Inleiding


De politieke economie behoort tot de maatschappijwetenschappen.[1] Zij onderzoekt de wetten van de maatschappelijke productie en de verdeling van de materiële goederen op de verschillende ontwikkelingsniveaus van de menselijke samenleving.

De grondslag van het leven van de maatschappij is de materiële productie. Om te leven moeten de mensen voedsel, kleding en andere materiële goederen hebben. Om deze goederen te hebben, moeten de mensen ze produceren, moeten ze werken.

De mensen produceren de materiële goederen, dat wil zeggen zij voeren de strijd tegen de natuur niet als afzonderlijk individu, maar gemeenschappelijk, in groepen, in maatschappijen. Dientengevolge is de productie steeds en onder alle voorwaarden maatschappelijke productie en het werk is de bezigheid van mensen in een gemeenschap.

Het proces van de productie heeft de volgende factoren als voorwaarde: 1. de arbeid van de mens, 2. het arbeidsvoorwerp en 3. de arbeidsmiddelen.

Arbeid is doelmatige werkzaamheid van de mens waarbij hij stoffen uit de natuur verandert en ze bruikbaar maakt voor de bevrediging van zijn behoeften. De arbeid is een door de natuur gegeven noodzakelijkheid, de onmisbare bestaansvoorwaarde van de mens. Zonder arbeid zou het menselijke leven zelf onmogelijk zijn.

Arbeidsvoorwerp is alles waarop het werk van de mens gericht is. De arbeidsvoorwerpen kan men direct vinden in de natuur, bijvoorbeeld het hout dat geveld wordt in het bos, of het erts dat uit de diepte van de aarde wordt gewonnen. Arbeidsvoorwerpen waarop reeds eerder is gewerkt, bijvoorbeeld het erts in een hoogovenbedrijf of de katoen uit een spinnerij, noemt men grondstof.

Arbeidsmiddelen zijn alle dingen waarmee de mens inwerkt op het voorwerp van zijn arbeid en het verandert. Tot de arbeidsmiddelen behoren in de eerste plaats de productie-instrumenten en verder grond, bedrijfsgebouwen, straten, kanalen, pakhuizen enzovoort. Onder de arbeidsmiddelen spelen de productie-instrumenten de beslissende rol. Daartoe behoren de veelsoortige instrumenten, die de mens bij het werk gebruikt, te beginnen bij de grove stenen werktuigen van de mensen in de oersamenleving tot aan de moderne machines. Het ontwikkelingsniveau van de productie-instrumenten is de graadmeter van de heerschappij van de samenleving over de natuur, is de graadmeter van de ontwikkeling van de productie. De economische tijdperken onderscheiden zich niet door datgene wat er wordt geproduceerd maar hoe, met welke productie-instrumenten er wordt geproduceerd.

De arbeidsvoorwerpen en de arbeidsmiddelen vormen de productiemiddelen. De productiemiddelen stellen op zichzelf, wanneer ze niet met de arbeidskracht verenigd zijn, slechts een hoop dode dingen voor. Om het arbeidsproces te laten beginnen moet de arbeidskracht zich met de productie-instrumenten verenigen.

Arbeidskracht is de bekwaamheid van de mens om arbeid te verrichten, is het totaal van lichamelijke en geestelijke vermogens van de mens door middel waarvan hij in staat is om materiële goederen te produceren. De arbeidskracht is het actieve element van de productie, zij zet de productiemiddelen in beweging. Met de ontwikkeling van de productie-instrumenten ontwikkelt zich ook de bekwaamheid van de mens om arbeid te verrichten, zijn handigheid, zijn vaardigheid, zijn productie-ervaring.

De productie-instrumenten, met behulp waarvan de materiële goederen worden geproduceerd én de mensen die deze instrumenten in beweging zetten en die de productie van materiële goederen dankzij een zekere productie-ervaring en vaardigheid in het werk realiseren, vormen de productiekrachten van de maatschappij. De werkende massa’s zijn de belangrijkste productiekracht van de menselijke samenleving in alle stadia van haar ontwikkeling.

