz.), van al het “eigendom” zoals het nu is, geworden is, wanneer alles aan allen gemeenschappelijk behoort, dat het dan een andere organisatie hebben zal, dan de kapitalistische nu is. Maar reeds vroeger schept het proletariaat – en des te beter, hoe beter het zich als klasse begint te begrijpen – zich uitdrukkingsvormen, organen, waarin zich het klassenbewustzijn, het sociale bewustzijn, het bewustzijn der samenhorigheid belichaamt. Deze als een revolutionair proces ontstaande organisatievorm noemt men radenorganisatie.

Zij ontwikkelt zich in onophoudelijke strijd tegen de kapitalistische vormen. Zij verstoort ze, breekt ze, doet ze springen. In haar zal de verhouding van massa en leider een andere zijn. De stroom zal niet van boven naar onder gaan, maar in de aanvang van onder naar boven. Later zal het levende wederkerige doordringing van een eensgezind geheel zijn.

De radenorganisatie zal de doodsvijand zijn van ieder bureaucratisme, van ieder parlementarisme, van iedere gemeenschap met het kapitaal. Zij zal geheel en al op deze klassenbewuste massa steunen.

De radenorganisatie betekent dus – zolang er om haar gestreden wordt – de groeiende bevrijding uit de boeien van het kapitalisme; vóór alles ook uit de boeien der burgerlijke geestelijke wereld. In haar wording belichaamt zich de groeiende zelfbewustheidsontwikkeling van het proletariaat; de wil het proletarische klassenbewustzijn in de werkelijkheid om te zetten, het ook de zichtbare uitdrukking te geven. De kracht, waarmee om deze radenorganisatie gestreden wordt, is de thermometer, die aangeeft, hoe ver het proletariaat zich als klasse begrepen heeft en de wil heeft zich door te zetten.

Daarmee is ook reeds duidelijk, dat niet de zuiver uiterlijke benoeming van arbeidersraden betekent, dat zij de uitdrukking der nieuwe, der proletarische organisatie zijn. Het zal in de loop der ontwikkeling voorkomen, dat werkelijke raden weder in het oude moeras komen, dat zij tot een nieuwe bureaucratie verstijven. Dan zal tegen hen de strijd weer zo meedogenloos moeten worden opgenomen als tegen de kapitalistische organisaties. Maar de ontwikkeling zal niet stil staan en het proletariaat kan en zal niet rusten, voordat het over de “Dictatuur van het Proletariaat” heen – in de klasseloze maatschappij – aan het radenstelsel, de nieuwe organisatie, zijn historisch mogelijke uitdrukking gegeven heeft.

De Algemene Arbeiders Bond

a. De bedrijfsorganisatie

De bedrijfsorganisatie is het begin van de vorming der bijzondere proletarische organisatie, d.w.z. der radenorganisatie. Eerste schreden tot zulk een organisatie werden reeds meermalen gedaan. Maar eerst de revolutie heeft in duidelijke vorm die bedrijfsorganisaties voortgebracht, die als echte kinderen van het klaarste proletarische klassebewustzijn kunnen worden aangezien. Zij ontstonden als noodzakelijkheden, als wapen in de klassenstrijd der arbeiders, die strijden wilden. De oude organisaties, in het bijzonder de vakverenigingen konden het niet en wilden het niet.

De bedrijfsorganisaties zijn dus niets kunstmatigs. Zij zijn ook geen verslagenheidsproduct, maar in hen wordt op grond van maatschappelijke verhoudingen en op grond van geestelijke klaarheid over de eigen bestaansvoorwaarden het klassebewustzijn van het proletariaat tot krachtig leven geboren. Zij zijn nieuwe vormen, die van onder op groeien, zich uitbreiden, het oude doorbreken, vernietigen, ontwortelen en sociaal leven en denken tot werkelijkheid laten worden.

Niemand zal kunnen loochenen dat wij in een periode leven, waarin de kapitalistische wereld aan het eind van haar Latijn gekomen is. Alleen de communistische maatschappij is de uitweg. In deze periode moet de weg begrepen worden, waarop het snelst en zekerst de omwenteling doorgezet worden kan. Het komt er daarbij niet alleen op aan, de politieke macht in handen te hebben (deze macht hadden de proletariërs in 1918), maar daarop ze te houden. En dan is het dus bij de sterkte van het kapitaal in West-Europa, bij de macht van zijn organisatie: de staat, het militarisme, het parlementarisme, het bestuur, de bureaucratie, de opvoeding op school, het beroepsleidersdom, de dringendste taak der proletariërs – die nog in hoge mate in de ideologie van het kapitalisme vastzitten – zichzelf klaar te worden over de mogelijkheden die oude vormen tot in hun grondslagen te vernietigen. Men kan evenwel niet opbouwen, wanneer men alles vernietigt. Wie alleen kritiseert, altijd alleen ontkent, zonder positieve voorslagen te kunnen doen, blijft ten slotte steken in de burgerlijke wereld. Kritiek op hun wereld – allerscherpste – oefenen ook der intellectuelen der bourgeoisie. Maar hoon en spot alleen, hoon tegen zich zelf, is nog geen winstbrengende uitdrukking van proletarisch klassenbewustzijn. De strijd tegen centralisme, kadavergehoorzaamheid, tegen leiders- en burgerdom wordt niet daardoor alleen met succes gevoerd, d.w.z. met succes voor de vooruitgang de proletarische revolutie, dat men ze te vuur en te zwaard vervolgt en in stukken slaat, maar daardoor dat men ze ontwortelt door de groei van zuiver proletarische vormen (die het begin zijn der radenorganisatie). In de bedrijfsorganisatie wordt deze vorm tot leven geboren.

Willen de arbeiders hun volkomen bevrijding als klasse, en niet alleen het voordeel van enkele klieken en groepen, dan moeten zij tot vormen komen, die geheel en al hun eigen klassewerk zijn, niet producten van enkele “leiders”. Zij moeten tot vormen komen, waarin zelf-denken en zelf-handelen niet slechts een frase is, maar tot feit wordt. En zulke vormen zullen vanuit hun innigste wezen d.w.z. tengevolge van hun ontstaan uit proletarische klasse-willen, in absolute tegenstelling tot iedere vorm staan, die op enige wijze met het kapitalisme samenhangt. Kunnen zij ook niet dadelijk “geheel rein” zijn, want wij leven in een overgangstijd, zo moet toch hun richting onvoorwaardelijk en altijd in één lijn naar één punt gaan. In hen moet de proletarische solidariteit wezenlijk als een uitkomst van een rekenvoorbeeld voor de dag treden. Zoals vanzelf spreekt, wordt zij daarmee ook tot onafwijsbare eis.

De bedrijfsorganisaties zijn in de eerste plaats klassenstrijdorganisaties. Zij zijn (samengevat in de Algemene Arbeiders Bond) noch een politieke partij noch een vakvereniging. Beide opgevat in de betekenis die zij tot nu toe hadden, d.w.z. als zulke organisaties zoals ieder ze in de tegenwoordige partijen en vakverenigingen voor zich ziet.

Het proletariaat begint zich in hen bewust tot de volkomen vernietiging der oude maatschappij, tot eenheid als klasse te organiseren. In de bedrijfsorganisaties worden de grote massa’s verenigd door het bewustzijn van hun klassesolidariteit, hun proletarische klassesolidariteit; hier bereidt zich organisch (d.w.z. als een natuurlijk proces; op natuurlijke, met de verhoudingen overeenkomende wijze) de vereniging van het proletariaat voor. De bedrijfsorganisatie is een begin van communistisch worden en wordt, als ruggengraat der bedrijfsraden tot de grondslag der komende communistische maatschappij, de klasseloze maatschappij. Klasseloze maatschappij wil zeggen: volkomen gemeenschappelijke maatschappij-huishouding en volkomen sociale uitdrukkingsvormen daarvan. Zij betekent absolute eenheid van organisatie van de economische grondslag.

Ieder ontvangt in het begin zoveel als mogelijk is. Later naar zijn behoeften. Ieder moet arbeiden zoveel als telkens nodig is. De vorming van zulke bedrijfsorganisaties als klassenstrijdorganisaties kan alleen haar aanvang nemen van uit het bedrijf. Hier staat de een naast de ander als klassegenoot, hier moet elk staan als gelijkgerechtigde. Hier staat de massa in het drijfwerk der productie, dringt onophoudelijk het te doorzien en zelf te leiden. Hier gaat de geestelijke strijd, het revolutioneren van het bewustzijn, in een oneindige stroom van man tot man, van massa tot massa. Alles gericht op het hoger klassebelang, niet op vereniging-spelen. Het beroepsbelang beperkt tot de hem toekomende maat. De bedrijfsorganisatie wordt in altijd hogere graad tot een oneindig beweeglijk werktuig van de klassenstrijd, tot een door voortdurend mogelijke nieuwe verkiezing, ontslag enz., altijd van fris bloed schuimend organisme.

b. Samenvatting der Bedrijfsorganisaties in de Algemene Arbeiders Bond

De bedrijfsorganisaties sluiten zich, als een menigte van levende eenheden, samen in de Algemene Arbeiders Bond. Deze verbinding is niet het willekeurige aan elkaar plakken van verschillende, afgesloten, en alleen voor zich zelve bestaande organisaties. Zij is een innerlijk noodzakelijke. Evenals de radengedachte zich ontwikkelt als de uitdrukking van de klassewil der proletariërs, zo moeten noodzakelijk de enkele bedrijfsorganisaties samengroeien. Want als een voor een ontstaande vormen vinden zij eerst in de grote stroom der algemene ontwikkeling tot de proletarische organisatievorm hun afsluiting. Zij vloeien noodzakelijk tezamen, evenals de enkele beken zich vinden tot een stroom. Zulk een verbinding, als een verbinding in de radengedachte, is een van beneden uitgaande. Een door de proletarische klasse nodige en gewilde. De strijd als uitgebuite klasse smeedt samen, hij schept en vormt de sociale verbinding, de proletarische solidariteit, de klassesolidariteit. Niet een solidariteit in woorden, maar in daden.

