De plaats van het imperialisme in de geschiedenis


Het imperialisme, het laatste stadium van het kapitalisme. Toen Lenin de historische plaats van het imperialisme met betrekking tot het kapitalisme in het algemeen vaststelde, schreef hij: “Het imperialisme is een bijzonder historisch stadium van het kapitalisme. Deze bijzonderheid is drievoudig: het imperialisme is: 1. monopoliekapitalisme; 2. parasitair of verrottend kapitalisme; 3. stervend kapitalisme.”[74]

Het monopoliekapitalisme ruimt niet de fundamenten van het kapitalisme op en kan die ook niet opruimen. Het is in zekere zin een bovenbouw boven op het oude, voormonopolistische kapitalisme, dat in alle opzichten met de voorkapitalistische economische verhoudingen verbonden is. Zoals er geen ‘zuiver kapitalisme’ bestaat en ook niet bestaan kan, zo is ook het bestaan van een ‘zuiver imperialisme’ ondenkbaar. Zelfs in de meest ontwikkelde landen bestaan naast de monopolies zeer veel kleine en middelgrote bedrijven, vooral in de lichte industrie, in de landbouw, in de handel en in andere bedrijfstakken. In bijna alle kapitalistische landen wordt een aanzienlijk deel van de bevolking gevormd door de boerenstand, die zich in zijn totaliteit met de eenvoudige wareneconomie bezighoudt. De overweldigende meerderheid van de mensheid leeft in koloniale en halfkoloniale landen, waar de imperialistische onderdrukking vervlochten raakt met voorkapitalistische, en in het bijzonder met feodale uitbuitingsvormen.

Een essentiële bijzonderheid van het imperialisme is dat de monopolies bestaan naast de ruil, de markt, de concurrentie en de crises. Dat betekent dat de economische wetten van het kapitalisme in hun algemeenheid volledig van kracht blijven in het monopolistisch stadium van het kapitalisme; de werking ervan wordt echter bepaald door de fundamentele wet van het moderne kapitalisme, de wet van het behalen van maximale kapitalistische winsten. Derhalve wordt hun kracht des te vernietigender. Zo is het gesteld met de waardewet en de meerwaardewet, met de wet van de concurrentie en de anarchie in de productie evenals met de algemene wet van de kapitalistische accumulatie, die de relatieve en absolute verarming van de arbeidersklasse veronderstelt en de grote massa van de werkende boeren veroordeelt tot ellende en ondergang, en zo is het gesteld met de tegenstellingen van de kapitalistische reproductie en met de economische crises.

De monopolies zetten de vermaatschappelijking van de productie door tot de grenzen die het kapitalisme eraan stelt. De grote en zeer grote bedrijven, waar duizenden mensen werken, produceren een aanzienlijk deel van de totale productie in de belangrijkste industrietakken. De monopolies verbinden gigantische bedrijven tot één geheel, verdelen de afzetmarkten en de grondstoffenbronnen, nemen wetenschappers in dienst en eigenen zich uitvindingen en verbeteringen toe. De grote banken hebben bijna alle geldmiddelen van het land onder hun controle. De verbindingen tussen de verschillende bedrijfstakken en hun wederzijdse afhankelijkheid nemen op grote schaal toe. De industrie, die over een gigantische productiecapaciteit beschikt, is in staat om de hoeveelheid geproduceerde waren snel te vergroten.

Tegelijkertijd blijven de productiemiddelen echter particulier bezit van de kapitalisten. Het beslissende deel van de productiemiddelen staat onder de beschikkingsmacht van de monopolies. In de jacht op maximale winsten drijven de monopolies de uitbuitingsgraad van de arbeidersklasse met alle mogelijke middelen op. Dit veroorzaakt een zeer sterk toenemende verarming van de werkende massa’s en een vermindering van hun koopkrachtige vraag.

Dus verscherpt de heerschappij van de monopolies de fundamentele tegenstelling van het kapitalisme tot het uiterste, de tegenstelling tussen het maatschappelijke karakter van de productie en de kapitalistische vorm van particuliere toe-eigening van de productieresultaten. Het wordt steeds duidelijker dat het maatschappelijke karakter van het productieproces de maatschappelijke eigendom van de productiemiddelen noodzakelijk maakt.