De productiekrachten brengen de verhouding van de mensen tot de voor de productie van materiële goederen gebruikte voorwerpen en krachten van de natuur tot uitdrukking. Maar in de productie werken de mensen niet alleen op de natuur in maar ook op elkaar. “Zij produceren slechts doordat zij op een bepaalde manier samenwerken en hun werkzaamheden met elkaar uitwisselen. Om te produceren komen ze in bepaalde betrekkingen en verhoudingen tot elkaar te staan en alleen binnen deze maatschappelijke betrekkingen en verhoudingen tot elkaar vindt hun inwerking op de natuur, vindt de productie plaats.”[2] De bepaalde betrekkingen en verhoudingen van de mensen in het productieproces van de materiële goederen vormen de productieverhoudingen.

Het karakter van de productieverhoudingen hangt af van de vraag in wiens bezit de productiemiddelen zijn (de grond, de bossen, de wateren, de bodemschatten, de grondstoffen, de productie-instrumenten, de bedrijfsgebouwen, het vervoer, de nieuwsvoorziening en dergelijke), in het bezit van afzonderlijke personen, sociale groepen of klassen die deze middelen gebruiken tot uitbuiting van de werkende mensen, of in het bezit van de samenleving, een samenleving waarvan het doel de bevrediging van materiële en culturele behoeften van de volksmassa’s, van de hele samenleving is. De productieverhoudingen op een gegeven moment geven aan hoe de productiemiddelen en dientengevolge ook de door de mensen geproduceerde materiële goederen onder de leden van de samenleving worden verdeeld. Bijgevolg is de grondslag van de productieverhoudingen een bepaalde vorm van de eigendom van de productiemiddelen.

De verhoudingen van de productie bepalen ook de overeenkomstige verhoudingen van de distributie. De distributie is de schakel tussen de productie en de consumptie.

De in de maatschappij geproduceerde producten dienen voor de productieve of voor de individuele consumptie. Productieve consumptie betekent het verbruik van productiemiddelen voor het maken van materiële goederen. Individuele consumptie betekent bevrediging van de behoeften van de mens aan voedsel, kleding, onderdak enzovoort.

De verdeling van de geproduceerde voorwerpen van de individuele consumptie hangt af van de verdeling van de productiemiddelen. In de kapitalistische maatschappij zijn de productiemiddelen eigendom van de kapitalisten, dientengevolge zijn ook de arbeidsproducten eigendom van de kapitalisten. De arbeiders bezitten geen productiemiddelen en zijn, om niet van de honger te sterven, gedwongen om te werken voor de kapitalisten, die zich de producten van hun arbeid toe-eigenen. In de socialistische maatschappij zijn de productiemiddelen maatschappelijk eigendom. Dientengevolge zijn de arbeidsproducten eigendom van de werkende mensen zelf.

In de maatschappijvormen waarin een warenproductie bestaat, wordt de distributie van de materiële goederen bewerkstelligd door de warenruil. Productie, distributie, ruil en consumptie vormen een eenheid waarin de productie de bepalende rol speelt.

Het geheel van de “productieverhoudingen vormt de economische structuur van de maatschappij, de reële basis waarop zich een juridische en politieke bovenbouw verheft en waarmee bepaalde maatschappelijke vormen van bewustzijn overeen komen.”[3] Eenmaal op de wereld gekomen, oefent de bovenbouw van haar kant een actieve terugwerkende invloed op de basis uit en versnelt of remt de ontwikkeling ervan.

De productie heeft een technische en een maatschappelijke kant. De technische kant van de productie wordt onderzocht door de technische en de natuurwetenschappen: door de natuurkunde, de scheikunde, de metallurgie, de machinebouwkunde, de landbouwkunde en door andere wetenschappen. De politieke economie daarentegen onderzoekt de maatschappelijke kant van de productie, de maatschappelijke productieverhoudingen, dat wil zeggen de economische verhoudingen van de mensen. “De politieke economie”, schreef V.I. Lenin, “houdt zich geenszins bezig met de ‘productie’, maar met de maatschappelijke verhoudingen van de mensen in de productie, met de maatschappelijke structuur van de productie!”[4]

De politieke economie onderzoekt de productieverhoudingen in hun wisselwerking met de productiekrachten. De productiekrachten en de productieverhoudingen in hun eenheid vormen de productiewijze.