Natuurlijk is de Algemene Arbeiders Bond als geheel, als organisatie, als begin der radenorganisatie, nooit iets volmaakt. Altijd nieuwe bedrijfsorganisaties stromen toe en dikwijls genoeg zal, in plaats van helder water, modder en vuil er in gebracht worden. Dat is een natuurlijk proces. Zij zal ononderbroken om haar reinheid moeten vechten.

c. Centralisme en federalisme

De strijd, die de Algemene Arbeiders Bond te voeren heeft, is klassenstrijd in zijn zuiverste vorm. Een deel van deze strijd wordt reeds daardoor door hem gevoerd, dat hij zich zelf, in tegenstelling tot kapitalistische organisatievormen, naar de proletarische radengedachte opbouwt. In elk geval streeft hij er voortdurend naar deze gedachte in het productieproces altijd klaarder en reiner te verwerkelijken. Door zijn bestaan alleen vormt hij een voortdurende bedreiging van alle kapitalistische vormen. Hij geeft een voorbeeld van de ontwikkeling en gestadig groeiende kristallisatie van het proletarisch klassenbewustzijn, en dwingt aldus het gehele proletariaat stelling te nemen. Hij herinnert voortdurend aan de zeer grote lijn der revolutie. Het groeien in deze richting zal van dag tot dag meer doen verdwijnen de strijd om het zogenaamd centralisme en federalisme. Van het standpunt van de Algemene Arbeiders Bond wordt de strijd om deze beide principes of organisatievormen tot een lege strijd om woorden. Men moet ze natuurlijk in de betekenis verstaan, die zij tot nu toe hadden, en hun geen nieuwe onderschuiven.

Onder centralisme verstaan wij die vorm, die de massa’s ter wille van weinigen knecht en knevelt. Zij is voor de Algemene Arbeiders Bond (AAB) de duivel die vernietigd moet worden. Zij is antisociaal.

Het federalisme is zijn tegenstelling, maar zijn tegenstelling op de bodem van de zelfde maatschappij. Het federalisme betekent zelfverheerlijking, starre eigenzinnigheid van het enkele individu (of van het enkele bedrijf, het enkele district, de enkele natie). Ook dit is antisociaal en niet minder te bestrijden dan het centralisme.

Beide vormen hebben zich in de vroegere eeuwen langzamerhand ontwikkeld. Het federalisme overwoog in de middeleeuwen, het centralisme in het hoogkapitalistische tijdperk.

De sympathie voor het federalisme berust eenvoudig daarop, dat men hierin de ontkenning van het centralisme ziet, en dan aanneemt dat het vrijheid brengt en het paradijs. Deze wens naar federalisme voert dan tot een vals beeld van autonomie (zelfbeschikkingsrecht). Men gelooft proletarisch-sociaal te handelen, wanneer men aan ieder district, iedere plaats (ja, eigenlijk moest men aan iedere persoon) autonomie in alle vragen geeft. In werkelijkheid betekent dat het keizerschap afschaffen en in zijn plaats een menigte vorstendommen stellen. Overal ontstaan kleine koningen (bureaucraten), die op hun beurt een deel der leden “centralistisch” beheersen als hun eigendom. In het algemeen ontstaat versplintering en verval.

Beide, centralisme en federalisme, zijn burgerlijke vormen. Het centralisme meer grootburgerlijk, het federalisme kleinburgerlijk. Beide zijn antiproletarisch en verlammen de zuivere klassenstrijd. Het proletariaat weet dat het slechts in de nauwste vereniging tot de overwinning op het kapitaal kan komen. Deze verbinding komt in altijd grotere sterkte en in altijd groter mate in de ontwikkeling van het radensysteem tot stand. Daarin, met zijn controle van onder op, zijn ontketening van alle proletarische aanleg en krachten, zijn verbinding van leider en massa, lost zich de gehele tegenstelling op, omdat in dat radensysteem de ontwikkeling van het klassenbewustzijn, de ontwikkeling tot de absolute sociale samenhorigheid, tot werkelijkheid wordt. Eerst, in den beginne geestelijk, later, in het communisme, ook economisch.

Het is begrijpelijk, daar alles nog in worden en de weg van de AAB tot het doel nog lang is, dat nog vele fouten gemaakt worden (in het bijzonder fouten van enkele delen, enkele functionarissen, dikwijls genoeg te verklaren door de machtswillekeur van “autonome” besturen); daardoor wordt aan “centralisten” en “federalisten”, die meestal goede maar onklare strijders zijn, altijd weer opnieuw gelegenheid gegeven, of over dictatuur te klagen of meer dictatuur te eisen. Dit zal en mag geen hindernis zijn, de rechten weg te gaan, die betekent: Het proletariaat als internationale klasse zoekt en vindt in de vorming van het radenstelsel zijn steeds engere aaneensluiting, die het in staat stelt, het kapitalisme en zijn geest volkomen te overwinnen, en die later haar voleindiging vindt in de klasseloze maatschappij.

d. Massa en leiders

Uit de manier van opbouw van de Algemene Arbeiders Bond, zoals zij ook uit de statuten der organisatie blijkt, volgt, dat in haar een andere verhouding bestaat tussen massa en leiders dan in de organisaties van kapitalistisch karakter. Zijn de proletariërs in deze een speelbal van politieke ondernemersgroepen, zo worden zij zelf hier in altijd hogere graad tot dragers van hun eigen lot, het lot van hun klasse. Hier begint tot macht te worden de theorie, die zegt: de werkelijke bevrijding der arbeidersklasse kan slechts het werk der arbeiders zelve zijn.

Het begrip massa krijgt een andere betekenis dan in het kapitalistisch stelsel. In het privaatkapitalistisch stelsel is massa gelijk kadaver, een voorwerp waarmee men naar willekeur handelt. Zij wordt aangezien als het “eigendom” van bepaalde mensen, instanties, klieken. Voor het proletarische denken is echter de massa geen onsamenhangende hoop van onklare egoïsten, maar de massa is het proletariaat, voor zover het, klassenbewust, in sociaal denken en willen onscheidbaar verenigd is.

Zulk een massa ontstaat alleen door een altijd stijgende georganiseerde eigen werkzaamheid, eerst in de strijd tegen het kapitaal, bij de opbouw van de eigen organisatie, later door gelijkmatige medewerking in het productieproces.

Daarmee is ook reeds uitgesproken, wat “leider” in proletarische zin betekent. De leider moet een met deze klassebewuste massa nauw verbonden deel er van zijn. Hij moet het leven en denken van deze massa in zich belichamen, vormen, en van zijn kant de massa met zijn vuur doorgloeien. Hij moet zó strijden, dat hij niet, zoals de ondernemer voor zijn eigendom, zijn fabriek, voor zijn volk, voor zijn natie, strijdt, maar hij moet strijden als deel der grote sociaal-proletarisch voelende, denkende, willende massa, die over de gehele wereld verbreid is. Hij mag niet strijden met het bewustzijn: ik wil de proletarische beweging tot mijn beweging maken, de revolutie is mijn zaak, mij moet men volgen – dat is privaatkapitalisme, dat is burgerlijke ideologie.

De Algemene Arbeiders Bond wijst dus in haar strijd volstrekt niet leiders af. Dat zou betekenen, iedere kracht, iedere begaafdheid, iedere sterkere wil afwijzen. Dat zou zijn niet socialisme, maar burgerlijk-militair tuchthuis, dodende gelijkmakerij, verwisseling van de levende mens met het product van een machine. Het zou ook utopisme zijn, daar wij eerst aan het begin van de strijd en niet aan het einde staan. Integendeel, de AAB zal de proletarische leiders juist de allergrootste verantwoordelijkheid opleggen. Voorwaarde is slechts, dat uit de organisatie, uit het stelsel zelf, de absoluut zekere controle over iedere verantwoordelijke volgt. In deze richting beweegt zich de radenorganisatie. Zij voert een meedogenloze strijd tegen dictatuur van enkelen en tegen georganiseerde leidersklieken, die los staan van de bestaansvoorwaarden en behoeften der proletarische massa en met de methodes van kapitalistische winstjagers arbeiden. Zij keert zich zo scherp mogelijk tegen de intellectuelen. Waarbij zij onder intellectuelen die mensen verstaat, die hun hogere ontwikkeling er toe gebruiken, het proletariaat tot object en speelbal van hun persoonlijke inbeeldingen en belangen te maken.

e. De AAB en de dictatuur van het proletariaat

De AAB staat zowel innerlijk als uiterlijk in onoverbrugbare tegenstelling tot de kapitalistische bourgeoisie. Daaruit volgt vanzelf, dat hij zich stelt op de bodem der “Dictatuur van het proletariaat”. Verovering van deze dictatuur is zijn naaste politieke doel. Zulk een dictatuur betekent: er bestaat in de strijd om de communistische, om de klasseloze maatschappij geen compromis tussen uitbuiters en uitgebuiten, tussen kapitaal en arbeid. Tot haar verwezenlijking behoort noodzakelijk de uitsluitende macht van het proletariaat over alle politieke en economische instellingen, door middel van de radenorganisatie.