In het tijdperk van het imperialisme hebben de productiekrachten in de maatschappij een dergelijk ontwikkelingsniveau bereikt, dat zij niet meer passen in het enge kader van de kapitalistische productieverhoudingen. Het kapitalisme, dat eens als vooruitstrevender productiewijze het feodalisme verving, is in het stadium van het imperialisme uitgegroeid tot een reactionaire kracht, die de ontwikkeling van de menselijke maatschappij tegenhoudt. De economische wet van de onvoorwaardelijke overeenstemming van de productieverhoudingen met het karakter van de productiekrachten, eist de vervanging van de kapitalistische productieverhoudingen door nieuwe, socialistische productieverhoudingen. Deze wet stuit op sterke tegenstand van de heersende klassen, vooral van de monopolistische bourgeoisie en de grootgrondbezitters, die de arbeidersklasse willen verhinderen met de boerenstand een bondgenootschap aan te gaan en de burgerlijke orde ten val te brengen.

Het hoge ontwikkelingsniveau van de productiekrachten en de vermaatschappelijking van de productie, evenals de uiterste verscherping van alle tegenstellingen van de burgerlijke maatschappij tonen dat het kapitalisme, dat in het laatste stadium van zijn ontwikkeling verkeert, volledig rijp is geworden voor de vervanging door een hoger maatschappelijk stelsel, het socialisme.


Het imperialisme als parasitair of verrottend kapitalisme. Het imperialisme is parasitair of verrottend kapitalisme. De tendens tot stagnatie en verrotting is een onvermijdelijk resultaat van de heerschappij van de monopolies, die maximale winsten proberen te behalen. Omdat de monopolies de prijzen op de markt dicteren en in staat zijn om ze kunstmatig op een hoog niveau te houden, hebben ze beslist niet altijd belang bij de toepassing van technische vernieuwingen. De monopolies remmen de technische vooruitgang bij iedere stap; jarenlang houden zij zeer belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen en technische uitvindingen verborgen.

Bijgevolg is de tendens tot stagnatie en verrotting eigen aan de monopolies en onder zekere voorwaarden krijgt deze tendens de overhand. Deze omstandigheid sloot echter geenszins de naar verhouding snelle ontwikkeling van het kapitalisme voor de Tweede Wereldoorlog uit. Toch vond deze ontwikkeling uiterst ongelijkmatig plaats en bleef steeds meer achter bij de geweldige mogelijkheden, die de moderne wetenschap en techniek bieden.

De moderne hoogontwikkelde techniek stelt geweldige taken, waartegen het verrottende kapitalisme niet is opgewassen. Geen enkel kapitalistisch land is bijvoorbeeld in staat zijn waterkrachtreserves volledig te benutten, omdat het particuliere bezit van de grond en de heerschappij van de monopolies dit in de weg staan. De kapitalistische landen zijn niet in staat gebruik te maken van de mogelijkheden die de moderne wetenschap en techniek bieden voor het verrichten van omvattende werkzaamheden, die de opbrengst van de grond laten stijgen. De belangen van de kapitalistische monopolies verhinderen het gebruik van atoomenergie voor vreedzame doeleinden.


“Waarheen men ook kijkt”, schreef Lenin reeds in 1913, “overal ontmoet men vraagstukken die door de mensheid onmiddellijk opgelost kunnen worden. Het kapitalisme verhindert dit. Het heeft een berg rijkdom opgehoopt en heeft de mensen tot slaaf van deze rijkdom gemaakt. Het heeft de meest gecompliceerde vraagstukken van de techniek opgelost, en heeft de doorvoering van technische verbeteringen verhinderd omwille van de ellende en onwetendheid van de miljoenenmassa’s van de bevolking en omwille van de bekrompen gierigheid van een handjevol miljonairs.”[75]

De verrotting van het kapitalisme komt tot uiting in de toename van het parasitisme. De klasse van de kapitalisten verliest iedere relatie met het productieproces. De leiding van de bedrijven is in handen van betaald technisch personeel. De overgrote meerderheid van de bourgeoisie en de landheren wordt rentenier, mensen die waardepapieren bezitten en van de inkomsten uit deze papieren leven (couponknippen). De parasitaire consumptie van de uitbuitersklassen neemt toe.

Het feit dat de laag van renteniers volledig losstaat van de productie, wordt nog versterkt door de kapitaalexport, door de inkomsten uit kapitaalinvesteringen in het buitenland. De kapitaalexport drukt het gehele land, dat leeft van de uitbuiting van de volkeren van andere landen en koloniën, de stempel op van het parasitisme. Het naar het buitenland geëxporteerde kapitaal vormt een voortdurend toenemend bestanddeel van de nationale rijkdom van de imperialistische landen, en de winsten uit deze kapitalen maken een steeds groter deel uit van de winsten van de kapitalistenklasse. Lenin noemde de kapitaalexport parasitisme in het kwadraat.