De productiekrachten zijn het meest beweeglijke en meest revolutionaire element van de productie. De ontwikkeling van de productie begint met veranderingen in de productiekrachten, vooral met veranderingen en met de ontwikkeling van productie-instrumenten, vervolgens vinden er daarbij passende veranderingen plaats op het terrein van de productieverhoudingen. De productieverhoudingen van de mensen, die zich afhankelijk van de ontwikkeling van de productiekrachten ontwikkelen, werken van hun kant actief in op de productiekrachten.

De productiekrachten van de maatschappij kunnen zich slechts dan ongehinderd ontwikkelen, wanneer de productieverhoudingen overeenkomen met de stand van de productiekrachten. Op een bepaalde trap van haar ontwikkeling wordt door de productiekrachten het kader van de bestaande productieverhoudingen te beperkt en de productiekrachten raken in tegenspraak met de productieverhoudingen.

Ten gevolge daarvan worden de oude productieverhoudingen vroeger of later vervangen door nieuwe productieverhoudingen, die overeen komen met de bereikte ontwikkelingsstand en het karakter van de productiekrachten van de maatschappij. Met de verandering van de economische basis van de maatschappij verandert ook de bovenbouw ervan. De materiële voorwaarden voor de vervanging van de oude productieverhoudingen door nieuwe ontstaan en ontwikkelen zich in de schoot van de oude formatie. De nieuwe productieverhoudingen geven ruim baan aan de ontwikkeling van de productiekrachten.

Bijgevolg is de wet van de absolute overeenstemming van de productieverhoudingen met het karakter van de productiekrachten de economische ontwikkelingswet van de maatschappij.

In een samenleving die berust op de particuliere eigendom en op de uitbuiting van de mens door de mens, treden de conflicten tussen de productiekrachten en de productieverhoudingen in de klassenstrijd aan het licht. Onder deze omstandigheden wordt de vervanging van de oude productiewijze door een nieuwe voltrokken langs de weg van de sociale revolutie.

De politieke economie is een historische wetenschap. Zij onderzoekt de materiële productie in de historisch bepaalde maatschappelijke vorm ervan, de economische wetten die eigen zijn aan de overeenkomstige productiewijzen. De economische wetten drukken het wezen van economische verschijnselen en processen, de innerlijke, oorzakelijke samenhang en de ertussen bestaande afhankelijkheid uit. Elke productiewijze heeft haar eigen economische grondwet. De economische grondwet bepaalt de belangrijkste kanten, het wezen van de betreffende productiewijze.

De politieke economie “onderzoekt in de eerste plaats de bijzondere wetten van elk apart ontwikkelingsstadium van de productie en van de ruil en zij zal pas aan het einde van dit onderzoek de weinige heel algemene wetten die voor productie en ruil in het algemeen gelden, kunnen opstellen.”[5]

Als gevolg daarvan wordt de ontwikkeling van de verschillende maatschappijvormen niet slechts bepaald door de specifieke economische wetten, maar ook door de economische wetten, die voor alle vormen in gelijke mate gelden, bijvoorbeeld door de wet van de absolute overeenkomst van de productieverhoudingen met het karakter van de productiekrachten. Bijgevolg zijn de maatschappijvormen niet allen van elkaar gescheiden door de specifieke economische wetten die eigen zijn aan de betreffende productiewijze, maar zijn ze ook met elkaar verbonden door enkele economische wetten die alle vormen gemeenschappelijk hebben.

De economische ontwikkelingswetten zijn objectieve wetten. Zij weerspiegelen de economische ontwikkelingsprocessen, die zich onafhankelijk van de wil van de mensen voltrekken. De economische wetten ontstaan en werken op basis van bepaalde economische voorwaarden. De mensen kunnen deze wetten ontdekken en ze in het belang van de samenleving gebruiken, maar ze kunnen de economische wetten niet opheffen of nieuwe maken.