De duur der dictatuur hangt af van het verdwijnen van de oude machten.

De Algemene Arbeiders Bond (AAB) brandmerkt, waar hij maar kan, de zwendel der burgerlijke democratie. Zulk een democratie heeft als vooronderstelling economische ongelijkheid.

Het wezen van zulk een (stembiljet)democratie te verklaren is onnodig voor proletariërs, die haar werkingen sinds augustus 1914 in al hun verschrikking hebben gevoeld. Iedere democratie van deze soort is dictatuur der bezittenden. In een tijd nu, waarin alle voorwaarden voor het veroveren der macht van het proletariaat zijn gegeven, d.w.z. waarin het verder bestaan van het kapitalisme alleen door een alle vroegere maten overtreffende uitbuiting, ja alleen door het laten sterven van talloze miljoenen proletariërs mogelijk is, zullen de uitgebuiten in groeiend aantal de revolutionaire strijd tegen de democratie opnemen en niet rusten voor het kapitaal ter aarde ligt. Vrijwillig afdanken zal het nooit, of (zoals in Hongarije) alleen in schijn. Is nu het proletariaat eenmaal de regerende klasse, dan zal – terwijl tegelijkertijd de opbouw van het communisme plaats heeft – iedere contrarevolutionaire beweging met alle kracht neergehouden moeten worden. Met geweld. Al het andere zou zelfmoord zijn. De dictatuur van het proletariaat is onverenigbaar met de vrijheid der bourgeoisie. Daartegen te vechten is of onverstand, goedgemeend domineegeklets, utopisme, of het is directe of indirecte ondersteuning der contrarevolutie.

Voor de AAB betekent dit de vanzelfsprekende erkenning der “dictatuur van het proletariaat”, maar ook de principiële weigering van elke soort arbeidsgemeenschap met het kapitaal. Het is de erkenning van de proletarisch en klassenstrijd met zijn eigen methodes.

De politiek, d.w.z. de strijd van zulk een organisatie draagt van het begin af een proletarisch klassekarakter. Dat betekent in de eerste plaats de weigering van alle en iedere soort parlementarisme. Ja, omgekeerd moet worden uitgesproken, dat met het bestaan van zulke bedrijfsorganisaties, ieder parlementarisme noodzakelijk wordt tot sabotage van de vooruitgang der proletarische revolutie.

Verder is de strijd van de AAB volkomen internationaal. Het proletariaat als klasse wordt in zijn handelen alleen bepaald door zijn karakter als internationale eenheid. Het motief van het internationale staat op de eerste plaats. De AAB stuurt aan op internationale gemeenschappelijke (communistische) maatschappijhuishouding, dat wil in laatste instantie zeggen: de mensheid als klasseloze maatschappij.

Natuurlijk is de strijdwijze van de AAB tot zekere hoogte gebonden aan de voorwaarden van het land, waarin hij strijdt. Hij zal van het begin af aan voortdurend zijn best doen de verbinding te vormen en te versterken tussen de revolutionaire raden der verschillende landen.

f. De eenheidsorganisatie

De AAB streeft naar de eenheidsorganisatie, d.w.z. naar de volmaakte radenorganisatie, de eenheid der radenorganisatie, de in haar wezen overal gelijke organisatie van de op de grondslag der gemeenschappelijke huishouding voortbrengende maatschappij. De strijd voor dit doel begint geheel concreet met de strijd om revolutionaire comités van actie, revolutionaire raden, vertrouwensmannen uit de bedrijven, enz. Daarbij zullen in het begin (afgezien van bijzondere gevallen, zoals bv. bij de raden der werklozen) deze revolutionaire raden tegelijk van politieke en economische natuur zijn. Na de verovering der macht tijdens de dictatuur van het proletariaat, zullen politieke raden en economische raden gedurende lange tijd gescheiden functies hebben. De AAB zal dan in hoofdzaak de grondslag vormen voor de economische raden. Hij zal evenwel voortdurend werken op de nauwste samenwerking van beide, met het in elkaar opgaan als doel. Een doel, dat genaderd wordt met de steeds voortschrijdende verwezenlijking der communistische maatschappijhuishouding als het productiestelsel der mensheid.

Dit is de strijd van de AAB om de eenheidsorganisatie. Hij heeft dus niets te maken met een kunstmatig opgezette eenheid op grond van “tactische” leuzen en praktische eisen, na welker vervulling het verscheuren en het verval opnieuw beginnen.

Uit dit stellingnemen van de AAB , dat noodzakelijk uit zijn wezen als radenorganisatie voortkomt, volgt zijn stelling tegenover alle partijen.

g. AAB en partij

De AAB ziet in de partijen historische verschijnselen, die door het voortschrijdende ontwikkelingsproces der proletarische radenorganisatie tot verdwijnen worden gebracht. Hij erkent dat zonder twijfel tot aan de verwezenlijking der eenheidsorganisatie ook een samenvatting der klassenbewuste delen van het proletariaat in een zuiver politieke organisatie noodzakelijk is. De taak van zulk een politieke proletarische partij zal een wisselende zijn. De AAB heeft, van zijn standpunt gezien, geen aanleiding zich met een strijd over wezen en duur van zulk een organisatie in te laten. Hij zal een verbinding tot gemeenschappelijk handelen niet afwijzen, wanneer en zolang zulk een partij haar voornaamste kracht op de ontwikkeling van de radengedachte, de bevordering der bedrijfsorganisatie, de ontwikkeling van het klassenbewustzijn van het proletariaat, richt. Wederzijdse zakelijke kritiek kan daarbij slechts heilzaam zijn.

AAB en Kommunistische Arbeiderspartij van Duitsland (KAPD)

Een vraag, die eigenlijk niet in het programma van de AAB behoort, maar die op dit ogenblik de gemoederen heftig in beweging brengt, moge hier in het kort voorgesteld worden. Ze betreft de verhouding van de AAB tot de KAPD. Het moge een bijdrage zijn tot verheldering van het probleem. De oplossing der vraag kan alleen de ontwikkeling zelve brengen.

Er zijn fanatici in de KAPD en fanatiekere in de AAB. Beide zijn dikwijls de allerbeste kameraden. Beide zijn geheel en al van de gedachte doordrongen, dat de zelfbewustzijnsontwikkeling van het proletariaat het eigenlijke probleem der revolutie is. Maar met een soort van hete ijverzucht probeert ieder de “primaire” (eerste) rol van “zijn” organisatie begrijpelijk te maken.

Daarbij is het verklaarbaar, dat de een de nadruk legt op het eenmaal komend verdwijnen van alle partijen, en de ander zegt: “De partij is het hoofd, waartegenover alle andere organisatievormen slechts secundaire betekenis hebben, en dus staat de vraag van de eenheidsorganisatie voor vandaag en morgen nog niet op de agenda.”

Verklaarbaar is ook, dat bij de afweer van partijontkenners, of omgekeerd van bekenners der partij dictatuur over de AAB, dikwijls de uiterste scherpte in een zekere eenzijdigheid aan het licht komt. Maar daarvan afgezien, moet in het algemeen gezegd worden: ijverzucht is geen goede raadgever en op den duur voert zij tot een “engheid” van opvatting, die zich noodzakelijk aan hen, die haar koesteren, wreekt.

Wat is het wezenlijke van de Algemene Arbeiders Bond?

Hij is bedrijfsorganisatie, klasseorganisatie, begin van de radenorganisatie, begin van die zuiver proletarische vorm, die zich in de loop der historische ontwikkeling, in het bijzonder na de overwinning van het proletariaat, in overeenstemming met het productieproces zal verwezenlijken.

In hem groeit organisch het proletariaat als klasse samen. De Bond is zuivere klassestrijdorganisatie, hij strijdt economisch en politiek tegelijk.

Hij strijdt voor de vereniging van alle arbeiders in de bedrijfsorganisaties. Hij strijdt met de grootste energie voor revolutionaire raden (comités van actie) en voor hun vereniging. Hij ziet zijn doel in de eenheidsorganisatie, in de eenheid der radenorganisatie, in de verbinding van economische en politieke raden, van voortbrenging en politiek.

