Jan Cap
In naam van mijn klasse
Hoofdstuk 11


11. De vakbondsmoord

Na de staking gaf Van den Eynden toe dat hij, samen met de provinciale secretaris van de CCMB (ACV-metaal), verscheidene keren bij Saverijs op bezoek was geweest. Wat daar besproken werd, waartoe ze zich verbonden hadden, zou snel duidelijk worden.

De staking was nog maar net gedaan, toen bekend raakte dat Cockerill Yards zware problemen had. De werf ging failliet. 2000 arbeiders, waaronder een hele groep strijdbare militanten stonden op straat. Voordien hadden ze de arbeiders nog voor die valse keuze gesteld: inleveren of anders kan de werf de crisis niet overleven. Terwijl de beslissing om de werf te sluiten al genomen was van hogerhand. Alsof de inlevering van de arbeiders maar iets aan de situatie had kunnen veranderen. De vakbondsleiders hebben herhaalde malen geprobeerd de mensen te overtuigen van het nut van de inlevering. Ze hebben dat elke keer principieel geweigerd. Georges Debunne heeft hen daarvoor trouwens nog gefeliciteerd.

23 augustus 1982. Acht van onze beste militanten worden door Vandenbussche, de plaatselijke CCMB-secretaris uitgenodigd een ‘open gesprek over de moeilijkheden binnen de kern’. Het was ‘vertrouwelijk, alles bleef tussen hen, iedereen kon dus vrijuit spreken’.

Een paar weken later, op 16 september, roept Vandenbussche de kern bijeen. Hij leest er een nota voor van 8 bladzijden lang. Hij beroept zich op die fameuze vergadering van 23 augustus om te stellen dat:
- Jan Cap moet ‘afscheid nemen’ en geen kandidaat meer kan zijn bij de verkiezingen;
- De CCMB zijn ‘eigen boontjes nu gaat doppen’. Samenwerking met het ABVV en met René Stroobant is vanaf nu uit den boze;
- Er voortaan gewerkt moet worden volgens de richtlijnen van de organisatie. Het moet nu eens afgelopen zijn met het vallen over ‘futiliteiten’ en het werken met ‘subtiel uit de hoek gehaalde principes’;
- Er geen vrije déléguéverkiezingen meer zullen zijn, er voortaan mandaten gecumuleerd mogen worden.
- We ons geen ‘syndicale avonturen meer kunnen permitteren tegenover de crisis in de scheepsbouw.’ ‘In plaats van bekritiseren en eindeloos confereren, zullen we ons correct moeten inzetten’.

Na zijn inleiding las hij zij fameuze tekst voor:

‘Wij gaan er geen doekjes om doen en meteen starten met misschien het meest, op menselijk vlak gezien, triestige probleem van onze hoofdafgevaardigde. Jan zal nooit kunnen ontkennen dat wij in persoonlijke en toevallige gesprekken herhaaldelijk hebben gewezen op het feit dat ‘anderen’ bepaalde van zijn uitspraken en houdingen eenvoudig niet konden nemen. Ook dat wij, tot zover wij konden, hem niet alleen hebben verdedigd maar tevens ook de hand boven het hoofd hielden. (...)

Als organisatie kunnen en willen wij het niet nemen dat een hoofdafgevaardigde die ons vertegenwoordigt op een van de belangrijkste ondernemingen, zichzelf en meteen ook zijn organisatie, door zijn houding en uitspraken, in een dusdanig daglicht stelt dat wij t.o.v. patroons en eigen vakbondsmensen niet de minste ‘spreek’ meer hebben. (...)

Ik verklaar hierbij openlijk dat het geenszins mijn bedoeling is om t.o.v. Jan aan koppensnellerij te doen. Zijn hoofd zal vandaag niet vallen.

Maar anderzijds dient openlijk gesteld dat ik, geplaatst voor mijn verantwoordelijkheid ter zake, onmogelijk nog langer de hand boven zijn hoofd kan houden.

Dit wil ook zeggen dat wij de komende maanden Jan zelfde kans geven tot het in dit geval passende besluit te komen.