Het profiteren van de economische wetten heeft in de klassenmaatschappij steeds een klassenkarakter: de vooruitstrevende klasse van elk nieuw tijdperk gebruikt de economische wetten in het belang van de ontwikkeling van de samenleving, terwijl de afstervende klassen zich daartegen verzetten.

De politieke economie onderzoekt de volgende uit de geschiedenis bekende fundamentele typen van productieverhoudingen: de productieverhoudingen van de oermaatschappij, de slavernij, het feodalisme, het kapitalisme en van het socialisme. De oergemeenschap was de maatschappelijke orde vóór de splitsing van de maatschappij in klassen. De slavernij, het feodalisme en het kapitalisme zijn verschillende vormen van de maatschappij die berust op verslaving en uitbuiting van de werkende massa’s. Het socialisme is een maatschappelijke orde waarin geen uitbuiting van de mens door de mens bestaat.

De politieke economie onderzoekt hoe de ontwikkeling van de lagere trappen van de maatschappelijke productie naar de hogere verloopt, hoe de maatschappijvormen die berusten op de uitbuiting van de mens door de mens, ontstaan, zich ontwikkelen en vernietigd worden. Zij laat zien hoe het totale verloop van de historische ontwikkeling de overwinning van de socialistische productiewijze voorbereidt. Zij onderzoekt verder de economische wetten van het socialisme, de wetten van het ontstaan van de socialistische maatschappij en haar verdere ontwikkeling tot de hogere fase van het communisme.

Bijgevolg is de politieke economie de wetenschap van de ontwikkeling van de maatschappelijke productieverhoudingen, dat wil zeggen van de economische verhoudingen van de mensen. Zij doorgrondt de wetten waaraan de productie en de verdeling van de materiële goederen in de menselijke samenleving in haar verschillende ontwikkelingsstadia zijn onderworpen.

De methode van de marxistische politieke economie is de methode van het dialectisch materialisme. De marxistisch-leninistische politieke economie berust op de toepassing van de fundamentele stellingen van het dialectisch en historisch materialisme, op het onderzoek van de economische structuur van de maatschappij.

In tegenstelling tot de natuurwetenschappen, natuurkunde, scheikunde enzovoort, kan de politieke economie bij het onderzoek van de economische structuur van de maatschappij zich niet bedienen van proefnemingen en experimenten, zoals deze onder kunstmatig geschapen omstandigheden in het laboratorium worden doorgevoerd, onder omstandigheden die elk verschijnsel uitschakelen dat het onderzoek van een proces in zijn zuivere vorm bemoeilijkt. “Bij de analyse van de economische vormen”, schreef Marx, “kan ... noch de microscoop gebruikt worden noch scheikundige reageermiddelen. De kracht van de abstractie moet beide vervangen.”[6]

Elke economische orde laat een gecompliceerd beeld vol van tegenstellingen zien: er zijn resten in aanwezig van het verleden en kiemen van de toekomst, erin zijn verschillende economische vormen met elkaar vervlochten. De taak van het wetenschappelijk onderzoek bestaat eruit om achter de uiterlijke schijn van de economische verschijnselen, met behulp van de theoretische analyse van de zich in de diepte voltrekkende processen, de grondtrekken van de economie te onthullen, die het wezen van de betreffende productieverhoudingen tot uitdrukking brengen.

Het resultaat van deze wetenschappelijke analyse zijn de economische categorieën, dat wil zeggen begrippen die de theoretische uitdrukking van de productieverhoudingen van een bepaalde maatschappijvorm tot uitdrukking brengen, zoals bijvoorbeeld waar, geld, kapitaal en dergelijke.