Hij moet dit doel propageren, want het ontspringt noodzakelijk uit zijn wezen, zoals uit een boomwortel de stam en de bladerkroon moeten voortkomen.

En de propaganda voor dit doel kan hij niet tot morgen of overmorgen verschuiven. Daar de bond als levend ding bestaat, is deze propaganda als het ware zijn adem, zonder welke hij niet bestaan kan.

Uit het karakter van de bond volgt verder, dat hij de scherpste vijand van alle partijpolitiek moet zijn. Waarbij onder partijpolitiek te verstaan is, alle soort van parlementaire politiek (in de wijdste zin), (zie boven).

De Bond dreigt zeker in zijn ontwikkeling het voortdurend gevaar, gedurende flauwe periodes in de revolutie, of ook in en na acties, overstroomd te worden door goede strijders maar niet heldere hoofden, om dan tot het zogenaamde “kleine werk”, praktische arbeid, en hoe al die mooie woorden heten, gedrongen te worden en daarmee tot opportunisme.

Een tweede gevaar, dat uit dezelfde oorzaken volgt, is de vorming van politieke fracties binnen de Bond, of het egoïstische individualisme van enkele districten, plaatsen, bedrijven, groepen. In plaats van het radenstelsel, een hele zak vol kleine en kleinste centrales, die op elkaar lostrekken. Dus versplintering, of – in het ergste geval – onmacht tot de strijd.

Een derde gevaar is de neiging tot utopisme. Hij heeft zijn altijd klaar “tafeltje dek je”, en dat ten eerste bij de snelheid der revolutie, die weinig tijd laat om uit de instinctief juiste handeling tot het volledige begrip te komen; en ten tweede bij de -pijn der revolutie. Deze pijn goochelt een fata morgana (luchtspiegeling) voor de ogen van de strijders, die zeker het beeld van een werkelijkheid is, maar van een nog ver achter haar liggende werkelijkheid.

Wat is de KAPD?

Ten eerste is zij geen partij. (De naam doet niets ter zake). Een partij in de oude zin moet een parlementaire zijn. De Spartacusbond, oorspronkelijk niets méér dan een mond, waardoor de klasseschreeuw van het proletariaat uitgilde, werd op het ogenblik, dat hij parlementair werd, een oude partij. Omgekeerd: in het ogenblik waarin de oude partijgedachte weer opdook, volgde slag op slag en in altijd snellere opeenvolging de terugkeer tot iedere soort van parlementair werk.

De KAPD is geheel en al een kind der revolutie en wel van de proletarisch-bewuste revolutie. Zij is een zuiver politieke organisatie. Zij is geen radenorganisatie. Zij kan het niet zijn, want een radenorganisatie moet in verbinding met het productieproces staan.

Zij kan alleen in de opbouw van haar organisatie een deel der radengedachte verwezenlijken, voor zover deze onherroepelijk afwijzing van het kadavercentralisme betekent, en, langzamerhand in de loop der geschiedenis plaats hebbend – zelfstandig worden van iedere enkeling. Zij moet het midden houden tussen de zogenaamde dictatuur en de zelfstandigheid van ieder afzonderlijk.

Zij is opgebouwd naar woondistricten.

Zij spreekt uit en moet uitspreken in ieder ogenblik de uiterste, laatste en hoogste uitdrukking van de revolutionaire situatie. Met woord en daad.

Zij is en moet zijn de politieke hersens, het politieke denkorgaan, gespannen tot het hoogste punt. Zij zal en moet, hetzij met, hetzij zonder de wil der massa’s in de bedrijven, haar kennis als leuze aanbieden.

Zij moet hard als staal zijn en terstond en zonder genade uit haar rijen alles verwijderen, wat zich tegen de klaarheid en gelijkheid van haar grondstellingen verzet.

Haar hoogste doel moet zijn, altijd en ieder ogenblik in volle klaarheid de radengedachte bloot te leggen; met ieder offer haar verwezenlijking (bv. in de bedrijfsorganisaties) te dienen. Kortom het eigenlijke probleem der omwenteling altijd en altijd weer van alle stof en vuil te bevrijden, en het geheel zuiver aan allen als lichtend vaandel te tonen.

Het gevaar voor de partij is, dat zij weer terugvalt in het wezen van een oude partij.

Zeker geschiedt dat nog niet daardoor, dat een enkele maal een machtsaanmatiging van het bestuur voorkomt. De bouw der partij (bv. de onmiddellijke terugroeping der bestuursleden) biedt grote zekerheid. Het gevaar wordt eerst dreigend, wanneer een terugval in het parlementarisme plaats heeft (dat behoeft natuurlijk niet te betekenen: in het parlement gaan, maar toont zich ook bv. in de cellentactiek, in de deelname in de wettelijke bedrijfsraden, in het uitgeven van “Open Brieven” zoals die van de VKPD enz.)

Een verder gevaar is de neiging tot de partijdictatuur na de verovering der macht. Nog afgezien van het feit, dat een partijdictatuur alleen al om de reusachtige getallen van het proletariaat voor een enigszins langere tijd in West-Europa onmogelijk schijnt, heeft juist na de overwinning de partij als voornaamste taak, een partijdictatuur te bestrijden, haar gehele kracht aan de raden te geven, op deze als op de uitdrukking der klasseorganisatie te wijzen, en zonder genade toe te slaan, wanneer de zuiverheid der raden verdwijnt, wanneer bv. een radenbureaucratie zou ontstaan. De partij moet altijd alleen middel tot het doel zijn, hefboom der klasseorganisatie. Nooit zelf doel.

Dit alles anders dan in Rusland. Maar zo alleen kan de weg van een partij zijn, zoals de KAPD is, die het denkmiddelpunt van de proletarische klasse-ontwikkeling zijn wil.

Een derde gevaar is de neiging tot de engheid van het zuiver politiek standpunt. Zij voert (zoals in de VKPD ) tot directe of indirecte gelijkstelling van partij en communisme. Wie daaraan vasthoudt, vecht tegen windmolens en het rad der geschiedenis zal hem spoedig genoeg ter aarde werpen.

Wat volgt uit al het voorafgaande? Er volgt ten eerste uit, dat hier twee verschillende organisaties bestaan, AAB en Partij, welke men van beide kanten niet helpt, als men probeert ze onder één hoed te brengen.

Geen kan de ander wegcijferen, zij hebben beide hun noodzakelijkheid.

De Algemene Arbeiders Bond kan niet (in zijn groei) in dankbaarheid opzien tot de partij. Hij zal het integendeel altijd betreuren, dat hij nog niet alles alleen doen kan. Zijn worstelen naar zelfstandigheid zal niet zwakker, maar sterker worden.

De partij, van de andere kant, als de meer geconcentreerde vorm, zal zich zelf niet opgeven, omdat enigen in de Bond dit wensen, maar zal altijd weer opnieuw op halfheden en zwakheden in de Bond als wordende proletarische klasseorganisatie wijzen, en daarmee alleen reeds het bewijs van haar bestaansrecht geven.

Waar de KAP sterk is, of ook maar haar geest, zal ook de Bond sterk zijn.

Nu is het evenwel zeker, dat de Bond, juist als toekomstige eenheidsorganisatie, als een organiek met de klasseontwikkeling voortschrijdende, als hij eenmaal bestaat, ook zal blijven. En dat de partij, op een goed ogenblik na de overwinning, geheel en al voor de zuivere radenorganisatie plaats zal maken. Dat zal wel heel lang duren, omdat de revolutie eerst als wereldrevolutie haar doel bereikt, maar het zal toch waarschijnlijk gebeuren.

Daaruit volgt, en dat moge hier gezegd worden, ofschoon het slechts woordenspel is, de primaire betekenis der Arbeiders Bonden. Maar alleen vanuit dit hoge theoretische standpunt gezien.

En dat verhindert niet, van de partij uit gezien, en vooral niet, zolang de zuivere en volkomen proletarische klasseorganisatie nog niet bestaat, zolang de Bond geholpen moet worden (ook wanneer hij zich daartegen verzet, zoals iemand, die graag “groot”, “volwassen” wil zijn, zonder het daarom al te wezen), dat verhindert niet, dat men de ogenblikkelijke taak der partij, haar betekenis voor de revolutie, als even belangrijk en met dezelfde kracht te bevorderen aanziet, als die van de Bond. Dus de nadruk legt op de ogenblikkelijke primaire betekenis der partij. Maar zoals gezegd, men moet zich voor elk woordenfanatisme in acht nemen.

Dat deze of gene, die de betekenis van beide organisaties als noodzakelijkheden der revolutie begrepen heeft, aan de een of aan de andere organisatie meer zijn hart geeft, dat is een helaas onvermijdelijke zaak, die evenwel als zuiver persoonlijke niets meer te betekenen heeft. Bond en KAPD zijn wel niet onder één hoed te brengen, maar zij moeten in één hoofd, als delen van het geheel der klasserevolutie van het prolerariaat, plaats vinden. En juist het klaarste deel van de Bond zal de noodzakelijkheid van een hulp door zulk een – niet toevallige – politieke proletarische organisatie begrijpen. De KAPD moet van haar kant nog meer dan tot dusverre de Bond met Bondgeest (want dat is de KAPD-geest) doordringen, in hem werken. Zij moet zijn kern zijn, zij juist moet op de eenheid van de Bond bedacht zijn.