Het kapitaal dat in het buitenland werd geïnvesteerd, bedroeg in 1929: in Engeland 18 % van de nationale rijkdom, in Frankrijk 15 %, in Nederland ongeveer 20 %, in België en in Zwitserland ieder 12 %. In 1929 waren de inkomsten uit het kapitaal, geïnvesteerd in het buitenland, in Engeland 7 maal en in de Verenigde Staten 5 maal zo hoog als in de inkomsten uit de buitenlandse handel.
In de Verenigde staten bereikten de inkomsten van de renteniers uit waardepapieren in 1913 een bedrag van 1,8 miljard dollar en in 1931 de som van 8,1 miljard dollar; het laatste bedrag was 1,4 maal zo hoog als de totale bruto inkomsten van de 30 miljoen boeren in hetzelfde jaar. De Verenigde Staten vormen een land waar de parasitaire trekken van het moderne kapitalisme alsook het roofzuchtige karakter van het imperialisme bijzonder scherp aan het licht treden.


Het parasitaire karakter van het kapitalisme komt ook duidelijk aan het licht in het feit dat een reeks burgerlijke landen veranderen in renteniersstaten. Met behulp van onderdrukkende leningen persen de grote imperialistische landen reusachtige winsten uit de schuldenaarslanden en onderwerpen deze aan zich in politiek en economisch opzicht. De renteniersstaat is de staat van het parasitaire en verrottende kapitalisme. De uitbuiting van de koloniën en de afhankelijke landen, een van de voornaamste bronnen voor de maximale winsten van de monopolies, maakt een klein groepje rijke kapitalistische landen tot parasieten op het lichaam van de rest van de mensheid.

Het parasitaire karakter van het kapitalisme komt ook tot uitdrukking in de toename van het militarisme. Een steeds toenemend deel van het nationaal inkomen, hoofdzakelijk van de inkomens van de werkende bevolking, wordt toegevoegd aan het staatsbudget en gebruikt voor de instandhouding van reusachtige legers, voor de voorbereiding en het voeren van imperialistische oorlogen. De militarisering van de economie en de imperialistische oorlogen, die een van de belangrijkste methoden vormen om de monopolies maximale winsten te garanderen, betekenen tegelijkertijd de beestachtige vernietiging van ontelbare mensenlevens en van kolossale materiële waarden.

De toename van het parasitisme hangt direct samen met het verschijnsel dat enorme aantallen mensen onttrokken worden aan de maatschappelijk nuttige arbeid. Het werklozenleger wordt steeds groter; het aantal mensen dat als bedienend personeel voor de uitbuitersklassen in het staatsapparaat respectievelijk in de mateloos opgeblazen circulatiesfeer werkzaam is, wordt steeds groter.

De verrotting van het kapitalisme komt verder tot uiting in het feit dat de imperialistische bourgeoisie systematisch een kleine bovenlaag van gekwalificeerde arbeiders, de zogenaamde arbeidersaristocratie, omkoopt met hogere lonen en andere aalmoezen uit de winsten die de imperialistische bourgeoisie opstrijkt door uitbuiting van de koloniën en de afhankelijke landen. De arbeidersaristocratie maakt zich met de hulp van de bourgeoisie meester van de leidende posten in de vakbonden; naast de kleinburgerlijke elementen vormt zij de actieve kern van de rechtse socialistische partijen en vormt een belangrijk gevaar voor de arbeidersbeweging. Deze laag van verburgerlijkte arbeiders is de sociale basis van het opportunisme.

Het opportunisme in de arbeidersbeweging betekent de aanpassing van de arbeidersbeweging aan de belangen van de bourgeoisie door het achteruittrekken van de revolutionaire strijd van het proletariaat voor de bevrijding van de kapitalistische slavernij. De opportunisten vergiftigen het bewustzijn van de arbeiders doordat zij de reformistische wet van de ‘verbetering’ van het kapitalisme propageren; zij verlangen van de arbeiders dat zij de burgerlijke regeringen ondersteunen in hun gehele binnen- en buitenlandse politiek.

De opportunisten zijn agenten van de bourgeoisie binnen de arbeidersbeweging. De opportunisten splitsen de rijen van de arbeidersklasse en verhinderen daardoor de arbeiders hun krachten te verenigen voor de omverwerping van het kapitalisme. Dat is een van de belangrijkste oorzaken waardoor de bourgeoisie in veel landen nog aan de macht is.