Indien Jan echter meent op deze handreiking om op eerbare wijze afscheid te nemen, niet te kunnen ingaan, dan zeggen wij nu reeds in alle klaarheid en om alle mogelijke gissingen ter zake te vermijden dat vanaf de volgende sociale verkiezingen de kandidatuur van Jan niet meer op onze lijsten zal kunnen voorkomen. Dit is een gegeven dat vaststaat. Welke ook de gevolgen en de aard van die gevolgen kunnen zijn.

(...)

Een tweede delicaat probleem is dat van de onderlinge verhouding tussen de eigen militanten en de verhouding met de militanten van andere vakbonden.

Ik heb u op vergaderingen als deze regelmatig verwittigd dat een ‘open’ en ‘onbeperkt’ vertrouwen in militanten van andere vakbonden tot problemen zou leiden. Ik wees u op het feit dat ik ondervond dat men van ‘gene’ zijde niet altijd even ‘open’ en ‘eerlijk’ tegenover ons speelde.

Meestal hebt u deze verwittigingen schokschouderend afgedaan of verantwoord met verklaringen omtrent onderlinge vriendschap, gemeenschappelijk belang en arbeiderssolidariteit. (...)

Onze houding zal er in de komende tijd dan ook een zijn van ‘Eigen boontjes doppen’. Dit wil zeggen dat wij voor onszelf zullen uitmaken welke eventuele zaken of bijeenkomsten ‘samen’ kunnen behandeld of gehouden worden. Alle andere, aldus door ons niet uitgemaakte ‘samenhokkerij’ is voor ons van nul en gener waarde en heeft t.o.v. onze organisatie geen enkele bindende kracht. (...)

Het moet echter duidelijk zijn: Van nu af aan gaan wij ook op dit punt, als CCMB onze eigen weg.

Vrienden militanten. Vakbondsmilitant zijn is iets anders dan militeren voor een of andere ongestructureerde, geen verantwoordelijkheid dragende, beweging of club.

U moet beseffen dat u een mandaat draagt, u weliswaar ‘toegestemd’ door uw medearbeiders, maar dat aan de naam van uw organisatie verbonden is. Dat wil dus duidelijk zeggen dat u gehouden zijt datgene wat uw organisatie u meent te moeten voorhouden, naar best vermogen en misschien tegen het eigen inzicht in, uit te voeren. Ook al kost dit moeite. Zoniet maakt men ‘misbruik’ van zijn mandaat. (...)

Herhaaldelijk heb ik moeten vaststellen dat sommige mandaatdragers onder u, voor zij een standpunt durven innemen, simpel naar de ogen van een ander kijken om te zien wat die doet of zou doen: een gebrek aan zelfstandigheid en een blijk van futloosheid of gebrek aan ruggengraat. (...)

Maar het is een feit, of we dit nu graag horen of niet, dat wij op dit ogenblik t.o.v. de werfdirectie geen enkele ‘spreek’ meer hebben. Dat zij, zonder dat wij ook maar uit ons hok kunnen komen, haar wil en haar ideeën doordrukt. Ik geloof niet dat wij tot de directie daarover een verwijt kunnen richten. Veeleer moeten wij ons afvragen of wij hen daar niet zelf de troeven voor in handen hebben gespeeld.

Of is het niet zo dat u om futiliteiten en subtiel uit de hoek gehaalde principes, op een bepaald ogenblik zelf de werking van de ingestelde subcomité’s onmogelijk maakte?

In plaats van tijd en energie te verbeuzelen aan urenlange discussies ware het veel beter om vanuit de gewijzigde economische situatie van de scheepsbouw zelf wat meer tijd te besteden aan het veel verder vooruitzien naar de mogelijke gevolgen van het innemen van een bepaalde houding of standpunt. Op die manier zal dan voorkomen worden dat u uw vinger tot aan de elleboog in het eigen oog gestoken hebt.

(...)