Is het voorafgaande onderzoek gedeeltelijk tot een theoretisch geworden, omdat dit hier niet anders mogelijk was, zo is de praktische gevolgtrekking: ijverzucht en na-ijver, het zogenaamde persoonlijk gemier, moet verdwijnen. Het moet een overweldigende wedkamp om de bereiking van het gelijke grote doel worden.

Het hoekpunt van de hele zaak blijft: sinds de AAB (als Bond van bedrijfsorganisaties) bestaat, wordt parlementarisme van iedere soort tot voortdurend ergere sabotage der revolutie.

Met deze erkentenis zal de wedkamp zelf, en dus ook het dispuut tussen de twee organisaties niet verdwijnen. Die zullen nu eerst recht beginnen. En dat is goed zo. Zij zullen zich duidelijk op internationale schaal tonen in de strijd tussen partij- en “Vakverenigings Internationale”. Tot stilstand zullen zij , ja kunnen zij eerst komen, met de oplossing van al deze problemen, de volkomen vernietiging van het kapitalisme.

h. Eerste taak van de AAB

De Algemene Arbeiders Bond wil voorvechter zijn en drager van de sociale gedachte; niet met woorden, maar met daden. Bij zijn van alle andere organisaties verschillend karakter als klasseorganisatie van onvervalste stempel, is de strijd om zijn bestaan en uitbreiding alleen reeds een voortdurende proletarische daad. Hij ziet revolutie, niet in de kritiek alleen en de nurkse ontkenning. Voor hem is revolutie de ononderbroken strijd om de economische omwenteling en om de verandering der geesten; een meedogenloze klassenstrijd, die zonder compromissen, tegen alle reformisme en opportunisme gevoerd worden moet. Met de uiterste energie bestrijdt hij de vervalsing van de radengedachte, zoals die bv. in de wettelijke bedrijfsraden voor de dag komt. Zulk een vervalsing beschouwt hij als een schanddaad van eerloze partijklieken. De drijfveer tot zulk een handelwijze ligt, bewust of onbewust, in de vrees der “leiders” door de revolutionair-proletarische ontwikkeling der werkelijke raden onttroond te worden.

De AAB is geen ondersteuningskas en geen levensverzekering. Natuurlijk oefent hij met al zijn krachten in elk afzonderlijk geval solidariteit in de strijd (door strijdgelden die hij telkens voor een bepaalde strijd opbrengt). Hij groeit in en met de massa-acties.

Met inachtneming van de telkens voorkomende politieke situatie tracht hij gedeeltelijke stakingen en massastakingen teweeg te brengen, hun politieke richting te geven.

Hij dringt altijd weer opnieuw aan op solidariteit tussen werkenden en werklozen.

In de bedrijven zelf, onder de massa’s, laat hij zich aan de voortdurende politieke en maatschappelijke scholing der massa’s gelegen zijn. Onafgebroken propaganda voor het communisme. Bedrijfsvergaderingen, die bij tegenstand “van boven” door hem zelf voortdurend worden bijeengeroepen. Politieke discussies. Deelname aan alle vraagstukken en ondernemingen, die op praktische, wetenschappelijke of artistieke weg een revolutionair-praktische gedachtewereld dienen, en veel meer zulke dingen behoren tot zijn taak. Met één woord: de revolutie in het bedrijf; de revolutie in het algemeen.

Zijn allersterkste kracht evenwel zal de AAB ontwikkelen met woord en daad, in de propaganda tot doorvoering der verkiezing van revolutionaire raden, revolutionaire comités van actie. Een der talrijke manifesten voor dit doel moge hier plaats vinden. Het werd uitgegeven ten tijde van de opmars der Russen naar Warschau.

Arbeiders! Kameraden!


Wie heeft u in de verschrikking van de oorlog gejaagd? Uw besturen! Wie heeft u dan honderdmaal verraden en het einde van de verschrikking verschoven? Uw besturen!
Wie heeft bij het begin der revolutie het verbond met Rusland verhinderd? Uw besturen!
Wie heeft de arbeidersraden, die eens bestonden, verlaagd; de ontwikkeling der raden gesaboteerd, de witte terreur geproclameerd, de arbeider tegen de arbeider opgehitst? Uw besturen!
Wie heeft in maart het vreselijk verraad van uw broeders in het Roergebied begaan? Uw besturen!
Wie is schuld aan het mislukken van de boycot tegen Hongarije, tegen Polen? Uw besturen!
Wie predikt u misdadige neutraliteit, terwijl de Russen aan de grenzen staan? Uw besturen!
Wie zegt dat gij niet rijp bent? Wie bedriegt u over de rijpheid der politieke situatie? Wie verwart u met de zwendel der wettelijke raden, met de zwendel van het parlementarisme? Uw besturen!
Wie is schuld aan het mislukken der grote stakingen in Frankrijk, in Engeland en in Italië? Besturen!

Arbeiders! Kameraden!

Dit alles langer te dulden is een misdaad tegen de revolutie. Het zou, wanneer dit zo verder ging, het einde der revolutie betekenen, de zegepraal voor het kapitaal!
Komt te rechter tijd tot bezinning!

Gij moet uw eigen revolutionaire organen scheppen.
Deze organen moeten onafhankelijk zijn. Zij moeten ten nauwste met u en uw behoeften verbonden zijn en verbonden blijven. Zij moeten met het vertrouwen van het proletariaat de leiding van het proletariaat in handen nemen.

Want de revolutie is de dringendste aangelegenheid van het proletariaat. Zij is overeenstemming met de behoefte van het proletarische leven: Zonder haar zullen verdere miljoenen ellendig te gronde gaan. Maar de parasieten van onze besturen zullen leven. Daarom op voor de schepping van revolutionaire comités van actie.

Met alle kracht en altijd opnieuw moet in de bedrijven op hun verkiezing worden aangedrongen. De grootbedrijven zullen op iedere 1000 één kiezen. De kleinbedrijven tot 500 één, die dan – samengevat
- een overeenkomstig aantal naar de algemene vergadering zenden.

Natuurlijk behoren de raden der werklozen in deze algemene vergadering.
Maar niet er in horen de “wettelijke” raden, tenzij zij gebroken hebben met hun “wettelijke” benoeming en in nieuwe verkiezingen het vertrouwen hebben gewonnen.
Maar met de verkiezingen alleen zijn wij er niet.

Het moet vermeden worden, dat de verkiezingen en de verkiezingspropaganda er toe dienen het proletariaat af te leiden van andere revolutionaire noodzakelijkheden van het ogenblik. Daarom moeten in elke plaats, in elk district de raden samengevat worden om als actieve factor op het politieke toneel mee te werken; ook wanneer zij nog niet de gehele arbeidersmassa vertegenwoordigen. De Arbeidersbond van zijn kant zal daarin als gesloten fractie vertegenwoordigd zijn.

Intussen mag niet een ogenblik verloren gaan om altijd weer opnieuw in de nog teruggebleven bedrijven door te dringen, de verkiezingen door te zetten. Op die wijze zal de algemene vergadering der raden van een plaats, van een district zich voortdurend uitbreiden, versterken, machtiger worden. Zij zal met alle kracht er aan werken politieke klaarheid te verbreiden, en de revolutie in de bedrijven, in de massa’s te dragen. Zij kan dit; want zij is een levend deel van deze massa’s. De raden hebben dezelfde zorgen, zij dragen hetzelfde lijden als de massa’s.

Zij zullen in staat zijn de besturen met hun egoïstische belangen ten slotte neer te slaan.

Een nog verdere taak is de samenvatting aller raden in het congres der Duitse arbeidersraden. Ook dat zal komen. Maar beslissend is, dat de vorming van dit congres niet een middel voor de besturen wordt, de revolutionaire kracht te dempen, af te leiden.

Vanuit alle districten moet uit iedere samenvatting der raden, in voortgaande stijging het zelfstandig worden der massa’s door de terzijdestelling van uw besturen duidelijk worden.

Zo alleen dient gij de vooruitgang der revolutie!
Arbeiders! Kameraden! Uw doel is de sociale gemeenschap, de zelfregering van het proletariaat.
Hier is de weg! Aan het werk

De AAB richt al zijn krachten daarheen, dat met de overwinning, d.w.z. met de verovering der macht door het proletariaat, de dictatuur der klasse beginnen kan en niet de dictatuur van een partij, d.w.z. van partijleiders.

Het gevaar van zulk een “partijdictatuur” is in Duitsland, in West-Europa zo goed als uitgesloten. Want de gehele macht zal hier bezwaarlijk veroverd worden, voordat de meerderheid van het proletariaat tot bewuste communisten geworden is. Maar zelfs al zou een partijdictatuur de overwinning behalen, zij zou zich zonder de wil der meerderheid van het proletariaat niet kunnen houden, daar men het gehele proletariaat zal moeten wapenen en zich voor langere tijd niet zou kunnen beperken tot een kleine gewapende partijgarde. De verhouding van partij en klasse zal hier dicht tot aan het punt moeten naderen, waarop zij samenvallen, voordat de volkomen overwinning behaald kan worden.