De beperkte burgerlijke democratie was in overeenstemming met het voormonopolistische kapitalisme en met de vrije concurrentie. Het imperialisme met de heerschappij van de monopolies wordt gekenmerkt door de ommekeer van de democratie tot een politieke reactie in de binnen- en buitenlandse politiek van de burgerlijke staten. Politieke reactie over de hele linie is een eigenschap van het imperialisme. De leiders van de monopolies of hun stromannen nemen belangrijke posten in in de regeringen en in het hele staatsapparaat. Onder de verhoudingen van het imperialisme worden de regeringen niet door het volk, maar door de magnaten van het financierskapitaal geïnstalleerd. De reactionaire monopolistische klieken proberen vervolgens de democratische rechten van de werkende bevolking, die door volhardende strijd gedurende vele generaties werden verworven, te niet te doen, om hun eigen macht te verstevigen. Dit maakt het noodzakelijk de strijd van de massa’s voor democratie, tegen het imperialisme en de reactie op iedere mogelijke manier te versterken. “Het kapitalisme in het algemeen en het imperialisme in het bijzonder maakt de democratie tot een illusie en tegelijkertijd roept het kapitalisme in de massa’s naar democratie op, schept democratische instellingen, verscherpt de onverzoenlijke tegenstelling tussen het imperialisme, dat de democratie negeert en de massa’s die naar democratie streven.”[76]

In het tijdperk van het imperialisme is de strijd van de meest brede volksmassa’s onder leiding van de arbeidersklasse, tegen de reactie die door de monopolies wordt voortgebracht, van geweldige historische betekenis. Van de activiteit, de organisatie en de vastbeslotenheid van de volksmassa’s hangt het af of de tegen de mensheid gerichte plannen van de agressieve krachten van het imperialisme, die onophoudelijk aan het werk zijn om de volkeren nieuw zwaar leed en oorlogsrampen op te leggen, verijdeld kunnen worden.


Het imperialisme als de vooravond van de socialistische revolutie. Het imperialisme is stervend kapitalisme. De werking van de fundamentele economische wet van het moderne kapitalisme verscherpt alle tegenstellingen van het kapitalisme, drijft ze tot de uiterste grens ervan, waarachter de socialistische revolutie begint. De belangrijkste van deze tegenstellingen zijn de volgende drie.

In de eerste plaats de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal. Door de heerschappij van de monopolies en het financierskapitaal in de kapitalistische landen verscherpt de uitbuiting van de werkende klassen. De enorme verslechtering van de materiële situatie en de versterkte politieke onderdrukking van de arbeidersklasse roepen haar toenemende verontwaardiging op, brengen een verscherping van de klassenstrijd tussen proletariaat en bourgeoisie met zich mee. Onder deze voorwaarden blijken de oude methoden van economische en parlementaire strijd volledig ontoereikend te zijn. Het imperialisme leidt de arbeidersklasse naar de socialistische revolutie als de enige redding.

In de tweede plaats de tegenstelling tussen de imperialistische mogendheden. In de strijd om maximale winsten komen de monopolies van de verschillende landen met elkaar in botsing, waarbij iedere kapitalistengroep probeert haar hegemonie veilig te stellen door verovering van afzetmarkten, grondstoffenbronnen en gebieden voor kapitaalbelegging. De verbitterde strijd om invloedssferen tussen de imperialistische landen leidt onvermijdelijk tot imperialistische oorlogen, die de posities van het kapitalisme in het algemeen verzwakken en de socialistische revolutie dichterbij brengen.

In de derde plaats de tegenstelling tussen de onderdrukte volkeren van de koloniën en de afhankelijke landen en de imperialistische mogendheden die hen uitbuiten. Ten gevolge van de ontwikkeling van het kapitalisme in de koloniën en de halfkoloniën wordt de nationale bevrijdingsbeweging tegen het imperialisme versterkt. De koloniën en afhankelijke landen veranderen van een reserve van het imperialisme tot een reserve van de proletarische revolutie.

Deze hoofdtegenstellingen kenmerken het imperialisme als stervend kapitalisme. Dit betekent niet dat het kapitalisme vanzelf afsterft, door een ‘automatische ineenstorting’ zonder de vastbesloten strijd van de volksmassa’s onder leiding van de arbeidersklasse voor de afschaffing van de heerschappij van de bourgeoisie. Het betekent slechts dat het imperialisme dat ontwikkelingsstadium van het kapitalisme is waarin de proletarische revolutie een praktische noodzaak is geworden en gunstige voorwaarden gerijpt zijn voor de directe stormaanval op de vestingen van het kapitalisme. Daarom typeerde Lenin het imperialisme als de vooravond van de socialistische revolutie.