Is het te verwonderen dat een directie bij machte is ons ‘syndicaal’ bijna monddood te maken als zij vaststelt dat enerzijds het syndicaat richtlijnen verstrekt, maar dat, op haar onderneming, bepaalde mandaatdragers van datzelfde syndicaat toch hun eigen ‘goestinkske’ doen? Hoe kan zij ons in die omstandigheden ernstig nemen?

De vraag kan zich stellen: waarom gaan de syndicaten met een dergelijke herstructurering akkoord?

In het verleden heb ik in dit midden herhaaldelijk melding gemaakt van de capaciteitsafbouw die zich in de ons omringende landen voltrok en dan ook voorspeld dat onze beurt uiteindelijk ook eens zou komen.

Toen wij in volle Cockerill-tribulaties zaten hebben wij, ook herhaaldelijk gewaarschuwd voor de gevolgen die een eventuele faling met zich kon brengen. De arbeiders-theologen en de ‘basisgroepen’ hebben toen hun schouders eens opgehaald of eens schamper gelachen. Zij wisten het immers toch weer beter. Spijtig genoeg komt alles uit zoals wij het voorspelden. Door het feit dat de staat zeer veel geld verloor aan de faling kon hij niets anders meer dan zich neerleggen bij en uitvoering geven aan de EEG richtlijn die de bouwcapaciteit drastisch vermindert.

(...)

Wij zitten dus economisch en syndicaal in een zeer broze en slechte toestand.

Door herhaalde en vertrouwelijke contacten met mensen die het goed weten maar het tevens ook goed met ons menen kunnen wij voor volle waarheid bevestigen:

- Dat de sector onmogelijk meerdere kosten kan dragen zoniet komen er in het geheel geen bestellingen meer of zouden de in het vooruitzicht gestelde contracten zeer gemakkelijk naar lage loonlanden kunnen worden overgeplaatst;

- Dat wij syndicaal zeer voorzichtig moeten zijn en ons in geen enkel geval enig avontuur, zelfs niet het allerkleinste, mogen ‘veroorloven of onze voeten ‘scheef’ zetten. Zoniet laat men ons eenvoudig lopen. De directie is ingedekt, wij en onze mensen niet.

- Dat wij ons ten allen prijze moeten hoeden voor daden die verlies voor de onderneming kunnen betekenen en op onze rekening zou kunnen geschoven worden. Iedere honderdduizend frank méér verlies betekent, hoe catastrofaal dat ook klinkt, een week dichter bij het totale verlies van onze werkgelegenheid.

In die context dient het vandaag reeds duidelijk gesteld dat er zeer weinig hoop dient gesteld in het realiseren van een algemene maatregel om op 55 jaar op prepensioen te kunnen gaan of om nieuwe zaken te verkrijgen.

Wij zullen onze belofte t.o.v. de S.D. dat wij de kwestie van de 55 jaar op het passende tijdstip met de directie zullen bespreken zeker nakomen.

Indien wij echter niet lukken moet vandaag reeds gezegd zijn en dient het voor u duidelijk te zijn dat onze organisatie niet de minste actievorm zal aanwenden, steunen of erkennen die rond deze kwestie zou kunnen vooropgesteld worden of ontstaan. Dit is oor ons nu reeds een vaststaand gegeven.

In gans deze aangelegenheid van economische en structurele broosheid en onzekerheid voor onze mensen, zal onze houding, als organisatie, er in de komende maanden dan ook een zijn van grote voorzichtigheid en afstand nemen van eventuele strakke standpunten van anderen.

Onze morele verantwoordelijkheid voor het beveiligen van de ‘Job’ van onze mensen gaat veel verder en is ons veel heiliger dan ‘Getheoretiseer’ over politieke en structurele samenlevingsvormen. Voor dit laatste is de toestand in de sector veel te ernstig en zeker niet gepast, voor dat eerste worden wij betaald.

Tot hier deze misschien op sommige ogenblikken harde en verstrekkende uiteenzetting en toelichting.

Wij hebben zonder ook maar eenmaal een blad voor de mond te nemen een realistische en zeer ernstige situatie geschetst. Probleem per probleem hebben wij behandeld en er, namens de organisatie, het genomen besluit aan toegevoegd.