Na het veroveren der macht wordt de AAB het wezenlijkste gedeelte der proletarische dictatuur. Op hem zal de totale radenorganisatie zich beginnen op te bouwen.

i. Algemene Arbeiders Bond en Vakverenigingen

Uit wezen en vorm van de AAB , uit zijn absolute tegenstelling tot het vakverenigingsstelsel als geheel volgt zijn strijd tegen de vakverenigingen. Hij ziet in hen – in de huidige periode – de eigenlijke dragers der contrarevolutie. Zij zijn – tegen hun dikwijls zo geheten neutraliteit in – tot politieke machten van de eerste rang geworden. De AAB ziet in het leiden van alle revolutionaire energieën in een zogenaamde vakverenigingsrevolutie de volkomen ondergang der revolutie gedurende lange tijd. Hij ziet in de juiste oplossing van dit vraagstuk de zaak die over het lot der revolutie in Duitsland, ja in West-Europa, beslist.

Deze oplossing kan slechts luiden: spoedige en meedogenloze vernietiging der vakverenigingen.

De meest gevorderde gedeelten van het proletariaat in Duitsland waren aan het eind van 1919 aan dit inzicht zeer nabij. Een besluit der algemene vergadering der arbeidersraden van 18 december 1919 zegt:

“De algemene vergadering der arbeidersraden van Groot-Berlijn van 18-12-19 ziet in de revolutionaire bedrijfsorganisaties – zonder principieel vóór of tegen de vrije vakverenigingen of bedrijfsorganisaties stelling te nemen – een klassestrijdorganisatie van revolutionaire arbeiders.

De algemene vergadering van arbeidersraden roept daarom de functionarissen der bedrijven op, bestaande besluiten, die toch behoren tot de vrije vakverenigingseisen, zó te veranderen, dat het lidmaatschap bij de vrije vakvereniging of bij de revolutionaire bedrijfsorganisaties wordt vrijgesteld.”

Leiderspolitiek boven, gebrek aan vastheid van klassenbewustzijn beneden, versterkt door de schijnbare eb der grote revolutionaire golven en daarmee samengaande versterking van kapitalisme, leidde af van deze weg. Men besloot aan de zijde der oppositie (die vooral in de linkervleugel van de USP (onafhankelijken) en in de Spartacusbond belichaamd was) tot een nieuwe, een opportunistische tactiek. De leuzen werden nu: Hervorming der vakverenigingen, revolutioneren van binnen uit. Deze leuze heeft onder medewerking van de Executieve van de Derde Internationale tot de tactiek der zogenaamde cellenvorming in de vakverenigingen geleid.

k. De tactiek der cellenvorming

Wat betekent deze tactiek? De stelling van het tweede congres van de Derde Internationale zegt: “Met het oog op het binnenstromen van geweldige arbeidersmassa’s in de vakverenigingen, met het oog op het objectief-revolutionair karakter van de economische strijd, die deze massa’s in tegenstelling tot hun bureaucratie voeren, moeten de communisten in alle landen in de vakverenigingen treden, om uit hen bewuste strijdorganen voor de omverwerping van het kapitalisme en voor het communisme te maken. Wij moeten het initiatief nemen tot de vorming van vakverenigingen, waar deze nog niet bestaan.”

Dus: In de vakverenigingen. Niet vernietigen, niet splijten, maar van binnen uit revolutioneren. De oude leiding moet verdwijnen, de niet-communisten moeten door communisten vervangen worden! Deze “moeten er naar streven, zo veel mogelijk een eenheid tussen de vakverenigingen en de communistische partij te vormen, de vakverenigingen onder de werkelijke leiding der partij, als voorhoede der revolutie, te brengen. Tot dit doel moeten de communisten overal in de vakverenigingen en bedrijfsraden communistische fracties vormen, met wier hulp zij de macht over de vakverenigingen krijgen en hen leiden.”

Verder moet er naar gestreefd worden, dat de samenvatting der vakverenigingen in de “rode” Vakvereniging-Internationale plaats heeft, zonder dat aanvankelijk het toebehoren tot de contrarevolutionaire vakverenigingen vrijwillig wordt opgegeven. – Zien wij op deze plaats er van af, de beweegredenen tot de Stellingen na te gaan en de in haar aan de dag tredende gelijkstelling van het Russische en het Duitse vakverenigingswezen, – dan blijft het volgende te zeggen: Ten eerste wijst de AAB op grond van zijn in de verhoudingen gewortelde radicaal-proletarische beginselen een politiek af, die gekarakteriseerd wordt door het woord van die vertegenwoordiger van het Moskouse Executief-Comité, die het meest tot de doorvoering van deze tactiek heeft bijgedragen. Radek zegt: “Ongeveer vier miljoen nieuwe vakverenigingsleden sinds de Novemberrevolutie, dat is een antwoord der massa’s op de vraag naar de noodzakelijkheid der vakverenigingen, dat geen revolutionair mag over het hoofd zien.”

In waarheid zijn die vier miljoen niet een bewijs voor de noodzakelijkheid der vakverenigingen, maar hun lid worden bewijst dat zij nog niet helder het contrarevolutionaire stelsel der vakverenigingen hebben begrepen. En omgekeerd eiste juist het feit van minstens tien miljoen ongeorganiseerden de vorming van een organisatie, die weet te verhinderen, dat zij aan de vernietigende werking der vakverenigingen worden blootgesteld.

De tactiek der cellenvorming verlaat de bodem van een principiële politiek, principieel daarin dat zij alleen de belangen van de proletarische klasse-ontwikkeling dient.

Het karakteristiek van haar wezen is: “Het bedrog der massa is de hefboom der massabeweging.”

Is dit het eerste, zo betekent verder deze tactiek de principiële erkenning van de noodzakelijkheid der vakverenigingen in het algemeen. Dus de erkenning van een organisatie, die geheel en al is ingericht op het knevelen der arbeidersklasse door een reusachtige, voortdurend op haar eigen bestaan bedachte leidersbureaucratie. Want daardoor dat door revolutioneren van binnen uit de oude bureaucratie ten gunste van communisten wordt verwijderd, wordt immers niets wezenlijks veranderd, niets dat de gehele bouw van deze instellingen van de grond af zou omkeren. Alleen een verandering aan de spits vindt plaats. De kneveling van het proletariaat volgt nu verder door een communistische bureaucratie. Zij zou de allerslechtste partijdictatuur betekenen en meer dan elk ander ding de ontwikkeling tot dictatuur der klasse verhinderen. Wij behoeven er ons dus in het geheel niet mee bezig te houden, dat deze stellingen de onderschikking der vakbeweging onder de partij (d.w.z. onder de partijleiders) eisen. Het spreekt vanzelf dat de AAB zulk een partijpolitiek afwijst. Deze tactiek, die van de ene kant de vakverenigingen voor gevaarlijker verklaart dan de Orgesch, eist aan de andere kant dat de massa’s ze niet verlaten. Dat is dezelfde tactiek, die zegt: Wij gaan in het parlement om de nutteloosheid van het parlement te bewijzen.

Men moet terstond de juiste weg gaan en niet eerst de massa’s in verwarring brengen en van het wezenlijke afwenden. Maar meer nog. De vakverenigingen treffen natuurlijk afweermaatregelen. Vervullen dus de cellen hun plicht, d.w.z. handelen zij tegen de statuten, dan zal men ze uitsluiten.

Zulke uitsluitingen hebben nu in groot aantal plaats, zoals bv. in de metaalbewerkers- en bouwarbeidersbond. Dat zal zo voortgaan. Wanneer de VKPD daarover een eindeloos geschreeuw aanheft, en raast over splitsing der vakverenigingen door de anderen, dan moet men de SPD en USP mensen niet geloven als zij terugschreeuwen: “Neen, de Moskou’ers willen splitsen”, maar men moet weten dat dit geschreeuw van de VKPD het geschreeuw van leiders is, die inderdaad het behoud der vakverenigingen willen, alleen met hun naaste personen als nieuwe leiders. Het is het geschreeuw van bedrogen bedriegers.

En wat moet er na zulke uitsluitingen en versplinteringen van enkele delen der vakverenigingen plaats hebben? Samenvatting van delen van beroepsverenigingen in de rode vakverenigingsinternationale? Dat zou zijn niet een vooruitgang in de zin der revolutie, maar eerder een teruggang.

Men zet hier alles op één kaart, en dat nog wel op een partijkaart.

De enige positieve eis van deze tactiek is:

Omvorming der vakverenigingen in industrieverbonden.

Wanneer en waaruit moeten deze gevormd worden? Zeker zullen industrieverbonden nodig zijn in het proces van de communistische opbouw. Maar zulke industrieverbonden met proletarisch karakter kunnen slechts te voorschijn treden uit en vast geankerd zijn op de grondslag van bedrijfsorganisaties (evenals dit in Rusland was, door de oorlog onderbroken werd en nu opnieuw wordt opgebouwd). Maar uit de bestaande beroepsverenigingen, of nog wel uit de afgescheiden gedeelten daarvan industrieverbonden te maken, is niets dan een zeer dictatoriale samenvoeging van 52 contrarevolutionaire stukken tot 14 die dan niets anders zijn dan de oude, nu alleen nog versterkte contrarevolutionaire bouw.