Het staatsmonopolistische kapitalisme. In het tijdperk van het imperialisme is het gehele functioneren van de burgerlijke staat, die de dictatuur van de financiersoligarchie tot uitdrukking brengt, alleen ondergeschikt aan de belangen van de heersende monopolies.

Met de verscherping, van de tegenstellingen van het imperialisme krijgen de monopolies steeds meer de directe leiding over het staatsapparaat in handen. Steeds vaker bekleden grote kapitaalsmagnaten leidende functies in het staatsapparaat. Het monopoliekapitalisme wordt staatsmonopoliekapitalisme. De Eerste Wereldoorlog reeds versnelde en versterkte dit proces in buitengewone mate.

Het staatsmonopoliekapitalisme wordt gekenmerkt door het feit dat de kapitalistische monopolies het staatsapparaat aan zich onderschikken en het gebruiken voor de inmenging in de economie van het land (vooral met betrekking tot de militarisering ervan) om zich zo van maximale winsten te verzekeren en de onbeperkte macht van het financierskapitaal te verstevigen. Daarbij gaan afzonderlijke bedrijven, bedrijfstakken en economische functies over in handen van de staat (voorziening van arbeidskrachten en schaarse grondstoffen, rantsoenering van de levensmiddelen, de bouw van de oorlogsindustrie, financiering van de militarisering van de economie enzovoort), zonder dat de heerschappij van de particuliere eigendom van de productiemiddelen wordt aangetast.

De monopolies gebruiken de staatsmacht om de concentratie en centralisatie van het kapitaal actief te bevorderen en de invloed en de macht van de grote monopolies te versterken: de staat dwingt door bijzondere maatregelen de zelfstandige ondernemers om zich aan de monopolieverenigingen te onderwerpen; in de oorlog volgt een dwangmatige concentratie van de productie door de sluiting van vele kleine en middelgrote bedrijven. In het belang van de monopolies stelt de staat enerzijds hoge invoerrechten vast voor geïmporteerde waren en bevordert anderzijds de export van waren, doordat het voor de monopolies de heffingen voor de export betaalt en hen de verovering van nieuwe markten door middel van dumping vergemakkelijkt.

De monopolies maken gebruik van de staatsbegroting voor de plundering van de bevolking van het eigen land met behulp van de belastingen en voor het verkrijgen van staatsopdrachten, die hen reusachtige winsten opleveren. De burgerlijke staat betaalt de grote ondernemers grote sommen geld als subsidies onder het mom van ‘bevordering van economische initiatieven’. Als voor een monopolie het gevaar van bankroet dreigt, dan versterkt de staat de middelen voor de dekking van de verliezen; de belastingschulden van het monopolie aan de staat worden kwijtgescholden.

De ontwikkeling van het staatsmonopoliekapitalisme neemt vooral toe in de periode van de voorbereiding en het voeren van imperialistische oorlogen. Lenin noemde het staatsmonopoliekapitalisme een gevangenis voor de arbeiders en een paradijs voor de kapitalisten. De regeringen van de imperialistische landen geven de monopolies reusachtige orders voor de levering van wapens, installaties en levensmiddelen, bouwen op kosten van de staat oorlogsindustrieën die ze overdoen aan de monopolies en leggen oorlogsleningen op. Tegelijkertijd wentelen de burgerlijke staten alle lasten van de bewapening af op de werkende bevolking. Dit alles levert de monopolies enorme winsten op.

De ontwikkeling van het staatsmonopoliekapitalisme leidt allereerst tot de versnelling van de kapitalistische vermaatschappelijking van de productie, die de materiële voorwaarden schept voor de overgang van het kapitalisme naar het socialisme. Lenin wees erop dat het staatsmonopoliekapitalisme de meest volledige materiële voorbereiding van het socialisme is.

De ontwikkeling van het staatsmonopoliekapitalisme leidt in de tweede plaats tot een toename van de relatieve en absolute verarming van het proletariaat. Met behulp van de staatsmacht drijven de monopolies de uitbuitingsgraad van de arbeidersklasse, de boerenstand en brede lagen van de intelligentsia op iedere mogelijke wijze op; dat leidt onvermijdelijk tot een aanzienlijke verscherping van de tegenstellingen tussen uitgebuitenen en uitbuiters en tot een versterkte strijd van het proletariaat en andere lagen van de werkende bevolking voor de vernietiging van het kapitalisme.