Zo zondert Marx bij de analyse van de kapitalistische productieverhoudingen eerst de eenvoudigste verhouding af, de verhouding die zich het meest herhaalt en die massaal voorkomt, de ruil van de ene waar tegen de andere. Hij laat zien dat in de waar, de cel van de kapitalistische economie, in kiemvorm de tegenstellingen van het kapitalisme besloten liggen. Uitgaande van de analyse van de waar verklaart Marx het ontstaan van het geld en ontsluiert hij het proces van de verandering van het geld in kapitaal, het wezen van de kapitalistische uitbuiting. Marx toont aan dat de maatschappelijke ontwikkeling onvermijdelijk leidt tot de ondergang van het kapitalisme en tot de overwinning van het communisme.

De methode van Marx bestaat eruit om van de eenvoudigste economische categorieën geleidelijk op te stijgen tot de meer gecompliceerde; dat komt overeen met de voortgaande ontwikkeling van de maatschappij in opstijgende lijn, van de lagere stadia tot de hogere. Bij deze methode van het onderzoek van de categorieën van de politieke economie wordt het logische onderzoek verbonden met de historische analyse van de maatschappelijke ontwikkeling.

De politieke economie stelt zich niet tot taak om het historische ontwikkelingsproces van de maatschappij in al zijn concrete veelsoortigheid te onderzoeken. Zij zet de fundamentele begrippen van de hoofdlijnen van elk systeem van de maatschappelijke economie uiteen.

Lenin wees erop dat men de politieke economie moet weergeven in de vorm van een karakterisering van de op elkaar volgende perioden van de economische ontwikkeling. Dienovereenkomstig worden in dit Leerboek van de politieke economie de fundamentele categorieën van de politieke economie, waar, geld, kapitaal enzovoort, onderzocht in de historische opeenvolging waarin ze zijn ontstaan in de verschillende ontwikkelingsstadia van de menselijke maatschappij. Zo worden de elementaire begrippen van de waar en van het geld reeds uitgelegd bij de karakterisering van de voorkapitalistische maatschappijvormen. De ontplooide vorm van deze categorieën wordt uiteengezet bij het onderzoek van de ontwikkelde kapitalistische economie.

Zoals we zien, onderzoekt de politieke economie niet willekeurig verzonnen, van het leven losstaande kwesties, maar heel reële, actuele vraagstukken, die de levensbelangen van de mensen, de maatschappij en de klassen raken. Is de ondergang van het kapitalisme en de overwinning van het socialistische economische systeem onvermijdelijk? Zijn de belangen van het kapitalisme in strijd met de belangen van de samenleving en de progressieve ontwikkeling van de mensheid? Is de arbeidersklasse de doodgraver van het kapitalisme en de drager van de ideeën van de bevrijding van de samenleving van het kapitalisme? Al deze en soortgelijke vragen worden door verschillende economen op een verschillende manier beantwoord, al naargelang de klassenbelangen die ze vertegenwoordigen.

Daaruit valt ook te verklaren dat er tegenwoordig geen, voor alle klassen van de samenleving gelijke politieke economie bestaat, maar dat er meerdere politieke economieën bestaan: de burgerlijke politieke economie, de proletarische politieke economie en ten slotte de politieke economie van de tussenklassen, de kleinburgerlijke politieke economie.

Daaruit blijkt dat die economen volkomen ongelijk hebben die beweren dat de politieke economie een neutrale, onpartijdige wetenschap is, dat de politieke economie onafhankelijk is van de klassenstrijd in de samenleving en noch direct noch indirect met de een of andere politieke partij in verbinding staat.

Is er eigenlijk wel een objectieve, onbevooroordeelde politieke economie, die de waarheid niet vreest, mogelijk? Ze kan ongetwijfeld bestaan. Een dergelijke objectieve politieke economie kan alleen de politieke economie van die klasse zijn, die er geen belang bij heeft om de tegenstellingen van het kapitalisme te versluieren en zijn zweren te verbergen, die geen belang heeft bij het behoud van de kapitalistische orde, die belangen heeft die met de belangen van de bevrijding van de samenleving van de kapitalistische knechting samenvallen en die belangen heeft die overeenkomen met de belangen van de progressieve ontwikkeling van de mensheid. Deze klasse is de arbeidersklasse. Daarom kan een objectieve en onbaatzuchtige politieke economie alleen een politieke economie zijn die zich baseert op de belangen van de arbeidersklasse. Zo’n politieke economie is de politieke economie van het marxisme-leninisme.