Het blijven organen tot kneveling der massa, instellingen tot instandhouding van een parasiterende (als privaatondernemers handelende) leidersbureaucratie. Kortom, dezelfde oude vakverenigingen, met het enige onderscheid, dat hun bureaucratie de revolutionaire frase wat beter wist te gebruiken. De oude firma met nieuw geschilderd uithangbord. Niets is er gewonnen voor het proletariaat als klasse, alles voor advocaten, baantjesjagers, parlementsleden. Daarmee ontpopt zich deze strijd in laatste instantie als een brutale strijd tussen egoïsten, naar macht dorstende leiders om posten en baantjes. En wanneer wij horen, dat dit verwijt van de kant der sociaalpatriottische leiders en niet minder van die der communistische wordt geuit, dan is het duidelijk dat men aan beide zijden gelijk heeft. Beiden strijden voor de “dictatuur der leiders”. De statuten der organisaties van beiden bewijzen dit ten duidelijkste, De vangst der massa’s, ten eerste om zichzelf met behulp der massa’s in het leven te houden, en dan om steeds massa’s te hebben die men naar believen aandrijven en terughouden, d.w.z. regeren kan.

De AAB loochent natuurlijk niet, dat door de tactiek der cellenvorming iets bereikt wordt. Zulk een werk zal ten eerste een geweldig spektakel teweegbrengen. Maar zij is niet de juiste tactiek, die aan de eisen der proletarische revolutie in West-Europa beantwoordt. Zij betekent een omweg, zij wekt illusies. Een geweldige kracht wordt in de verkeerde richting verspild. Verlangen de “massa’s” nog niets meer dan strijd om hoger loon enz., dan moeten zij door een waarlijk klassenbewuste massa, door haar voorbeeld met communistische geest worden vervuld. Deze is de eerste eis voor de mogelijkheid van een communistische maatschappij. Wie zijn politieke rechten verkoopt voor ondersteuning of levensverzekering, die is onrijp of een verrader van zijn klasse. Het communisme komt niet, ook wanneer de voorwaarden ervoor aanwezig zijn, als de proletariërs niet willen. Om het te willen moeten zij klaar bewust zijn. Tot deze klaarheid behoort het inzicht in de noodzakelijkheid der vernietiging der vakverenigingen.[3]

l. Algemene Arbeiders Bond en syndicalisme

De verhouding van de AAB tot de syndicalistische vakverenigingen is een wezenlijk andere als tot de zogenaamde “vrije vakverenigingen”. Hij keert zich met alle kracht tegen de leugenachtige ophitsing der leden van centrale bonden, die zij sinds tientallen jaren bedrijven, en waarmee zij o.a. zochten te bereiken dat alleen het woord “syndicalist” met saboteur, verrader der arbeidersbeweging werd gelijkgesteld. Wij gaan niet in op de geschiedenis van het syndicalisme, op de strijd tussen Marx en Bakoenin, ook niet hierop, hoe het kwam dat het syndicalisme in de Romaanse landen zeer vele, in Duitsland zeer weinig aanhangers vond. Maar dit moet gezegd worden, én oorlog én revolutie hebben het bewezen: het syndicalisme heeft grote verdiensten voor de ontwikkeling der arbeidersbeweging, grote verdiensten vooral door het nadruk leggen op de bijzondere taak proletarische klassebeweging.

Met kracht en taaiheid heeft het de strijd gevoerd tegen het kadavercentralisme der vrije vakverenigingen, dat het zelf-denken en het zelf-doen der leden doodde en ze tot dode contributiebetalers verlaagde. Met energie verzette het zich altijd en altijd weer tegen alle leidersklieken-politiek; en liep storm tegen het parlementarisme. Het is niet moe geworden de idee der algemene staking te propageren, de directe actie. – De vroeger syndicalistische idee der sabotage als een hulpmiddel in de strijd is eveneens gemeengoed der proletariërs geworden na de oorlog.

Daarnaast legden de syndicalisten met recht de nadruk op het socialisme als een geestelijke beweging.

Tegenover deze grote verdiensten moet intussen ook vastgesteld worden, dat de syndicalistische theorie nooit een gelijk principieel karakter had en altijd op verschillende wijzen werd gepropageerd. Tengevolge daarvan lijdt het onder heilloze verwarringen. Zo is het altijd nog doortrokken met kleinburgerlijk-zedelijke voorstellingen over pacifisme, over revolutie zonder geweld. Het dacht en denkt ook dikwijls onhistorisch. En daardoor ging de scherpte van het propageren van de meedogenloze klassenstrijd dikwijls verloren. Zo werkte het alleen met zedelijke verontwaardiging en met het propageren van het socialistisch einddoel in tijden, waarin het er op aan kwam de weg naar het doel te tonen, de weg ook tot het mogelijk maken der idee van de algemene werkstaking enz.

Met zulke zwakheden worstelt het syndicalisme tot op dit ogenblik. Maar zonder twijfel is ook aan hem de ontwikkeling niet spoorloos voorbijgegaan. Het bevindt zich juist op dit ogenblik, bij zijn besluit om aan het congres van de Derde Internationale deel te nemen, in een nieuwe omvorming; het zal zich van nog meerdere slakken bevrijden, die het als natuurlijke erfenis van vroegere strijd met zich brengt, en die niet op één dag kunnen worden afgestoten.

Daaruit volgt ook de dikwijls zo grote afstand tussen syndicalistische theoretici en de praktijk der leden. De AAB, als jong kind der revolutie, door geen overlevering, door geen verleden bezwaard, zal de weg wijzend vooraangaan. In hoofdzaak zal hij kritisch, behalve op het reeds genoemde, op de volgende drie punten wijzen:

1. De syndicalisten zijn nog niet diep genoeg in het wezen der radengedachte doorgedrongen. Zij hebben haar noch grondig begrepen als historisch worden, noch als organisatievorm. Zij kwellen zich nog vergeefs met kleinburgerlijke opvattingen over federalisme-centralisme. De AAB is de praktische oplossing.
2. De syndicalisten verwisselden dikwijls de partijpolitieke strijd met de politieke strijd in het algemeen. Zij zijn niet helder over de noodzakelijke verovering der politieke macht en de overgangsvormen van de dictatuur van het proletariaat af tot in de communistische maatschappij.
3. Een verdere fout is het vasthouden aan de beroepsorganisatie. Het spreekt vanzelf dat de periode der dictatuur van het proletariaat ook bepaalde eisen stelt aan de verschillende beroepen, die alleen deze beroepen aangaan. Maar deze beroepen moeten vast ingevoegd zijn in grotere industrieverbonden, die van hun kant weer op bedrijfsorganisaties rusten (op bedrijfsorganisaties, die allen omvatten). De syndicalisten wijzen de bedrijfsorganisatie niet rechtuit af, maar zij houden taai aan de beroepsorganisatie (vakvereniging) vast.

Zonder het te erkennen hangen zij nog altijd aan het kleinbedrijf en daarmee aan de zuiver handwerkgewijze verdeling der arbeiders. De ontwikkeling der grootindustrie, die zij noch verhinderen, noch loochenen kunnen, boezemt hen schrik in – zij kunnen blijkbaar maar niet wennen aan deze historische ontwikkeling.

Of in de loop der ontwikkeling spoedig een vastere, nauwere verbinding tussen AAB en syndicalisten zal plaats hebben, zal afhangen van de verdere ontwikkeling der syndicalisten tot de beginselen van de AAB.

VI

Algemene Arbeiders Bond en de Derde Internationale

De verhouding van de AAB tot de Derde Internationale volgt uit zijn program, uit zijn gehele opvatting. Hij staat precies als tot de vakverenigingen, de wettelijke bedrijfsraden, de leiderspartijen enz. in principiële en scherpste tegenstelling tot de Tweede Internationale. Hij ziet in de Tweede Internationale nog slechts een coulisse van het kapitaal.

Het doel van de AAB is de radeninternationale. Dat zal zijn eerst een internationale der proletarische klasse; ten slotte het internationale stelsel der klasseloze maatschappij.

Deze radeninternationale is niet van vandaag op morgen gereed. De weg naar haar is een geschiedkundig proces; een op en neer met overwinning en nederlagen. De AAB moet naar de richtlijnen van zijn proletarisch-revolutionaire politiek voortdurend om de nadering tot dat doel, om de verwezenlijking van dat doel vechten.

In het proces der wereldrevolutie is het het meest gevorderde deel van het Russische proletariaat gelukt, de staatsmacht te veroveren. Dit gelukte door de hulp van een grote revolutionaire boerenmassa. Door deze overwinning is Rusland nog geen communistische staat geworden. Of het dat wordt, hangt af van de vooruitgang der wereldrevolutie, van de ondersteuning van Rusland door het wereldproletariaat, en in de eerste plaats door het Duitse proletariaat.