Het ene probleem is niet los te koppelen van het andere. Het ene besluit is niet mogelijk zonder het andere. Naar de vermelde besluiten zullen wij handelen. Zij zijn immers genomen na ernstig, uitgebreid en diepgaand onderzoek en overwegen. O.i. staat het onwrikbaar vast dat alleen de uitvoering van deze besluiten uiteindelijk kunnen leiden tot de meest verantwoorde belangenverdediging van onze mensen in de scheepsbouw en tot de best uitgebouwde vertegenwoordiging van onze organisatie.

Juist daarvoor zijn wij geen harde standpunten uit de weg gegaan. U kunt nu kritiek op alles gaan spuien. Kritiek is toch zo goedkoop en vervangt veelal de moed om zaken door te zetten die echt moeten.

Even goedkoop zijn bodemloze ‘beschouwingen’ die toch nooit tot realistische oplossingen leiden. Ik wenste mij in deze aangelegenheid dan ook niet de rol van een ‘theoloog’ toe te meten. Wij zijn zover gekomen dat wij ‘kritiek’ en ‘beschouwingen’ vervangen door één enkele ‘rechte’ lijn.

Een lijn waar, in de moeilijke periode die voor de deur staat, diegenen die het met de eigen organisatie nog goed voor hebben, elkaar meer dan nodig zullen hebben.

Diegenen onder u die menen deze lijn niet te kunnen volgen zouden op hun beurt nu ook eens de ‘openheid’ en de ‘moed’ aan de dag moeten kunnen leggen en ‘uit de boot’ stappen.

Dank u.’

Iedereen was versteld. De 8 mensen van 23 augustus voelden zich op de meest smerige manier misbruikt. Er kwam zo’n sterke, hevige reactie dat Vandenbussche de vergadering moest verlaten. Die tekst maakte plots duidelijk dat heel ons syndicalisme opgeofferd moest worden om de sanering van de scheepsbouw mogelijk te maken. Het was een regelrechte veroordeling van onze staking. Alle principes, waar we jarenlang voor gevochten hadden, werden opzij geschoven. De eenheid waar we zo hard aan gewerkt hadden, werd ons verboden. En dan die laster, die leugens, die intimidatie, het gooien met modder, ...

Hoe ze iemand op die manier af wilden maken, ... Het was bijna niet te geloven, maar toch waar. En het is goed om te onthouden. Want veel militanten die zich inzetten en proberen correct te werken, zullen ermee geconfronteerd worden, en zullen dan in staat moeten zijn om rechtop te blijven staan.

De groep reageerde heel sterk en eiste een gesprek waar ik wél bij zou zijn. Dit werd geweigerd. Op 11 oktober kreeg ik dan uiteindelijk toch de kans om me, in aanwezigheid van de hele kern, te verdedigen. Ik heb daar een pleidooi gegeven voor alles wat we al gerealiseerd hadden. Ik heb ons werk, onze mensen, onze principes verdedigd. Ik heb de video over de staking gebruikt om te bewijzen hoe juist en hoe principieel onze mensen wel waren. Ik heb Vandenbussche daar geconfronteerd met wat hij zelf verklaard had, tijdens de staking. Hij, die anders nooit zweeg, zei nu niets en liep weg, zonder één woord van verantwoording.

We bleven ondertussen hopen dat de eerlijkheid en de rede het zouden halen. Dat we de zaak intern konden oplossen. We waren naïef, maar zo zagen we het toen.

Op 18 oktober deelden we een pamflet uit aan de arbeiders:

‘Vrienden, kameraden arbeiders, als militanten zullen wij alle inspanningen blijven doen om de maatregel tegenover Jan teniet te doen en desnoods samen met u de passende besluiten te nemen.’