In hun streven om de onderschikking van de burgerlijke staat aan de kapitalistische monopolies te verbergen, beweren de verdedigers van het kapitalisme dat de staat de beslissende kracht in de economie van de kapitalistische landen zou vormen en in staat zou zijn om de nationale economie volgens een plan te besturen. In werkelijkheid echter kan de burgerlijke staat de economie niet planmatig besturen, omdat deze zich niet in zijn handen bevindt, maar in de handen van de monopolies. Iedere poging tot ‘regulering’ van de economie in het kapitalisme door de staat zijn gedoemd te mislukken, omdat het economische leven wordt bepaald door als een natuurkracht werkende wetten.


De wet van de ongelijkmatigheid van de economische en politieke ontwikkeling van de kapitalistische landen in de periode van het imperialisme en de mogelijkheid van de overwinning van het socialisme in één land. In het kapitalisme kunnen de afzonderlijke bedrijven en bedrijfstakken in een bepaald land zich niet gelijkmatig ontwikkelen. De concurrentie en de anarchie van de productie bepalen dat de kapitalistische economie zich ongelijkmatig ontwikkelt. In het voormonopolistische tijdperk ontwikkelde het kapitalisme zich evenwel over het algemeen in stijgende lijn. De productie was over een groot aantal bedrijven opgedeeld en er heerste vrije concurrentie; monopolies waren er niet. Het kapitalisme kon zich nog relatief gelijkmatig ontwikkelen. Het ene land haalde het andere pas in na lange tijd. Op de wereld waren er toentertijd nog grote gebieden, die nog door niemand bezet waren. Het verliep zonder oorlogen op wereldschaal.

De situatie veranderde ingrijpend met de overgang naar het monopoliekapitalisme. Het hoge ontwikkelingsniveau van de techniek bood de jonge landen de mogelijkheid om snel, sprongsgewijs de oude rivalen in te halen en voorbij te streven. De landen die later dan de andere de weg van de kapitalistische ontwikkeling betreden, maken gebruik van de behaalde resultaten van de technisch geavanceerde machines, productiemethoden enzovoort. Anderzijds ontstond in de oude landen eerder dan in de jonge landen de heerschappij van de monopolies, waaraan de tendens tot parasitisme, tot verrotting en tot stagnatie van de techniek eigen is. Hieruit komt de snelle, sprongsgewijze ontwikkeling van sommige landen en de stagnatie in de groei van andere landen voort. Deze sprongsgewijze ontwikkeling wordt ook door de kapitaalexport buitengewoon versterkt. Het ene land is in staat het andere land voorbij te streven, het van de markten te verdringen en met wapengeweld de herverdeling van de reeds verdeelde wereld af te dwingen. In de periode van het imperialisme is de ongelijkmatigheid van de ontwikkeling van de kapitalistische landen de beslissende factor in de imperialistische ontwikkeling geworden.

De economische krachtsverhouding tussen de imperialistische mogendheden verandert bijzonder snel. Ook de militaire krachten van de imperialistische staten nemen ongelijkmatig toe. De veranderde economische en militaire krachtsverhouding botst onvermijdelijk met de bestaande verdeling van koloniën en invloedssferen. De strijd om de herverdeling van de reeds verdeelde wereld ontbrandt. Het beproeven van de werkelijke sterkte van deze of gene imperialistische groep heeft bloedige en vernietigende oorlogen tot gevolg.

In 1860 nam Engeland in de industriële productie van de wereld de eerste plaats in; Frankrijk kwam op de tweede plaats. Duitsland en de Verenigde Staten waren toen nog maar pas op het wereldtoneel verschenen. Er ging een tiental jaren voorbij en een snel groeiend jong kapitalistisch land, de Verenigde Staten streefde Frankrijk voorbij en nam zijn plaats in. Na weer een tiental jaren had de Verenigde Staten ook Engeland voorbijgestreefd en de eerste plaats in de industriële productie van de wereld ingenomen; Duitsland streefde Frankrijk voorbij en nam de derde plaats in achter de Verenigde Staten en Engeland. Aan het begin van de 20e eeuw had Duitsland Engeland verdrongen en de tweede plaats achter de Verenigde Staten veroverd. Door veranderingen in de krachtsverhouding van de kapitalistische landen wordt de wereld in twee vijandelijke imperialistische kampen opgedeeld en er ontstaan wereldoorlogen.