De marxistische politieke economie is een belangrijk bestanddeel van de marxistisch-leninistische theorie.

De grote leiders en theoretici van de arbeidersklasse, Karl Marx en Friedrich Engels, waren de grondleggers van de proletarische politieke economie. In zijn geniale werk Het Kapitaal onthulde Marx de wetten van het ontstaan, de ontwikkeling en de ondergang van het kapitalisme, fundeerde hij economisch de onvermijdelijkheid van de socialistische revolutie en de vestiging van de dictatuur van het proletariaat. Marx en Engels werkten in algemene trekken de leer van de overgangsperiode van het kapitalisme naar het socialisme en die van de twee fasen van de communistische samenleving uit.

De economische leer van het marxisme werd in de werken van V.I. Lenin, de grondlegger van de Communistische Partij en de Sovjetstaat, de geniale voortzetter van het werk van Marx en Engels, creatief verder ontwikkeld. Lenin verrijkte de marxistische economische wetenschap doordat hij de nieuwe ervaringen van de historische ontwikkeling algemeen maakte en doordat hij de marxistische leer van het imperialisme schiep; hij onthulde het economische en politieke wezen van het imperialisme, zette de uitgangsstellingen van de economische grondwet van het moderne kapitalisme uiteen, werkte de grondslagen van de leer van de algemene crises van het kapitalisme uit, schiep een nieuwe sluitende theorie van de socialistische revolutie en werkte wetenschappelijk de fundamentele problemen van de opbouw van het socialisme en het communisme uit.

J.V. Stalin, de grote strijdmakker en leerling van Lenin, stelde een reeks van nieuwe stellingen van de politieke economie op en ontwikkelde ze verder, waarbij hij zich baseerde op de fundamentele werken van Marx, Engels en Lenin, die de waarlijk wetenschappelijke politieke economie hebben geschapen.

De marxistisch-leninistische economische theorie wordt in de besluiten van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie, in de werken van leerlingen en strijdmakkers van Lenin, van de leiders van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie en van de communistische en arbeiderspartijen van de andere landen creatief verder ontwikkeld.

De marxistisch-leninistische politieke economie is een machtig ideologisch wapen in de handen van de arbeidersklasse en van de totale werkende mensheid, in haar strijd voor de bevrijding van het kapitalistische juk. De onoverwinnelijke kracht van de economische theorie van het marxisme-leninisme is gelegen in het feit dat zij de arbeidersklasse, de werkende massa’s, met de kennis van de wetten van de economische ontwikkeling van de maatschappij bewapent, dat zij haar een duidelijk perspectief en de vaste overtuiging van de uiteindelijke overwinning van het communisme geeft.

_______________
[1] De betekenis van de wetenschap ‘politieke economie’ stamt af van de Griekse woorden ‘politeia’ en ‘oikonomia’. Het woord ‘politeia’ betekent ‘maatschappelijke ordening’. Het woord ‘oikonomia’ bestaat uit twee woorden: ‘oikos’ – huishouding – en ‘nomos’ – wet. De wetenschap van de politieke economie kreeg pas betekenis aan het begin van de 17e eeuw.
[2] Karl Marx, Lohnarbeit und Kapital, Marx Engels Werke (MEW), bd. 6, p. 407. Karl Marx, Loonarbeid en kapitaal, Pegasus, p. 33-34.
[3] Karl Marx, Vorwort Zur Kritik der politischen ökonomie, MEW, bd. 13, p. 8.
[4] V.I. Lenin, Die Entwicklung des Kapitalismus in Russland, Werke, bd. 3.
[5] Friedrich Engels, Herrn Eugen Dührings Umwalzung des Wissenschaft, MEW, bd. 20, p. 136-137.
[6] Karl Marx, Das Kapital, MEW, bd. 23, p. 12. Karl Marx, Het Kapitaal, De Haan, p. XIV/XV.