De arbeiders waren ontsteld. Na de manier waarop de staking gebroken werd, nu dit? Hoe moet een arbeider dat allemaal verwerken? Maar de militanten namen een moedige beslissing. Ze weigerden zich kandidaat te stellen voor de sociale verkiezingen zolang de zaak Cap niet geregeld was. 26 van de 34 militanten tekenden de brief waarin dit besluit aan de CCMB werd gemeld. Maar de leiding wou niet wijken: de kern werd ontbonden. We trokken naar het huis van Vandenbussche. In alle rust. Maar hij sprak later van bedreigingen, huisvredebreuk, ondermaatse technieken, ... Tot in het oneindige werden plaatselijke en nationale instanties aangeschreven en verzocht om een gesprek. We wilden, met de hele groep, ons syndicalisme verdedigen, de leugens en verdachtmakingen teniet doen en weerleggen.

Ondertussen was de zaak ook naar buitenuit bekend geraakt. Een hele beweging kwam los. Allemaal mensen die het goed meenden met de vakbond en diep geraakt waren. ‘Vakbond en democratie’ werd de naam van iedereen die deze schande ongedaan wou maken. Op 16 december werd ik uitgenodigd op het dagelijkse bestuur van de CCMB-Waasland. Om kwart over negen ben ik daar en doen ze me het volgende voorstel:

‘1. De CCMB verbindt zich er toe bij de aanstaande sociale verkiezingen Jan Cap als laatste plaatsvervangende syndicaal afgevaardigde aan te duiden.

2. Van zijn kant verbindt Jan Cap er zich toe, in geen enkele omstandigheid, de taak van effectief afgevaardigde gedurende de vier jaar na de eerstkomende sociale verkiezingen uit te oefenen.

3. Door zijn handtekening erkent Jan Cap dat niet-naleving van voorgaande verbintenis en de uiterst stipte naleving van de door hem reeds op 28.2.75 ondertekende verbintenis (het memorandum) de onmiddellijke en onvoorwaardelijke uitsluiting als militant voor gevolg heeft.

4. Bij akkoord met voornoemde 3 bepalingen zal de CCMB Jan Cap op het passend ogenblik, voordragen als kandidaat-voorzitter van het Fonds Inkomenszekerheid en de Steunkas op Boelwerf.

Het Bestuur van het beroepsverbond is van oordeel dat een niet akkoord gaan met wat vooraf gaat de schrapping als militant van de CCMB-ACV voor gevolg heeft.’

Ik moest onmiddellijk antwoorden. Stel je je die situatie eens voor: weken lang hadden wij geduld gehad, brieven geschreven, argumenten opgesomd. En nu moest ik onmiddellijk antwoorden. Ik had mijn eigen opvatting, heel duidelijk. Elke militant is gelijk voor de wet en moet democratisch door de arbeiders verkozen kunnen worden. Mij ‘aanduiden’ was een kruis maken over de vrije verkiezingen waar we zoveel jaren voor gevochten hadden. En me als ‘laatste syndicale plaatsvervanger’ aanduiden, kwam er op neer dat ze me, om een voetbalterm te gebruiken, als laatste reserve op de bank zetten en mijn voeten afkappen. En dat ik de zekerheid had, dat ik nooit meer zou spelen. Maar mijn eigen idee over de zaak was niet beslissend. We hadden altijd alle beslissingen in de groep genomen. De militanten hadden al onvoorstelbare daden van solidariteit gesteld. Het antwoord was aan hen. Niemand kon hen dat recht ontnemen. Dat heb ik daar als antwoord gegeven. Om 10 u ben ik weggegaan. Naar de mannen. En die hebben unaniem gezegd: ‘Jan, dat voorstel kunnen wij niet aannemen. Ook al kost het ons onze kop.’ Zij hebben dat beslist. En terecht.

De CCMB-nationaal verspreidde een pamflet: ‘De waarheid verplicht ons’, op 15.000 exemplaren. De laster, de leugens en de politieke bedoelingen uit de nota van Vandenbussche werden er in overgenomen en massaal verspreid. Met de militanten hebben we daar een antwoord op gemaakt: ‘Open en bloot’. Daaruit een paar passages:

‘Robert, op waarheden wens ik mij te verantwoorden, maar het liefst op een algemene vergadering op Boelwerf. Ik daag u uit open en bloot dat allemaal te komen voorlezen en zeggen wat gij op 16 september medegedeeld hebt op de militantenvergadering. Anderzijds blijf ik rustig en wens mij niet te verliezen op roddels, halve waarheden en leugens. Want het is bij u allemaal ‘van horen zeggen’ en daar hoort ge veel leugens, of niet soms? Robert, zou het nu toch zo zijn dat er over mijn twintig jaar syndicale inzet niets goeds is te vertellen? Of moet gij een zondebok vinden om alles dat door de vakbonden is gedaan en misgelopen in mijn schoenen te schuiven? Heeft men u zo sterk onder druk gezet op de vele vergaderingen in Brussel over de herstructurering en fusie van de zeescheepsbouw dat gij Pilatus moet spelen? En ja, de naam CAP is kort en spreekt gemakkelijk uit. Ik krijg de indruk dat gij mij eigenlijk hebt laten schaduwen. Praktijken die een dictatuurstaat ook worden toegepast. Maar er staan in uw ‘Waarheid’ ongelooflijk veel missingen en leugens. Gij zult u moeten bedienen van specialisten zoals CIA.

Robert, u beschrijft het als een misdaad dat ik in mijn vrije tijd mij inzet , als vrijwilliger, belangloos, voor de arbeiders, de dopper en de kleine man. In uw ‘Waarheid’ spuit gij uw gal uit over al wat progressief en links is: socialisten, communisten, marxisten, morgen misschien tegen de boeddhisten of evangelisten. Eén zaak is zeker, dat gij specialist zijt in het plakken van etiketten van verdachtmakingen op mensen. Wat zei de Farizeeër ook weer toen hij ging bidden in de tempel? ‘Dat hij den besten was.’ Ge moet eens leren dat ne mens, ne mens is.

Hand in hand, kameraden.’ ... Robert, gedurende één van de acties op Boelwerf heb ik u in ’t Volkshuis nog wel ‘Hand in hand, kameraden, horen zingen. U gaf zelf nog de toon aan. Ik vraag mij af in welke hand gij vandaag uw hand legt. Mogen wij veronderstellen dat de vele vergaderingen die gij de laatste tijd gevoerd hebt in Brussel met politiekers, patronaat en vakbondsleiders u een losprijs hebben doen betalen. Namelijk: Jan Cap te liquideren, daarmee ook de syndicale werking te verlammen en de gemeenschappelijke werking boycotten.

Robert, in de hiërarchie van de vakbond zijt gij ook maar een kleine man. Ik heb daar nog begrip voor. Misschien zijn er machten die u beïnvloeden en gedwongen hebben. Het gezegde schiet niet op de pianist maar op de componist’ kunnen wij begrijpen. Maar u goedpraten als uitvoerder van een smerige daad en de manier waarop, kunnen we niet. U kan er zich niet van af maken met te zeggen ‘Bevel is bevel’. (...)

De CCMB ondermijnt haar eigen organisatie en handelt tegen de belangen van de arbeiders. De militantengroep van 27, samen met Jan Cap, moet heropgenomen worden om hun democratisch, strijdbaar syndicaal werk verder te zetten. Dat verwacht elke arbeider.

CCMB-ACV. Vakbondsleiders. Uw ‘Waarheid’ die gij aan 15.000 mannen en vrouwen hebt verspreid is walgelijk. Uw machtsmisbruik is angstwekkend voor de toekomst, omdat het ondemocratisch, onmenselijk en voor een christelijke organisatie onwaardig is. Uw daad zal afgekeurd worden door de arbeiders en militanten!! Het patronaat zal u proficiat wensen!! Hand in hand kameraden! Vakbondsleiders, in welke hand ligt de uwe? (...)

De slogan die gebruikt is op de betoging van 30/11/82 is niet goed en volledig weergegeven in het geschrift van de CCMB-leiding. Ter verduidelijking: Hij luidde als volgt: ‘Geen vagebonden, echte bonden, onze bonden’.