Ten gevolge van de ongelijkmatigheid van de ontwikkeling van de kapitalistische landen in de periode van het imperialisme kan het wereldkapitalisme zich niet anders ontwikkelen dan door middel van crises en catastrofale oorlogen. De verscherping van de tegenstellingen in het kamp van het imperialisme en de onvermijdelijkheid van militaire botsingen leiden ertoe dat de imperialisten wederkerig verzwakt worden. Het wereldfront van het imperialisme wordt gemakkelijk kwetsbaar voor de proletarische revolutie. Daardoor kan de keten van het imperialistische front op zijn zwakste schakel doorbroken worden, op het punt waar zich de gunstigste voorwaarden voor de overwinning van het proletariaat hebben ontwikkeld.

De ongelijkmatigheid van de economische ontwikkeling in het tijdperk van het imperialisme bepaalt ook de ongelijkmatigheid van de politieke ontwikkeling, hetgeen betekent dat de politieke voorwaarden voor de overwinning van de proletarische revolutie in de verschillende landen op verschillende momenten tot rijping komen. Tot deze voorwaarden behoren vooral de scherpte van de klassentegenstellingen en het ontwikkelingsniveau van de klassenstrijd, het niveau van het klassenbewustzijn, de politieke organisatie en de revolutionaire vastbeslotenheid van het proletariaat evenals zijn vaardigheid om de brede massa’s van de boerenstand aan zijn kant te trekken en te leiden.

De wet van de ongelijkmatigheid van de economische en politieke ontwikkeling van de kapitalistische landen in het tijdperk van het imperialisme vormt het uitgangspunt van de leninistische leer van de mogelijkheid van de overwinning van het socialisme allereerst in enige landen of zelfs in één land.

Marx en Engels kwamen rond het midden van de 19e eeuw bij de analyse van het voormonopolistische kapitalisme tot de conclusie, dat de socialistische revolutie slechts tegelijkertijd in alle of in de meeste beschaafde landen kan overwinnen. In het begin van de 20e eeuw, vooral in de periode van de Eerste Wereldoorlog, was de situatie echter grondig veranderd. Het voormonopolistische kapitalisme was overgegaan in monopoliekapitalisme. Het opkomende kapitalisme was veranderd in het neergaande, in het stervende kapitalisme. De oorlog onthulde de ongeneeslijke zwakten van het imperialistische wereldfront. Tegelijkertijd bepaalt de wet van de ongelijkmatige ontwikkeling dat in de verschillende landen op verschillende momenten de proletarische revolutie tot rijping komt. Uitgaande van de wet van de ongelijkmatigheid van de ontwikkeling van het kapitalisme in het tijdperk van het imperialisme, kwam Lenin tot de conclusie dat de oude formulering van Marx en Engels niet meer overeenkwam met de nieuwe historische voorwaarden, dat onder de nieuwe voorwaarden de socialistische revolutie zeker wel in één enkel land kan overwinnen en dat de gelijktijdige overwinning van de socialistische revolutie in alle landen of in het merendeel van de beschaafde landen onmogelijk is vanwege de ongelijkmatige rijping van de revolutie in deze landen.

“De ongelijkmatigheid van de economische en politieke ontwikkeling”, schreef Lenin, “is een onvoorwaardelijke wet van het kapitalisme. Hieruit volgt dat de overwinning van het socialisme allereerst in enkele kapitalistische landen of zelfs in één enkel afzonderlijk land mogelijk is.”[77]

Dat was een nieuwe, afgeronde theorie over de socialistische revolutie, die door Lenin werd ontwikkeld. Ze verrijkte het marxisme en ontwikkelde het verder, verschafte de proletariërs van de afzonderlijke landen een revolutionair perspectief, gaf ruim baan aan de impulsen voor de stormaanval op de bourgeoisie van het eigen land en staalde het geloof in de zege van de proletarische revolutie.