Maar Sovjet-Rusland is door zijn bestaan alleen, daardoor dat het als gemeenschappelijk eigendom der proletariërs uitgeschakeld is uit de rekening van het kapitalistische imperialisme, de reusachtigste tegenstander van het wereldkapitalisme, de doorn in het vlees van de uitbuitersbende. Zijn betekenis voor de vooruitgang der wereldrevolutie is geweldig en boven alle twijfel verheven.

Door het bestaan van Sovjet-Rusland heeft het wereldproletariaat voor het eerst een reusachtige positieve buitenlands-politieke taak. Proletarische sympathie voor Rusland betekent strijd voor Sovjet-Rusland; niet alleen met woorden, maar vóór alles met daden. Dit feit kan niet de kritiek op de politiek van de Russische staat afsnijden. Maar er ligt een afgrond tussen een kritiek, die opgroeit uit het begrijpen van de voorwaarden van de strijd in Rusland, en die kritiek, die vanuit andere, bv. West-Europese verhoudingen dat wat in Rusland noodzakelijk is, beschimpt en daardoor de internationale solidariteit verlamt. Geheel afgezien daarvan dat deze laatste kritiek aan de kapitalisten de wapens levert.

Zulk een kritiek is in het beste geval die van utopistische dromers, die de hardheid der werkelijkheid niet verdragen kunnen; in het andere geval evenwel die van vijanden. Onder zulk een kritiek behoort de volgende uit de “Communist” te Dresden: “De apostelen en vaderen der Derde Internationale hebben in hun eigen land er een idee van gegeven, hoe men de vrijheidlievende bewegingen van een onderdrukt volk er onder houdt. Radenmaatschappij? Luxe. Overigens terreur, brutale partijterreur. Niet tegen tot de witte garden behorende opstandelingen, neen, de terreur der gevangeniscel, van de honger, het concentratiekamp, en van de openlijke en verborgen moord – deze terreur treft hoofdzakelijk arbeiders.”

In zulk een kritiek ligt de eis van de bolsjewieken om af te danken. Dat betekent evenwel Rusland opnieuw aan het kapitalisme uitleveren. Nu heeft Sovjet-Rusland na zijn overwinning de grondslag gelegd tot een Derde Internationale. Na een tijd van gisting heeft zich deze Derde Internationale in de stellingen van het tweede congres bepaalde richtsnoeren gegeven over tactiek.

Zonder twijfel was de samenstelling van het congres onvolkomen en de meerderheid der afgevaardigden – ten minste voor zover West-Europa in aanmerking komt – vertegenwoordigde niet het proletarisch willen der strijdende massa’s. Dat volgt alleen al uit een beschouwing van de wanverhouding tussen de strijdlust der proletariërs bij de Kapp-putsch, bij het Russische offensief enz., en de remmende leuzen der leiders.

De door dit tweede congres aangenomen stellingen zijn waarschijnlijk op de volgende grondslag ontstaan:

1. En dit is het hoofdpunt: de Russische staatspolitici, die direct of indirect identiek (één) zijn met de Russische vertegenwoordigers in de Derde Internationale, geloofden alleen door deze tactiek het bestaan van Sovjet-Rusland op den duur te kunnen redden.
2. De Russische ervaring werd algemeen gemaakt.
3. Het merendeel der afgevaardigden was verkeerd ingelicht over de partij- en revolutieverhoudingen der andere landen, in het bijzonder van Duitsland.
4. Er ontbrak een principiële oppositie.

De AAB wijst de zo ontstane stellingen af. In het bijzonder wijst hij op het centralisme in de geest van het kadavercentralisme, de stellingen over het parlementarisme, over de vakverenigingen, de bedrijfsraden enz. Hij ziet in de doorvoering van deze stellingen in West-Europa de bevordering van het meest onheilvolle opportunisme, dat niet alleen voor West-Europa zelf, maar ook voor Rusland de grootste gevaren voor de vooruitgang der revolutie in zich draagt.

Uit deze principiële afwijzing volgt vanzelf, dat de AAB zich niet kan aansluiten bij de Internationale, zoals zij op het ogenblik is. Hij moet strijden om de met zijn beginselen overeenkomende Internationale te scheppen. Dat verhindert hem niet Rusland voortdurend actieve hulp te verlenen; dat heft ook niet de plicht der Derde Internationale op, hem (de AAB) op grond van zijn program te erkennen.

De AAB heeft steeds met volkomen duidelijkheid verklaard, dat hij – of met of zonder de wil van het tegenwoordige Executief Comité – tot de communistische Internationale behoort.

Hij ziet in het tegenwoordig Executief Comité en zijn statuten een historisch product, dat binnen korte of lange tijd in de storm der geschiedenis een andere vorm zal aannemen. Dat dit geschiedt, daartoe zal de Bond zijn deel bijdragen. Tot de vraag of hij langs deze weg (evenals de KAP) als “sympathiserende” organisatie zich bij de Derde Internationale zal aansluiten, is tot nu toe alleen door enkele leden stelling genomen.

Het karakter van de AAB als samenvatting van bedrijfsorganisaties is daarvoor ook niet gunstig. En deze vraag wordt nog in het bijzonder op de achtergrond gedrongen, omdat een andere vraag zich begint te vertonen voor de opbouw der derde Internationale: de vorming van een “rode Vakverenigmgsinternationale”.

De naam kan niet afschrikken. Zeker is de AAB in de eerste plaats klassestrijdorganisatie, maar hij wordt later de grondslag van de communistische opbouw der maatschappij. Hij zal drijven naar de eenheid van economische en politieke raden.

Evenmin kunnen het uitgangspunt en de motieven afschrikken tegen stichting van deze vakverenigingsinternationale. De Derde Internationale wil een centrum hebben voor haar vakverenigingstactiek, een tegenwicht tegen de Amsterdamse vakverenigingsinternationale. Zij is er natuurlijk ook op uit, deze rode Internationale van het begin af afhankelijk te maken van de Partij-Internationale.

Op het congres in juli 1921, waaraan ook de syndicalisten aller landen hebben besloten deel te nemen (daaronder de Amerikaanse IWW en de Engelse shop-stewards) en waarop natuurlijk ook oude vakverenigingsmannen zullen verschijnen, aan de andere kant evenwel de revolutionaire Russische vakverenigingen, zullen zware gevechten worden uitgevochten.

De AAB zal daar met alle kracht er voor strijden, dat deze rode Vakverenigingsinternationale niet een partij-instelling wordt. Zijn doel zal daar een dergelijk zijn, als zich vertoont in zijn verhouding tot de partij, tot de politieke organisatie in het algemeen. Hij erkent in het tegenwoordig stadium de noodzakelijkheid van een politieke organisatie, en dus hier de noodzakelijkheid van een derde partij-Internationale (al zal die anders moeten zijn dan de tegenwoordige). Maar hij gaat stap voor stap en vastberaden op zijn doel aan: Eenheidsorganisatie, Raden-Internationale.

Van de besluiten van het congres zal het afhangen, of de AAB in de rode vakverenigings-Internationale zelf zijn strijd verder kan voeren. Voor het geval dat dit niet mogelijk zou blijken, zal hij er buiten in gelijke geest strijden. Het proces der geschiedenis zal vroeg of laat zijn medewerking, de arbeid naar zijn beginselen, afdwingen.

Besluit

Daar wij midden in het proces der wereldrevolutie staan en alles in wording is, zal er altijd en telkens een nieuwe taak voor de AAB opduiken. Het is van te voren aan te nemen, dat hij – vooral na acties waarin de vakverenigingen falen – sterk zal groeien. Het grootste gevaar zal dan zijn, dat hij door de massa van goede strijders maar minder heldere hoofden in opportunistisch vaarwater geraakt. Maar kent hij dit gevaar, dan zal hij het zeker de baas worden. Zijn leidster zal zijn en blijven: De volkomen bevrijding der arbeiders kan slechts het werk der arbeiders zelf zijn.

_______________
[1] Ik vestig de aandacht van alle revolutionaire socialisten, in het bijzonder ook van de syndicalisten, zeer sterk op deze artikelen, die zeer spoedig ook als brochure zullen verschijnen. Zo helder als de Union nog niet gedaan had, legt zij hier de gehele tactiek der “Linkerzijde” bloot, die de proletarische revolutie naar de overwinning voeren zal.
[2] Evenals enkele andere voorbeelden hebben wij dit verkort en het voor de Hollandse lezer al te uitvoerige weggelaten. (Noot v.d. vertaler).
[3] Hier volgt in het oorspronkelijk een hoofdstuk over de AAB en de wettelijke “bedrijfsraden”, waarin de Derde Internationale ook cellen wil vormen. Daar deze wettelijke “raden” alleen nog in Duitsland bestaan, laten wij dit hoofdstuk hier weg. Het spreekt vanzelf dat de AAB tegen die wettelijke raden is. Mochten er in de toekomst ook in ons land zulke monsters door de regering gevormd worden, dan kunnen wij op dit hoofdstuk terugkomen. (Noot v.d. vertaler).



een rode leeszetel Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame

RSS