Onze arbeiders, en dus zeker ook wij, vinden dat de basismensen die er nog zijn, en dit niet enkel op de Boelwerf, worden uitgerangeerd en op een zijspoor worden gezet. Omdat men in crisissituaties het liefst alles stil heeft aan de basis. Maar dit is voor een leiding, als het haar bedoeling moest zijn, en zoiets kunnen wij slecht geloven, toch onhoudbaar. Dit is reeds bewezen in het nog niet zo lang voorbije verleden.

Zijn wij, als militanten links geweest? Hierop is ons antwoord: als wij ons als militanten belangloos en ten koste van veel vrije tijd inzetten volgens de methode ‘Zien — oordelen — handelen’, een methode die ons reeds vele malen werd voorgedaan en gepropageerd door de CCMB, is dit dan niet een opdracht die echt christelijk is? Waarom dan het verwijt dat wij links zijn? Wat is nu christelijk of wat is nu links?’

Op de werf organiseerden we een raadpleging onder de arbeiders. We stelden hen drie vragen:

1) Moet volgens u Jan Cap verkiesbaar zijn bij de volgende sociale verkiezingen?

2) Vindt u dat de 26 uitgesloten ACV-militanten zich terug kandidaat moeten stellen bij de volgende verkiezingen?

3) Vindt u dat er vrije verkiezingen voor de syndicale delegatie moeten zijn, zoals wij die de laatste verkiezingen hebben gekend?

De uitslag was duidelijk: over de drie vragen kregen we: 90,06 % ja, 5, 96 % nee en 3,97 % ongeldig.

Ondertussen bleven overal militanten protesteren. Er ging een ware schok door de christelijke arbeidersbeweging. Zo organiseerde ‘Vakbond en democratie’ op 19 februari een strijdmeeting in Brussel waar meer dan 1.000 mensen op af kwamen.

Daar heb ik het volgende gezegd: ‘Ik heb ooit eens in een jury gezeten voor een moordzaak. Wat is mij daar opgevallen? Ten eerste, alle gegevens werden nauwgezet voorgelegd. Ten tweede, de betrokkene werd degelijk aanhoord en ten derde de jury kon zelfstandig een oordeel uitspreken. Zo gebeurt het in het klassengerecht. Wel, ik betwijfel of dat kan in onze eigen vakbond. Ik spreek nu over het proces dat de vakbondsleiding tegen mij voert. Worden alle gegevens objectief voorgelegd? Wordt de betrokkene in alle eerlijkheid aanhoord? Kan de jury, dat zijn de arbeiders en de militanten beslissen? Ik stel vast dat de vakbondsleiding zich werkelijk de hersenen heeft moeten pijnigen om iets te vinden. Wie in de zaal heeft vanavond nog geen pintje gedronken? Als een vakbondsleider een pintje drinkt, zegt hij dat hij zich verfrist heeft. Wat hebben ze tegen mij gevonden? Jan Cap heeft een pintje gedronken, Jan Cap is op een vergadering brutaal geweest. Nee, dat soort zaken, op die toon, zelfs een patroon zou dat niet durven. Het is ondemocratisch, onmenselijk en ik zou eraan toevoegen, onchristelijk. Ik heb nu negenendertig jaar lang gewerkt in de christelijke arbeidersbeweging. Ik heb veel geleerd, veel ervaring opgedaan. Maar altijd als vrijwilliger, nooit heb ik mij laten binden door profijt, door gunsten, door alles wat wordt gebruikt om vakbondsmensen monddood te maken. Uit mijzelf ken ik niets, alles ben ik verschuldigd aan anderen.

Zij zeggen, Jan Cap had contacten met linkse organisaties. Ja, er zijn mensen die werken voor het socialisme en het communisme, wel, zonder hen zouden wij nog niet eens weten wat christen zijn werkelijk betekent. Wat betekent het dat men gelooft in een heilsboodschap?

Wij moeten weten wie de machten zijn op economisch, militair en politiek gebied, wat de kapitalistische productiewijze is. Als wij daar nu iets over weten dan is dat te danken aan vele kameraden, hier aanwezig, die werken voor het socialisme. Rondom ons stel ik vast dat het bewustzijn van de arbeiders fel verhoogt, maar dat ook de ontreddering toeneemt. De mensen stellen zich de vraag: met wie moeten wij meegaan? Voor welk programma?