In de periode van het imperialisme wordt de vorming van het kapitalistische systeem van de wereldeconomie voltooid; in samenhang daarmee worden de afzonderlijke landen veranderd in schakels van een en dezelfde keten. Het leninisme leert dat onder imperialistische verhoudingen de socialistische revolutie niet onvoorwaardelijk het eerst overwint in de landen waar het kapitalisme het meest ontwikkeld is en het proletariaat de meerderheid van de bevolking vormt, maar vooral in de landen die een zwakke schakel zijn in de keten van het wereldimperialisme. De objectieve voorwaarden voor de socialistische revolutie zijn in het hele systeem van de kapitalistische wereldeconomie rijp geworden. Onder deze voorwaarden kan het bestaan van industriële ontwikkelingslanden in dit systeem geen hindernis voor de revolutie vormen. Voor de overwinning van de socialistische revolutie is in het betreffende land een revolutionair proletariaat en een proletarische voorhoede noodzakelijk, die aaneengesloten is in een politieke partij, evenals een serieuze bondgenoot zoals de boerenstand, die in staat is het proletariaat te volgen in de beslissende strijd tegen het imperialisme.

In het tijdperk van het imperialisme, waarin de revolutionaire beweging in de gehele wereld aangroeit, verbindt de imperialistische bourgeoisie zich met alle reactionaire krachten en buit op alle mogelijke manieren de overblijfselen van de lijfeigenschap uit ter verhoging van haar winsten. Dientengevolge kunnen de verhoudingen van de lijfeigenschap niet anders dan door de vastbesloten strijd tegen het imperialisme uit de weg worden geruimd. Onder deze voorwaarden heeft het proletariaat de hegemonie (leiderschap) in de burgerlijk-democratische revolutie en schaart de massa’s van de boerenstand om zich heen voor de strijd tegen de verhoudingen van de lijfeigenschap en de imperialistische koloniale onderdrukking. Naarmate de antifeodale taken en de taken van de nationale bevrijding vervuld worden, gaat de burgerlijk-democratische revolutie over in de socialistische revolutie.

In de periode van het imperialisme groeit in de kapitalistische landen de verontwaardiging van het proletariaat, hopen de bestanddelen van de revolutionaire explosie zich op en komt in de koloniale en afhankelijke landen de bevrijdingsoorlog tegen het imperialisme tot ontwikkeling. De imperialistische oorlogen om de herverdeling van de wereld verzwakken het systeem van het imperialisme en versterken de tendensen tot vereniging van de proletarische revoluties in de kapitalistische landen met de nationale bevrijdingsbeweging in de koloniën.

De proletarische revolutie die in één enkel land heeft overwonnen, is tegelijkertijd het begin van de socialistische wereldrevolutie en een sterke basis voor de verdere ontplooiing ervan. Lenin voorzag op wetenschappelijke wijze dat de wereldrevolutie zich zal ontwikkelen doordat een reeks van nieuwe landen zich door revolutie zal losmaken van het systeem van het imperialisme, waarbij het proletariaat van deze landen ondersteund wordt door het proletariaat van de imperialistische landen. Het proces van het losmaken van een reeks van nieuwe landen van het imperialistische systeem zal des te sneller en grondiger gebeuren, naarmate het socialisme zich grondiger zal realiseren en versterken in het eerste land van de zegevierende proletarische revolutie.

“De uitslag van de strijd”, schreef Lenin in 1923, “hangt in laatste instantie af van het feit dat Rusland, India, China enzovoort de gigantische meerderheid van de wereldbevolking vormen. Juist deze meerderheid van de bevolking wordt dan ook in de laatste jaren met buitengewone snelheid betrokken in de strijd voor haar bevrijding, zodat er in dit opzicht geen spoor van twijfel over kan bestaan hoe de uiteindelijke beslissing van de wereldstrijd zal uitvallen. In deze zin is de uiteindelijke overwinning van het socialisme volledig en onvoorwaardelijk zeker.”[78]

_______________
[74] V.I. Lenin, Der Imperialismus und der Spaltung des Sozialismus, Werke, bd 23, p. 102, V.I. Lenin, Het imperialisme en de scheuring in het socialisme, Keuze uit zijn werken, deel 2, p. 375.
[75] V.I. Lenin, Zivilisierte Barbarei, Werke, bd. 19, p. 380. V.I. Lenin, Geciviliseerde barbaarsheid; zie V.I. Lenin, 4e editie, deel 19, p. 349, Russ. uitgave.
[76] V.I. Lenin, Werke, Russ. uitgave, deel 23, p. 13.
[77] V.I. Lenin, Über die Losung des Vereinigte Staten von Europa, Werke, bd. 21, p. 345. V.I. Lenin, Over de leuze van de Verenigde Staten van Europa, Keuze uit zijn werken, deel 2, p. 221.
[78] V.I. Lenin, Lieber weniger, aber besser, Werken bd. 33, p. 488, V.I. Lenin, Liever minder, maar beter, Keuze uit zijn werk, deel 3, p. 499.