Zeker, wij mogen niet alle vakbondsleiders op één lijn zetten, maar de uitzonderingen zijn toch weinig talrijk. Over ons werk op Boel beslissen zij boven ons, zonder ons, en tegen ons. Zoiets zouden wij niet aanvaarden van de economische machten, zoiets kunnen wij zeker niet aanvaarden van diegenen met wie wij aan hetzelfde front hebben gevochten. Eén van de mensen van de patroon heeft geschreven: “De grootste flater die wij hebben begaan, is dat wij Cap niet buiten hebben gesmeten in 1975”. Wel, die vuile karwei wordt vandaag opgeknapt door de vakbondsleiding. Zij zouden integendeel moeten leren hoe zij hun mensen moeten verdedigen, zoals de kapitalisten altijd hun mensen verdedigen. Zij spreken over inleveren. Welnu hier worden mensen ingeleverd door de vakbondsleiding. Zij hebben ons verweten mee te werken met “antisyndicale groepen”. Wie is vandaag, wie was altijd en wie zal altijd de sterkste antisyndicale groep zijn? Dat is het patronaat, zij zijn vandaag straatvechters geworden om de vakbonden uit te schakelen. Zij hebben nu psychologen, sociologen, advocaten. Zij hebben er veel geld voor over om onze werking te ondermijnen. Zij willen bekomen dat de syndicale afgevaardigden niet meer worden meegeteld onder de arbeiders. De vakbondsmensen zullen binnen het bedrijf niet meer bestaan, als men hen laat begaan. De vakbondsleiders hebben daar nog nooit over gedacht. De vakbond moet worden herdacht, de vakbond moet worden herboren. Zo kan het niet verder. De opvattingen, de structuren moeten worden herdacht. Het patronaat is de meest antisyndicale groep. Als de vakbondsleiding zichzelf respecteert, zou ze die acht bladzijden die ze tegen ons schreef, verscheuren. Zij is bezig de jonge mensen te demoraliseren, te verlammen. Zij ondermijnt zichzelf, zij maakt zichzelf kapot. Zo kan zij geen jonge mensen vinden die willen militeren, zo gaat zij veel mensen verliezen.

Wij hebben veel schone momenten gekend, veel overwinningen, maar soms was het ook zeer moeilijk. Aan de jongeren hier aanwezig zou ik willen zeggen: laat u nooit demoraliseren, wees nooit ontgoocheld. Doe altijd voort, organiseer u in de vakbond en ook erbuiten. Gij zult vele risico’s moeten lopen, maar één ding kan ik u zeggen, ge zult nooit alleen staan. Organiseer u in groepen, in de vakbond en ook erbuiten. Studeer veel en doe echte kennis op. En denk aan deze spreuk: “In het concert van het leven krijgt niemand een programma”.

Bij de sociale verkiezingen kwam het ACV op met de enkele militanten die zich van de groep gedistantieerd hadden en de leiding in alles waren gevolgd. Wij riepen de arbeiders op te kiezen voor die kandidaten die ons syndicalisme, dat van de staking van ’81, dat van heel die prachtige strijdgeschiedenis op Boel, verder wilden zetten. Het ABVV behaalde een klinkende overwinning en het ACV had slechts één verkozene in elk orgaan.

Na de sociale verkiezingen bleven we nog een tijdje bijeenkomen met onze groep. Maar stilletjes aan ging iedereen zijn eigen weg. We hadden op dat ogenblik te weinig een echt programma, te weinig precieze richting waarin we wilden werken om als groep te blijven samenkomen en onze rol te blijven spelen tegenover de arbeiders. Maar de meesten van hen zijn actief gebleven. Elk op zijn manier, tot vandaag. Ook voor mij was het een harde periode. Afgedankt worden door je patroon, dat is duidelijk. Maar afgedankt worden door de verantwoordelijken van je vakbond, dat snijdt diept. Het werd voor mij een periode van bezinning, van verder militeren, van zoeken naar een weg om met een nog grotere diepte en consequentie voor de arbeidersklasse te werken.